Page 249 of 410

3. Verwijder de beschermkap van de posi-
tieve(+)accupool. Trek de afdekking om-
hoog om deze te verwijderen.
4. Wanneer u de accu van een ander voertuig
gebruikt voor het starten met startkabels,
parkeer het voertuig dan zo, dat de accu
met de startkabels bereikbaar is, trek de
handrem aan en zorg ervoor dat de con-
tactschakelaar in de stand OFF staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen geen con-
tact kunnen maken. Hierdoor kan een
massaverbinding ontstaan met mogelijk
persoonlijk letsel als gevolg.
Starten met startkabels
WAARSCHUWING!
Als u deze procedure voor starten met
startkabels niet volgt, kan dit persoonlijk
letsel en schade aan eigendommen tot
gevolg hebben door het exploderen van de
accu.
LET OP!
Het niet opvolgen van deze procedure kan
leiden tot schade aan het laadsysteem van
het voertuig dat de starthulp biedt, of van
de auto met de lege accu.
OPMERKING:
Zorg er altijd voor dat ongebruikte uiteinden
van startkabels tijdens het aansluiten elkaar
of een van de voertuigen niet raken.
Wanneer uw voertuig vaak met behulp van
startkabels moet worden gestart, dient u de
accu en het laadsysteem door een erkende
dealer te laten testen.
LET OP!
Accessoires die op de aansluitcontacten zijn
aangesloten, ontvangen ook voedingsspan-
ning van de accu in de auto als u ze niet
gebruikt (bijv. mobiele apparatuur). Als u de
accessoires te lang aangesloten laat zonder
dat de motor draait, raakt de accu zo ver
ontladen dat de levensduur ervan afneemt
en/of de motor niet meer zal starten.
Kabels aansluiten
1. Sluit het einde van de pluskabel(+)van
de startkabel aan op de externe pluspool
(+)van de auto met de lege accu.
2. Sluit het andere einde van de pluskabel
(+)aan op de pluspool(+)van de
hulpaccu.
3. Sluit het einde van de minkabel(-)van de
startkabel aan op de minpool(-)van de
hulpaccu.
4. Sluit het andere einde van de minkabel(-)
aan op de externe minpool(-)van de auto
met de lege accu.
WAARSCHUWING!
Sluit de startkabel niet aan op de minpool
(-)van de lege accu. De vonk die daardoor
ontstaat kan de accu doen exploderen en
persoonlijk letsel veroorzaken. Gebruik
uitsluitend de voorgeschreven massa-
aansluiting; gebruik geen andere blootlig-
gende metalen onderdelen.
247
Page 250 of 410

5. Start de motor van het voertuig met de
hulpaccu. Laat de motor enkele minuten
stationair draaien en start dan de motor
van de auto met de lege accu.
LET OP!
Laat de motor van het voertuig met de
hulpaccu niet boven 2000 tpm draaien.
Dit heeft namelijk geen voordelen voor het
opladen, verspilt brandstof en kan de mo-
tor van het voertuig met de hulpaccu be-
schadigen.
6. Nadat de motor is gestart moeten de start-
kabels in omgekeerde volgorde worden
verwijderd:
Kabels loskoppelen
1. Koppel het einde van de minkabel(-)van
de startkabel los van de externe minpool(
-)van de auto met de lege accu.
2. Koppel de minkabel(-)van de startkabel
los van de minpool(-)van de hulpaccu.
3. Koppel het einde van de pluskabel(+)los
van de positieve(+)accupool van de
hulpaccu.4. Koppel het andere uiteinde van de plus-
kabel(+)van de startkabel los van de
externe pluspool(+)van de auto met de
lege accu.
5. Plaats de beschermkap weer op de ex-
terne pluspool(+)van de auto met de lege
accu.
TANKEN IN
NOODGEVALLEN
De trechter voor het doploze brandstofsys-
teem bevindt zich in de opbergruimte voor
het reservewiel. Als uw voertuig zonder
brandstof staat en moet worden bijgevuld
vanuit een jerrycan, plaatst u de trechter in
de vulhals om brandstof te kunnen bijvullen.
Raadpleeg voor meer informatie over het
doploze brandstofsysteem de paragraaf
"Brandstof tanken" in het hoofdstuk "Starten
en rijden".
OVERVERHITTING VAN DE
MOTOR
In elk van de hierna volgende gevallen kunt u
met de passende maatregelen de kans op
oververhitting verminderen.
• Op de grote weg — minder snelheid.
• In stadsverkeer: zet de versnellingsbak in
de stand NEUTRAL wanneer u stilstaat,
maar verhoog het stationair toerental niet
terwijl u door te remmen voorkomt dat het
voertuig gaat rollen.
OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om dreigende
oververhitting van de motor te voorkomen:
• Als de airco is ingeschakeld, schakel deze
dan uit. Het aircosysteem voert warmte af
naar het koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet.
• U kunt ook de temperatuurregelknop in de
hoogste stand zetten, de ventilatie in de
vloerstand zetten en de aanjagerschakelaar
in een hoge stand zetten. Zo ondersteunt
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
248
Page 251 of 410

