Page 121 of 410

2. Pak de gordel vast op ongeveer 15 tot
30 cm (6 tot 12 inch) boven de gesp en
draai de gordel 180 graden om een vouw
te maken die direct boven de gesp begint.
3. Schuif de gesp omhoog over de dubbelge-
vouwen gordel. De dubbelgevouwen gor-
del moet aan de bovenzijde van de gesp
door de sleuf gaan.
4. Schuif de gesp verder omhoog tot de dub-
belgevouwen gordel vrijkomt en de veilig-
heidsgordel niet meer verdraaid is.
Verstelbaar ankerpunt schoudergordel
Bij de voorstoelen kan de bovenkant van de
schoudergordel naar beneden of boven wor-
den versteld, zodat de veiligheidsgordel niet
langer langs uw hals loopt. Druk of knijp de
knop van het ankerpunt in en schuif het naar
boven of beneden in een stand die voor u het
meest geschikt is.Als u minder lang bent dan gemiddeld, zult
de voorkeur geven aan een lagere positie van
het ankerpunt van de schoudergordel. Als u
langer bent dan gemiddeld, zult u de voor-
keur geven aan een hogere positie van het
ankerpunt van de schoudergordel. Probeer na
het loslaten van de knop de verankering nog
eens op en neer te bewegen, om te controle-
ren of deze stevig is vergrendeld.OPMERKING:
Het verstelbare ankerpunt voor de schouder-
gordel is voorzien van een Easy Up-functie.
Hiermee kan het ankerpunt van de schouder-
gordel in de bovenste stand worden afgesteld
zonder de ontgrendelknop in te drukken of te
knijpen. Om te controleren of het ankerpunt
van de schoudergordel vergrendeld is, trekt u
het ankerpunt omlaag tot het vast klikt.
WAARSCHUWING!
•Als u uw veiligheidsgordel niet correct
draagt, kan dit leiden tot veel zwaarder letsel
bij aanrijdingen. U kunt inwendig letsel op-
lopen of zelfs onder de gordel door glijden.
Volg deze instructies om uw gordel veilig te
dragen en uw passagiers te beschermen.
• Plaats de schoudergordel zo strak moge-
lijk over uw schouder en borst, zodanig
dat deze comfortabel zit en niet op uw
nek rust. Het oprolmechanisme spant de
schoudergordel automatisch aan.
• Verkeerde afstelling van de veiligheids-
gordel kan de doeltreffendheid van de
veiligheidsgordel bij een botsing vermin-
deren.
Verstelbaar ankerpunt
119
Page 122 of 410

Veiligheidsgordels en zwangerschap
Veiligheidsgordels moeten worden gedragen
door alle inzittenden, ook door zwangere
vrouwen: het dragen van de veiligheidsgordel
vermindert het risico van letsel bij een onge-
val voor moeder en ongeboren kind.
Plaats de heupgordel strak en onder de buik,
over de sterke botten van de heupen. Plaats
de schoudergordel over de borst en uit de
buurt van de nek. Plaats de schoudergordel
nooit achter de rug of onder de arm.
Gordelspanner
Het gordelsysteem van de voorstoelen is uit-
gerust met gordelspanners die ervoor zorgen
dat bij een botsing een loszittende gordel
wordt strak getrokken. Deze apparaten verbe-
teren de werking van de veiligheidsgordels
door de gordel al in een vroeg stadium van
een aanrijding strak tegen het lichaam van de
inzittende te trekken. Gordelspanners werken
bij alle lichaamsafmetingen, ook bij gebruik
van kinderzitjes.
OPMERKING:
Bij gebruik van een gordelspanner dient de
veiligheidsgordel nog steeds op de juiste
wijze worden omgedaan. De gordel moet
nauw aansluiten en op de juiste wijze worden
gedragen.
De gordelspanners worden geactiveerd door
de controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden. Net als de airbags zijn ook
de gordelspanners slechts geschikt voor een-
malig gebruik. Een geactiveerde gordelspan-
ner of airbag dient onmiddellijk te worden
vervangen.
