Page 49 of 410

Wasem
Gebruik de tipfunctie als het weer vereist dat
de ruitenwissers af en toe gebruikt worden.
Draai het uiteinde van de hendel naar de
stand MIST en laat hem los voor één wisbe-
weging.
OPMERKING:
De Mist-functie schakelt de sproeierpomp
niet in. Er wordt daarom geen ruitensproeier-
vloeistof op de voorruit gesproeid. De wis-
functie moet worden gebruikt om ruiten-
sproeiervloeistof op de voorruit te sproeien.
Regensensor — indien aanwezig
Deze functie detecteert regen of sneeuw op
de voorruit en schakelt automatisch de rui-
tenwissers in voor de bestuurder. De functie
is vooral handig wanneer spatwater van de
weg of water dat van de ruitenwissers van een
voorliggende auto wordt geblazen, op de voor-
ruit terechtkomt. Draai het uiteinde van de
multifunctionele hendel naar één van de vier
standen om deze functie te activeren.De gevoeligheid van het systeem kan worden
ingesteld met de multifunctionele hendel.
Wisserintervalstand 1 is het minst gevoelig
en wisserintervalstand 4 is het meest gevoe-
lig.
OPMERKING:
Bij normale regenval dient wisserintervals-
tand 3 te worden gebruikt.
Gebruik stand 1 en 2 als u de gevoeligheid
van de regensensor wilt verkleinen. Gebruik
stand 4 als u de gevoeligheid van de regen-
sensor wilt vergroten. Zet de ruitenwisser-
schakelaar in de stand OFF als u het systeem
niet wilt gebruiken.
OPMERKING:
• De regensensor werkt niet wanneer de rui-
tenwisserschakelaar in de stand voor lage
of hoge snelheid staat.
• Als er ijs of opgedroogd zout water op de
voorruit aanwezig is, werkt de regensensor
mogelijk niet goed.
• Het gebruik van Rain-X en was- of silico-
nenhoudende producten kan de prestaties
van de regensensor beïnvloeden.• De regensensor kan worden in- en uitge-
schakeld met het Uconnect systeem, raad-
pleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
Het regensensorsysteem is voorzien van be-
schermfuncties voor de wisserbladen en
-armen en werkt niet onder de volgende om-
standigheden:
•Lage omgevingstemperatuur— Als de con-
tactschakelaar voor het eerst in de stand
ON wordt gezet, dan werkt het regensensor-
systeem pas wanneer de ruitenwisserscha-
kelaar wordt bediend, de voertuigsnelheid
hoger is dan 3 km/u (5 mph) of de buiten-
temperatuur hoger is dan 0 °C (32 °F).
•Versnellingsbak in de neutraalstand— Als de
contactschakelaar in de stand ON staat en
de versnellingsbak in de neutraalstand
staat, dan werkt het regensensorsysteem
pas wanneer de ruitenwisserschakelaar
wordt bediend, de voertuigsnelheid hoger is
dan 5 km/u (3 mph) of als de schakelhen-
del uit de neutraalstand wordt gezet.
47
Page 50 of 410