het verwarmingssysteem de werking van de
radiateur bij het afvoeren van warmte uit
het koelsysteem.
WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige brandwon-
den veroorzaken. Als u stoom van onder de
motorkap hoort of ziet komen, mag u de
motorkap pas openen nadat de radiateur
voldoende is afgekoeld. Open nooit de vul-
dop van het koelsysteem als de radiateur
of het koelvloeistofreservoir heet is.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koelsys-
teem, kan dit leiden tot schade aan de auto. Als
de meternaald in de zone HOT ("H") staat, zet
dan de auto veilig stil langs de kant van de weg.
Laat de auto met uitgeschakelde airco statio-
nair draaien tot de meternaald weer in het
normale bereik staat. Als de meternaald in de
zone HOT ("H") blijft staan en u voortdurend
gongsignalen hoort, zet de motor dan direct af
en waarschuw de wegenwacht.
HANDMATIGE
PARKEERONTGRENDELING
WAARSCHUWING!
Zorg altijd dat het voertuig niet weg kan
rollen, door de handrem stevig aan te trek-
ken voordat u de handmatige parkeeront-
grendeling inschakelt. Bovendien moet u
op de bestuurdersstoel zitten met uw voet
stevig op het rempedaal als u de handma-
tige parkeerontgrendeling inschakelt.
Wanneer u de handmatige parkeerontgren-
deling inschakelt, kan het voertuig wegrol-
len als u de handrem niet hebt aangetrok-
ken of als het voertuig niet correct aan een
sleepvoertuig is gekoppeld. Wanneer de
auto niet op zijn plaats wordt gehouden als
de handmatige parkeerontgrendeling
wordt ingeschakeld, kan dit leiden tot ern-
stig of zelfs dodelijk letsel van personen in
of nabij de auto.
Als het voertuig moet worden verplaatst in
gevallen waarbij de versnellingsbak niet uit
de stand PARK kan worden geschakeld (bij-
voorbeeld door een lege accu), kunt u de
handmatige parkeerontgrendeling gebruiken.Volg deze stappen voor het gebruik van de
handmatige parkeerontgrendeling:
1. Trek de handrem stevig aan.
2. Open de middenconsole en lokaliseer het
deksel van de handmatige parkeeront-
grendeling, verwijder het door het deksel
weg te breken uit de scharnieren van de
console.
3. Houd het rempedaal stevig ingetrapt.
Deksel van de handmatige
parkeerontgrendeling verwijderd
249
Page 252 of 410

4. Druk met een schroevendraaier of soort-
gelijk gereedschap de metalen ontgrende-
ling in de richting van de trekband.
5. Terwijl de metalen ontgrendeling in de
geopende stand staat, trekt u de trekband
omhoog tot de hendel klikt en in de ont-
grendelstand grijpt. De versnellingsbak is
nu uit de stand PARK en het voertuig kan
worden verplaatst.LET OP!
Als de armsteun wordt gesloten terwijl de
handmatige parkeerontgrendeling is inge-
schakeld, kunnen het mechanisme van de
handmatige parkeerontgrendeling, de ver-
snellingsbak en/of de armsteun bescha-
digd raken.
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de auto niet onbedoeld weg
kan rollen, door de handrem stevig aan te
trekken.
De handmatige parkeerontgrendeling ophef-
fen:
1. Om de handmatige parkeerontgrendeling
op te heffen, trekt u de trekband omhoog
terwijl u de metalen ontgrendeling naar de
trekband duwt om de hendel te
ontgrendelen.
2. Nadat de spanning is afgenomen en de
hendel is ontgrendeld, zorgt u ervoor dat
deze goed opgeborgen wordt en op zijn
plaats wordt vergrendeld.OPMERKING:
Plaats het deksel altijd terug door hem op zijn
plaats vast te klemmen.
EEN VASTZITTENDE AUTO
WEER VRIJKRIJGEN
Wanneer u met de auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kunt u de auto meestal
door een heen en weer gaande beweging los
krijgen. Draai het stuur links- en rechtsom
om de voorwielen vrij te maken. Houd de
vergrendelknop op de schakelhendel inge-
drukt. Schakel vervolgens tussen DRIVE en
REVERSE en trap tegelijkertijd het gaspedaal
licht in.
OPMERKING:
Schakelen tussen DRIVE en REVERSE kan
alleen bij wielsnelheden van 8 km/u (5 mph)
of minder. Wanneer de transmissie langer
dan twee seconden in de stand NEUTRAL
blijft, moet u het rempedaal ingetrapt hou-
den om DRIVE of REVERSE in te schakelen.
Ontgrendelde stand
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
250
Page 253 of 410