Spankrachtbegrenzer
Het gordelsysteem van de voorstoelen is uit-
gerust met een spankrachtbegrenzer die
helpt het risico op letsel in geval van een
aanrijding verder te beperken. Het veilig-
heidsgordelsysteem heeft een oprolmecha-
nisme dat de gordelband op een gecontro-
leerde manier afwikkelt.
Schakelbaar automatisch blokkerend oprol-
mechanisme (ALR) — indien aanwezig
De veiligheidsgordels op de passagierszit-
plaatsen zijn mogelijk voorzien van een scha-
kelbaar automatisch blokkerend oprolmecha-
nisme, dat wordt gebruikt voor het bevestigen
van een kinderzitje. Raadpleeg de paragraaf
"Kinderzitjes bevestigen met de veiligheids-
gordel" in het hoofdstuk "Kinderzitjes" in
deze handleiding voor meer informatie hier-
over. In de onderstaande afbeelding wordt de
vergrendelingsfunctie voor elke zitplaats ge-
toond.Zwangere vrouwen en veiligheidsgordels
VEILIGHEID
120
Page 123 of 410

Als de passagierszitplaats is voorzien van een
automatisch blokkerend oprolmechanisme
en voor het gebruikelijke doeleinde wordt
gebruikt, trek dan juist voldoende gordelband
uit het oprolmechanisme om het middel van
de inzittende comfortabel te kunnen omvat-
ten, zonder het automatisch blokkerend op-
rolmechanisme te activeren. Als het automa-
tisch blokkerend oprolmechanisme toch
wordt geactiveerd, hoort u een klikgeluid ter-
wijl de gordel wordt ingetrokken. Laat in dat
geval de gordel volledig intrekken en trek
vervolgens juist voldoende gordelband uit hetoprolmechanisme om het middel van de in-
zittende comfortabel te kunnen omvatten.
Schuif de gesp in de gespsluiting totdat u een
'klik' hoort.
De automatische blokkeerfunctie zorgt ervoor
dat de schoudergordel automatisch in een
van te voren ingestelde positie wordt geblok-
keerd. De schoudergordel wordt nog steeds
aangespannen. Gebruik altijd de automati-
sche blokkeerfunctie als een kinderzitje is
aangebracht op een zitplaats die is voorzien
van een veiligheidsgordel met dit systeem.
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd
goed vastgegespt op de achterbank in een
voertuig met achterbank worden vervoerd.
WAARSCHUWING!
• Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
• Gebruik alleen een tegen de rijrichting in
geplaatst kinderzitje op de achterbank
van een auto met achterbank.
WAARSCHUWING!
• Als de frontairbag aan de passagiers-
zijde wordt opgeblazen, kan een kind
van 12 of jonger, maar ook een kind in
een kinderzitje tegen de rijrichting in,
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Gebruik van de automatische blokkeerfunctie
1. Gesp de driepuntsgordel vast.
2. Pak het schoudergedeelte en trek dit om-
laag tot de hele veiligheidsgordel is
uitgerold.
3. Laat de veiligheidsgordel weer terugrol-
len. Terwijl de veiligheidsgordel wordt op-
gerold hoort u een klikgeluid. Dit geeft
aan dat de automatische blokkeerfunctie
is geactiveerd.
De automatische blokkeerfunctie uitschakelen
Maak de gesp van de driepuntsgordel los en
laat de gordel helemaal terugrollen om zo
automatische blokkeerfunctie uit te schake-
len en de normale blokkering weer te
activeren.
ALR — Automatisch blokkerend
oprolmechanisme
121
Page 124 of 410

WAARSCHUWING!
• Laat het gordelmechanisme vervangen
als het schakelbare automatisch blokke-
rend oprolmechanisme of een andere
functie van de veiligheidsgordels niet
correct werkt bij een controle volgens de
procedures in de onderhoudshandlei-
ding.