Achterruitwisser/-sproeier
De schakelaars voor de bediening van de
ruitenwisser/sproeier van de achterruit bevin-
den zich op de multifunctionele hendel links
van de stuurkolom. De ruitenwisser/sproeier
van de achterruit kan worden bediend door
aan de schakelaar in het midden van de
hendel te draaien.
Draai het middendeel van de hendel naar
boven in de eerste stand voor intervalbedrijf
en in de tweede stand voor continu bedrijf
van de achterruitwisser.
Als u het middendeel van de hendel nog-
maals naar boven draait, wordt de sproeier-
pomp ingeschakeld. Deze blijft ingeschakeld
zolang u de hendel in deze stand vasthoudt.
Zodra u de schakelaar loslaat, wordt het con-
tinue bedrijf van de achterruitwisser hervat.
Als deze draaischakelaar in de stand OFF
staat en u de schakelaar naar beneden draait,
wordt de sproeierpomp van de achterruit in-
geschakeld. Deze blijft ingeschakeld zolang
u de hendel in deze stand vasthoudt. Als u deschakelaar loslaat, dan keert deze terug in de
stand OFF. De ruitenwissers maken dan een
paar slagen en keren vervolgens terug in de
ruststand.
OPMERKING:
Om het systeem te beschermen, stopt de
pomp automatisch als de schakelaar langer
dan 20 seconden wordt vastgehouden. Als u
de schakelaar loslaat, hervat de pomp het
normale bedrijf.
Als de achterruitwisser is ingeschakeld en de
contactschakelaar in de stand OFF wordt
gezet, keert de ruitenwisser automatisch in
de ruststand terug.
KOPLAMPSPROEIERS
Met de multifunctionele hendel bedient u de
koplampsproeiers wanneer de contactscha-
kelaar in de stand ON staat en de koplampen
zijn ingeschakeld. De multifunctionele hen-
del bevindt zich aan de linkerzijde van de
stuurkolom.Om de koplampsproeiers te gebruiken, drukt
u de multifunctionele hendel naar binnen (in
de richting van de stuurkolom) en laat hem
los. De koplampsproeiers spuiten gedurende
een ingestelde tijd vloeistof onder druk op de
lenzen van de koplampen. Ook de ruiten-
sproeiers treden in werking en de ruitenwis-
sers maken een wisbeweging.
OPMERKING:
Nadat de contactschakelaar in de stand ON is
gezet en de koplampen zijn ingeschakeld,
treden de koplampsproeiers bij de eerste
straal van de ruitensproeiers in werking en
vervolgens bij elke elfde straal.
KLIMAATREGELING
Overzicht automatische klimaatregeling
Met behulp van de klimaatregeling kunt u de
temperatuur, de luchtstroom en de verdeling
ervan in het voertuig nauwkeurig regelen. De
bedieningselementen bevinden zich op het
instrumentenpaneel, onder de radio.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
48
Page 51 of 410
Bedieningselementen automatische klimaatregeling Uconnect 4 met 7-inch display
49
Page 52 of 410
Bedieningselementen automatische klimaatregeling Uconnect 4C/4C NAV met 8,4-inch display
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
50
Page 53 of 410
Bedieningselementen automatische klimaatregeling op het front
51
Page 54 of 410

Omschrijving van bedieningselementen
Pictogram Omschrijving
MAX
A/CKnop MAX A/C
Druk deze knop kort in om de huidige instelling te wijzigen. Het indicatielampje brandt wanneer MAX A/C is ingescha-
keld. Als u nogmaals op deze knop drukt, schakelt de functie MAX A/C naar de handmatige modus en gaat het indica-
tielampje MAX A/C uit.
A/C
A/C-knop
Druk deze toets kort in om de huidige instelling te wijzigen. Het indicatielampje gaat branden wanneer A/C is ingescha-
keld.
Recirculatieknop
Kies kort deze schermtoets of druk op de toets op het front om te wisselen tussen recirculatie- en buitenluchtmodus.
Recirculatie kan worden gebruikt om te voorkomen dat rook, vieze luchtjes, stof of vocht van buitenaf binnendringen.
Recirculatie kan worden gebruikt in alle modi. De airco kan handmatig worden afgezet zonder dat de functiekeuze wordt
verstoord. Langdurig gebruik van de recirculatiestand maakt de interieurlucht benauwd en daardoor kunnen de ruiten
gaan beslaan. Langdurig gebruik van deze stand is niet verstandig.
Toets AUTO
Regelt automatisch de interieurtemperatuur door de luchtverdeling en de luchthoeveelheid in te stellen. Door het in-
schakelen van deze functie, wordt tussen de automatische werking en de handmatige modus geschakeld. Raadpleeg
"Automatische werking" in dit hoofdstuk voor meer informatie.
FRONT
Knop Ontdooien vóór
Met de toets Ontdooien vóór wordt de huidige ingestelde luchtstroom gewijzigd in de modus Ontdooien. Het indicatie-
lampje brandt wanneer deze functie is ingeschakeld. De lucht stroomt via de roosters voor ontwaseming van de voorruit
en zijramen. Wanneer de toets Ontdooien wordt geselecteerd, zal het aanjagertoerental toenemen. Gebruik de ontdooi-
stand in combinatie met de hoogste temperatuurinstelling om zo snel mogelijk de voorruit en de zijramen te ontdooien.
Als de ontdooistand vóór wordt uitgeschakeld, wordt de vorige instelling van de klimaatregeling opnieuw actief.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
52
Page 55 of 410