Trap het gaspedaal net voldoende in om de
heen en weer gaande beweging van de auto
op gang te houden, zonder dat de wielen
doorslippen of het toerental overmatig op-
loopt.
OPMERKING:
Druk, indien nodig, voordat u de auto heen en
weer beweegt eerst op de toets "ESC Off" om
het elektronisch stabiliteitsregelsysteem
(ESC) in de stand "Partial Off" (gedeeltelijk
uit) te zetten. Raadpleeg de paragraaf "Elek-
tronische remregeling" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" in het instructieboekje voor meer
informatie. Als de auto is losgekomen, drukt
u nogmaals op de schakelaar "ESC Off" om de
stand "ESC On" te herstellen.
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen is
gevaarlijk. De krachten die vrijkomen bij te
hoge wielsnelheden kunnen de banden en
WAARSCHUWING!
assen, zelfs onherstelbaar, beschadigen.
Er kan een band exploderen, waardoor
iemand gewond kan raken. Laat de wielen
van uw auto niet met een hogere snelheid
dan 48 km/u (30 mph) of langer dan
30 seconden continu doorslippen. Zorg er
ook voor dat er geen personen aanwezig
zijn in de nabijheid van een doorslippend
wiel, ongeacht de snelheid waarmee het
wiel ronddraait.
LET OP!
• Het overmatig laten oplopen van het
toerental van de motor of het laten door-
slippen van de wielen kan leiden tot
oververhitting en beschadiging van de
versnellingsbak. Laat de motor ten min-
ste één minuut stationair draaien met de
versnellingsbak in de stand NEUTRAL
telkens nadat de auto vijf keer heen en
LET OP!
weer is bewogen. Zo voorkomt u overver-
hitting en vermindert u het risico op
schade aan de versnellingsbak bij lang-
durige pogingen om de auto vrij te krij-
gen.
• Wanneer u een vastzittende auto heen
en weer beweegt door snel te schakelen
tussen DRIVE en REVERSE, mogen de
wielen nooit sneller doorslippen dan
24 km/u (15 mph), omdat anders
schade kan ontstaan aan de aandrijflijn.
• Het overmatig laten oplopen van het
toerental van de motor of het te snel
laten doorslippen van de wielen kan lei-
den tot oververhitting en beschadiging
van de versnellingsbak. Ook kunnen de
banden beschadigd raken. Laat de wie-
len niet met meer dan 48 km/u (30 mph)
doorslippen (de transmissie schakelt
niet op).
251
Page 254 of 410
SLEPEN VAN EEN AUTO
MET PECH
In dit hoofdstuk worden de procedures be-
schreven voor het slepen van een auto met
pech door een wegsleepbedrijf. Als de trans-
missie en de aandrijflijn nog werken, kunnen
voertuigen met pech ook worden weggesleept
zoals beschreven bij "Slepen achter een cam-
per" in "Starten en rijden".OPMERKING:
Auto's uitgerust met Quadra-Lift moeten in
de Transportstand worden gezet voordat de
auto wordt vastgemaakt (aan de carrosserie)
op een aanhanger op autoambulance. Raad-
pleeg de paragraaf "Quadra-Lift" in het hoofd-
stuk "Starten en rijden" voor meer informatie.
Als de auto niet in de transportmodus kan
worden gezet (bijvoorbeeld omdat de motor
niet kan draaien), moeten de sjorbanden wor-
den vastgemaakt aan de assen (niet aan de
carrosserie). Als u deze aanwijzingen niet
opvolgt, kunnen er storingscodes worden
aangemaakt en/of worden de sjorhaken mo-
gelijk niet strak genoeg bevestigd.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
252
Page 255 of 410