• Als u het gordelmechanisme niet laat
vervangen wanneer dat nodig is, ver-
hoogt u de kans op letsel bij aanrijdin-
gen.
• Gebruik niet de automatische blokkeer-
functie ter bescherming van inzittenden
die de veiligheidsgordel dragen of kinde-
ren die zitverhogers gebruiken. De ver-
grendelde modus wordt alleen gebruikt
om in de rijrichting of tegen de rijrich-
ting in gerichte kinderzitjes te installe-
ren die een tuig hebben voor het vastzet-
ten van het kind.
Extra actieve hoofdsteunen
Deze hoofdsteunen zijn passieve componen-
ten die kunnen worden geactiveerd. Auto's
met dit systeem kunnen niet eenvoudigweg
aan de hand van markeringen worden geïden-
tificeerd, maar alleen door visuele inspectie
van de hoofdsteun. De hoofdsteun zal zich in
twee helften splitsen; de voorste helft bestaat
uit zacht schuim en bekleding en de achter-
ste helft uit decoratief kunststof.
Werking van de actieve hoofdsteunen
De controller van het veiligheidssysteem voor
inzittenden (ORC) bepaalt afhankelijk van de
kracht of van het type botsing van achteren of
de actieve hoofdsteunen (AHR) moeten wor-
den geactiveerd. Als activering noodzakelijk
is bij een botsing van achteren, worden de
actieve hoofdsteunen van zowel de
bestuurders- als passagiersstoel geactiveerd.Wanneer de actieve hoofdsteunen tijdens een
botsing van achteren worden geactiveerd,
schuift de voorste helft van de actieve hoofd-
steun naar voren om de afstand tussen het
achterhoofd van de inzittende en de actieve
hoofdsteun zo klein mogelijk te maken. Dit
systeem is ontworpen om bij bepaalde bot-
singen van achteren het risico van letsel bij
de bestuurder en voorpassagier te voorkomen
of te verlagen.
OPMERKING:
De actieve hoofdsteunen kunnen wel of niet
geactiveerd worden bij een frontale botsing of
een botsing van opzij. Als echter tijdens een
frontale botsing een secundaire botsing van
achteren plaatsvindt, kunnen de actieve
hoofdsteunen (AHR) worden geactiveerd
naargelang de kracht of van het type botsing.
VEILIGHEID
122
Page 125 of 410

Onderdelen van de actieve hoofdsteunen (AHR):WAARSCHUWING!
• Alle inzittenden, inclusief de bestuur-
der, mogen de auto niet besturen en niet
in de auto zitten totdat de hoofdsteunen
in de juiste stand staan om het risico op
nekletsel bij een aanrijding te minimali-
seren.
• Leg geen voorwerpen zoals jassen, stoel-
hoezen of draagbare dvd-spelers over de
hoofdsteunen. Deze voorwerpen kunnen
bij botsingen de werking van de actieve
hoofdsteunen belemmeren en leiden tot
ernstig of zelfs dodelijk letsel.
• Actieve hoofdsteunen kunnen geacti-
veerd worden als ze geraakt worden, bij-
voorbeeld door een hand, voet of losse
voorwerpen. Om ongewenste activering
van de actieve hoofdsteun te voorkomen,
dienen alle voorwerpen veilig te worden
opgeborgen, aangezien losse voorwer-
pen in aanraking kunnen komen met de
actieve hoofdsteun wanneer er plotse-
ling moet worden geremd. Als aan deze
waarschuwing geen gehoor wordt gege-
WAARSCHUWING!
ven, kan persoonlijk letsel het gevolg
zijn als de actieve hoofdsteun geacti-
veerd wordt.
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Hoofdsteunen" in
het hoofdstuk "Uw voertuig leren kennen"
voor meer informatie over het correct afstel-
len en positioneren van de hoofdsteunen.