Pictogram Omschrijving
REAR
Knop Ontdooien achter
Met de toets Ontdooien achter worden de achterruitverwarming en de verwarmde buitenspiegels (indien aanwezig) inge-
schakeld. Een indicatielampje brandt wanneer de achterruitverwarming is ingeschakeld. De achterruitverwarming wordt
na ongeveer tien minuten automatisch uitgeschakeld.
Toetsen temperatuur omhoog en omlaag voor bestuurderszijde en passagierszijde
Biedt de bestuurder en de passagier een onafhankelijke temperatuurregeling. Druk op de rode toets op het front of de
rode schermtoets of druk op de temperatuurbalk en schuif deze naar de schermtoets met de rode pijl om de ingestelde
temperatuur te verhogen. Druk op de blauwe toets op het front of de blauwe schermtoets of druk op de temperatuurbalk
en schuif deze naar de schermtoets met de blauwe pijl om de ingestelde temperatuur te verlagen.
Knop SYNC
Kies de schermtoets SYNC (synchroniseren) om de stand SYNC in of uit te schakelen. Het indicatielampje SYNC brandt
wanneer deze functie is ingeschakeld. SYNC wordt gebruikt om de temperatuurinstelling aan passagierszijde te synchro-
niseren met die aan bestuurderszijde. Als de temperatuurinstelling aan passagierszijde wordt gewijzigd terwijl de functie
SYNC actief is, zal deze functie automatisch worden uitgeschakeld.
Toets front
Schermtoetsen
Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruikt om de hoeveelheid lucht te regelen, die door het klimaatsysteem stroomt. Er zijn
zeven aanjagerstanden. De toerentallen kunnen worden geselecteerd met behulp van de aanjagerknop op het front of
met de schermtoetsen.
•Front:Het aanjagertoerental neemt toe wanneer u de aanjagerknop vanuit de laagste stand rechtsom draait. Het
aanjagertoerental neemt af wanneer u de aanjagerknop linksom draait.
•Aanraakscherm:Gebruik het kleine aanjagerpictogram om het aanjagertoerental te verlagen en het grote pictogram om
dit toerental te verhogen. De aanjager kan ook worden geselecteerd door op de aanjagerbalk tussen de pictogrammen te
drukken.
53
Page 56 of 410

Pictogram Omschrijving
Ventilatie
instrumentenpaneel
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roosters in het instrumentenpaneel. U kunt deze roosters afzonderlijk verstellen om zo
de luchtstroming te regelen. De lamellen van de uitblaasopeningen in het midden en in de zijpanelen kunnen omhoog
en omlaag en naar links en naar rechts worden bewogen om zo de richting van de luchtstroom te regelen. Onder de la-
mellen bevindt zich een stelwiel waarmee de uitblaasopening kan worden afgesloten of aangepast om zo de uitstro-
mende hoeveelheid lucht te regelen.
Stand Twee niveaus
Stand Twee niveaus
Lucht stroomt uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel en de roosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht
stroomt via de openingen voor voorruitontdooiing en zijraamontwaseming.
OPMERKING:
De stand Twee niveaus is bedoeld om comfort te bieden door koele lucht uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel
en warme lucht uit de vloerroosters te laten stromen.
Vloerstand
Vloerstand
Lucht stroomt uit de luchtroosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openingen voor voorruitont-
dooiing en zijraamontwaseming.
Gemengde stand
Gemengde stand
De lucht stroomt via de vloeropeningen, ontdooiroosters en de roosters voor de voorruit- en zijruitontwaseming. Deze
instelling is ideaal voor koud weer en sneeuw, wanneer de voorruit extra verwarming nodig heeft. Deze instelling is goed
voor extra comfort en om condensvorming op de voorruit te verminderen.
Toets klimaatregeling aan/uit
Met deze toets wordt de klimaatregeling uitgeschakeld.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
54