Sleepmethode Wielen LOS van de grondUitvoeringen met tweewiel-
aandrijvingUitvoeringen met vierwiel-
aandrijving zonder de groep
4WD LOWUitvoeringen met vierwiel-
aandrijving met de groep
4WD LOW
Slepen met alle wielen op
de grondGEENNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAANZie de instructies in "Slepen
achter een camper"
•
Versnellingsbak in PARK
• Tussenbak in NEUTRAL
(N)
• Slepen in voorwaartse
richting
• Contactschakelaar in de
stand ACC of ON/RUN
(of negatieve accukabel
loskoppelen).
Slepen met behulp van een
wiellift of dollyVoorNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Achter OKNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Op aanhanger ALLE OK OK OK
OPMERKING:
SRT-voertuigen en 4WD modellen zonder de
groep 4WD LOW moeten worden gesleept
met alle vier wielenVANde grond.
Om schade aan uw auto te voorkomen is de
juiste sleepuitrusting vereist. Gebruik uitslui-
tend sleepstangen en andere uitrusting die
speciaal voor dit doel zijn gemaakt en volg deinstructies van de fabrikant van de uitrusting.
Het gebruik van veiligheidskettingen is ver-
plicht. Bevestig sleepstangen of andere
sleepuitrusting altijd aan een dragend deel
van de auto, nooit aan bumpers of hieraan
bevestigde beugels. De verkeersvoorschriften
met betrekking tot het slepen van voertuigen
moeten worden opgevolgd.Wanneer u tijdens het slepen accessoires
wenst te gebruiken (ruitenwissers, ruitont-
dooier, enz.), dient de contactschakelaar in
stand ON/RUN te staan en niet in stand ACC.
253
Page 256 of 410

Wanneer de accu van de auto leeg is, raad-
pleeg dan de paragraaf "Handmatige parkeer-
ontgrendeling" in dit hoofdstuk voor instruc-
ties over hoe u de automatische
versnellingsbak uit de stand PARK haalt om
het voertuig te kunnen slepen.
LET OP!
• Gebruik geen takelsysteem met sleeplus
om de auto te slepen. Anders kan de
auto beschadigd raken.
• Bij het vastmaken van de auto op een
autoambulance mogen de onderdelen in
de wielophanging vóór of achter niet
worden vastgemaakt. Door een foutieve
sleepwijze kan uw auto worden bescha-
digd.
• Als het te slepen voertuig bestuurbaar
moet blijven, moet de contactschakelaar
in de stand ACC of ON/RUN staan en
niet in de stand LOCK/OFF.
Zonder sleutelhouder
Er moeten speciale voorzorgsmaatregelen
worden genomen wanneer het voertuig wordt
gesleept met het contact in de stand LOCK/OFF. Zonder sleutelhouder mag de auto al-
leen worden gesleept op een autoambulance.
Om schade aan uw auto te voorkomen is de
juiste sleepuitrusting vereist.
Uitvoeringen met tweewielaandrijving
De fabrikant raadt aan de auto op een au-
toambulance te vervoeren (alle wielenVANde
grond).
Als geen autoambulance beschikbaar is en
de versnellingsbak nog werkt, kan de auto
onder de volgende voorwaarden met de ach-
terwielen op de grond worden gesleept:
• De schakelhendel moet in de stand NEU-
TRAL staan. Raadpleeg de paragraaf
"Handmatige parkeerontgrendeling" in dit
hoofdstuk voor instructies over hoe de
transmissie in de neutraalstand kan worden
gezet bij uitgeschakelde motor.
• De sleepsnelheid mag niet hoger zijn dan
48 km/u (30 mph).
• De sleepafstand mag niet groter zijn dan
48 km (30 mijl).Als de transmissie niet werkt of de auto
sneller moet worden gesleept dan 48 km/u
(30 mph) of verder moet worden gesleept dan
48 km (30 mijl), moet u het voertuig trekken
met de achterwielenvande grond. Accepta-
bele methoden zijn het vervoeren van de auto
op een autoambulance, of met de voorwielen
van de grond en de achterwielen op een dolly,
of (bij gebruik van een voor dit doeleinde
geschikte stuurwielstabilisator om de voor-
wielen in de stand recht vooruit te houden)
met de achterwielen omhoog en de voorwie-
len op de grond.
LET OP!
Als met een snelheid van meer dan
48 km/u (30 mph) of over een afstand van
meer dan 48 km (30 mijl) wordt gesleept
met de voorwielen op de weg, kan zware
schade aan de versnellingsbak ontstaan.
Beschadigingen, veroorzaakt door onjuist
slepen, vallen niet onder de garantie van
de auto.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
254