Onderdelen van de actieve hoofdsteunen
1 — Voorste helft van de hoofdsteun
(zacht schuim en bekleding)
2 — Achterste helft van de hoofdsteun
(decoratief kunststof aan de achter-
zijde)
3 — Geleidestangen van de hoofdsteu-
nen
4 — Rugleuning
123
Page 126 of 410

Actieve hoofdsteunen terugstellen
Wanneer de actieve hoofdsteunen tijdens een
aanrijding worden geactiveerd, zal de voorste
helft van de hoofdsteun naar voren worden
uitgeschoven en worden gescheiden van de
achterste helft van de hoofdsteun (zie afbeel-
ding). Ga niet met de auto rijden nadat de
actieve hoofdsteunen zijn uitgeschoven. De
hoofdsteun moet worden gereset naar de oor-
spronkelijke stand om de inzittenden de
beste bescherming te bieden bij alle soorten
aanrijdingen. Een erkende FCA US LLC-dealer moet de actieve hoofdsteunen voor de
bestuurder en de voorpassagier resetten voor-
dat u gaat rijden. Pogingen om de actieve
hoofdsteunen zelf te resetten kunnen leiden
tot beschadiging van de actieve hoofdsteu-
nen, waardoor hun werking negatief kan wor-
den beïnvloed.
WAARSCHUWING!
Geactiveerde actieve hoofdsteunen kun-
nen u niet bij alle soorten aanrijdingen
optimaal beschermen. Laat geactiveerde
actieve hoofsteunen onmiddellijk door een
erkende dealer resetten.
Aanvullend veiligheidssysteem (SRS)
Sommige van de in dit hoofdstuk beschreven
veiligheidsvoorzieningen behoren voor be-
paalde modellen mogelijk tot de stan-
daarduitrusting en zijn optioneel voor andere
modellen. Vraag het bij twijfel aan uw er-
kende dealer.
Het airbagsysteem moet gereed zijn om u te
beschermen bij een aanrijding. De controller
van het beschermingssysteem voor inzitten-
den (ORC) controleert de interne circuits ende bedrading van de elektrische componen-
ten van het airbagsysteem. Uw voertuig is
mogelijk uitgerust met de volgende compo-
nenten van het airbagsysteem:
Componenten van het airbagsysteem
• Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
• Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
• Stuurwiel en stuurkolom
• Instrumentenpaneel
• Kniebescherming
• Bestuurders- en passagiersairbags
• Gespsluitingschakelaar voor veiligheidsgor-
dels
• Aanvullende zijairbags
• Aanvullende knie-airbags
• Sensoren voor frontale en zijdelingse bot-
singen
• Gordelspanners
Actieve hoofdsteun (AHR) geactiveerd
VEILIGHEID
124
Page 127 of 410

Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bewaakt de gereedheid
van de elektronische onderdelen van het air-
bagsysteem wanneer de contactschakelaar in
de stand START of ON/RUN staat. Als het
contactslot in de stand OFF of ACC staat, is
het airbagsysteem niet ingeschakeld en zul-
len de airbags niet worden opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC) beschikt over een re-
servevoeding, waardoor de airbags ook geac-
tiveerd kunnen worden wanneer de accu leeg
is of is losgekoppeld.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden schakelt het waarschuwings-
lampje voor het airbagsysteem aan in het
instrumentenpaneel voor een zelftest gedu-
rende vier tot acht seconden, wanneer de
contactschakelaar voor het eerst in de stand
ON/RUN wordt gezet. Na de zelftest gaat het
waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem uit. Als de controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden een storing in
het systeem detecteert, gaat het waarschu-wingslampje voor het airbagsysteem knippe-
ren of continu branden. Een enkel geluidssig-
naal klinkt om u te waarschuwen wanneer het
lampje weer gaat branden na de eerste keer
starten.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bevat ook diagnosefuncties
die het waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem in het instrumentenpaneel laten
branden wanneer een storing wordt geconsta-
teerd die het airbagsysteem zou kunnen beïn-
vloeden. De diagnose meldt eveneens de aard
van het defect. Omdat het airbagsysteem
zodanig is ontworpen dat het geen onderhoud
vergt, raden wij u aan onmiddellijk een er-
kende dealer te raadplegen wanneer een van
de volgende problemen zich voordoet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat niet vier tot acht seconden
branden nadat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem blijft branden na de periode van
vier tot acht seconden.• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat af en toe branden of blijft
branden tijdens het rijden.
OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller of andere
meters voor motorfuncties niet werken, is het
mogelijk dat ook de controller van het bevei-
ligingssysteem voor inzittenden niet werkt. In
deze toestand zijn de airbags mogelijk niet
gereed om u te beschermen. Laat het airbag-
systeem onmiddellijk controleren door een
erkende dealer.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instrumentenpa-
neel negeert, kan dat betekenen dat het
airbagsysteem u bij een aanrijding niet
beschermt. Als het lampje niet gaat bran-
den tijdens de gloeilampcontrole wanneer
u de contactsleutel omdraait, blijft bran-
den nadat u de auto hebt gestart of gaat
branden tijdens het rijden, dient u het
defect onmiddellijk door uw erkende dea-
ler te laten repareren.
125
Page 128 of 410

Redundant airbagwaarschuwingslampje
Als er bij het airbagwaarschuwingslampje
een storing wordt gedetecteerd die van in-
vloed kan zijn op het aanvullend veiligheids-
systeem (SRS), gaat het redundant airbag-
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden. Het redundant
airbagwaarschuwingslampje blijft branden
tot de storing is verholpen. Bovendien klinkt
er een geluidssignaal om u erop te wijzen dat
het redundant airbagwaarschuwingslampje
brandt en er een storing is gedetecteerd. Als
het redundant airbagwaarschuwingslampje
met tussenpozen gaat branden of blijft bran-
den tijdens het rijden, laat dan onmiddellijk
uw voertuig door een erkende dealer contro-
leren. Raadpleeg de paragraaf "Uw instru-
mentenpaneel leren kennen" in deze handlei-
ding voor meer informatie over het redundant
airbagwaarschuwingslampje.
Frontairbags
Dit voertuig heeft frontairbags en driepunts-
gordels voor zowel de bestuurder als de voor-
passagier. De frontairbags vormen een aan-
vulling op de veiligheidsgordels. Debestuurdersfrontairbag bevindt zich in het
midden van het stuurwiel. De passagiersfron-
tairbag bevindt zich in het instrumentenpa-
neel, boven het handschoenenkastje. De air-
bagpanelen zijn voorzien van het opschrift
SRS AIRBAG of AIRBAG.
WAARSCHUWING!
• Als u tijdens het activeren van de front-
airbag te dicht op het stuur of bij het
instrumentenpaneel zit, kunt u ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen. Airbags
hebben ruimte nodig om te worden op-
geblazen. Ga achterover zitten en strek
uw armen zodanig dat u comfortabel het
stuur en het instrumentenpaneel kunt
bedienen.
• Plaats nooit een naar achter gericht kin-
derzitje voor een airbag. Als de frontair-
bag aan de passagierszijde wordt opge-
blazen, kan een kind van 12 of jonger,
maar ook een kind in een kinderzitje
tegen de rijrichting in, ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
• Gebruik alleen een tegen de rijrichting
in geplaatst kinderzitje op de achter-
bank van een auto met achterbank.
Kenmerken frontairbag bestuurders- en
passagierszijde
Het geavanceerde frontairbagsysteem be-
staat uit airbags aan de bestuurderszijde en
aan de passagierszijde die in meerdere stadia
Locaties van de frontairbags/
kniebescherming
1 — Frontairbags voor bestuurder en
passagier
2 — Kniebescherming voor de passa-
gier
3 — Kniebescherming / aanvullende
knie-airbag voor de bestuurder
VEILIGHEID
126