Page 225 of 410

Alleen de medewerker van de alarmcentrale
kan op afstand het gesprek beëindigen en,
indien nodig, de auto terugbellen via het
Emergency Call-systeem. Zodra het gesprek
is beëindigd, kunt u nog steeds contact op-
nemen met de alarmcentrale om extra infor-
matie te geven door nogmaals op de knop te
drukken.
SOS-Emergency Call gebruiken
Houd de SOS-Emergency Call-knop enkele
seconden ingedrukt. De LED naast de SOS-
knop knippert één keer en blijft dan branden
om aan te geven dat de oproep is geplaatst.
OPMERKING:
Er is een vertraging van 10 seconden voordat
het gesprek wordt geplaatst, voor het geval
dat de SOS-Emergency Call-knop per onge-
luk wordt ingedrukt. Het systeem zal een
gesproken waarschuwing geven dat een
noodoproep wordt gedaan. Om de oproep te
annuleren, drukt u de SOS-Emergency Call-
knop nogmaals in.Zodra er verbinding is tussen het voertuig en
de alarmcentrale zal het SOS-Emergency
Call-systeem de volgende belangrijke voer-
tuiginformatie doorgeven aan de alarmcen-
trale:
• Indicatie dat de inzittende een SOS-
Emergency Call heeft gedaan.
• Het chassisnummer (VIN).
• De laatst bekende GPS-coördinaten van het
voertuig.
U kunt vervolgens met de alarmcentrale spre-
ken om te bepalen of extra hulp nodig is.
De SOS-Emergency Call heeft voorrang boven
andere geluidsbronnen. Deze worden ge-
dempt. Als u een telefoon hebt verbonden via
Bluetooth wordt deze losgekoppeld en weer
gekoppeld aan het einde van de SOS-
Emergency Call. Gesproken aanwijzingen be-
geleiden u tijdens de SOS-Emergency Call.
Als er verbinding wordt gemaakt tussen de
alarmcentrale en uw auto, kan de medewer-
ker van de alarmcentrale gesprekken en ge-luiden in uw voertuig opnemen zodra er ver-
binding is. Door gebruik te maken van de
dienst gaat u ermee akkoord dat deze infor-
matie wordt gedeeld.
Beperkingen van het SOS-Emergency Call sys-
teem
Als het contact in de stand RUN wordt gezet,
voert het Emergency Call-systeem een routi-
necontrole uit. Tijdens deze controle brandt
gedurende ongeveer drie seconden een rood
lampje. Dit signaal moet niet worden verward
met een foutmelding. In geval van een storing
blijft het rode lampje branden. Als het SOS-
Emergency Call-systeem een storing detec-
teert, kan het volgende gebeuren op het mo-
ment dat de storing wordt gedetecteerd:
• De LED naast de knop SOS-knop blijft rood
branden.
• Het Emergency Call-systeem wordt gevoed
door zijn eigen niet-oplaadbare batterij om
ervoor te zorgen dat het blijft werken, zelfs
als de accu leeg is of losgekoppeld is.
Wanneer de systeembatterij leeg is, geeft
het display in de instrumentengroep een
speciaal bericht weer, anders dan berichten
223
Page 226 of 410

met betrekking tot andere soorten storin-
gen. In dit geval werkt het systeem alleen
als het wordt gevoed door de accu van het
voertuig.
• De instrumentengroep geeft een bericht
weer en een waarschuwingslampje om u
erop te attenderen contact op te nemen
met het servicenetwerk.
Zelfs als het SOS-Emergency Call-systeem
goed werkt, kunnen externe of onbeheersbare
factoren ervoor zorgen dat het systeem niet
werkt of stopt met werken. Dit kunnen de
volgende factoren zijn:
• De sleutelhouder is uit het voertuig verwij-
derd en de vertraagde accessoiremodus is
actief.
• De contactschakelaar staat in de stand
OFF.
• De elektrische systemen van het voertuig
zijn defect.
• De software en/of hardware van het SOS-
Emergency Call systeem is beschadigd tij-
dens een aanrijding.• Er zijn netwerkproblemen die de werking
van het systeem kunnen beperken of be-
lemmeren (bijv. fout van de medewerker
van de alarmcentrale, druk netwerk, slecht
weer, enz.).
Als de aansluiting van de accu niet werkt als
gevolg van een botsing of een ongeval, kan
het systeem gedurende een beperkte tijd een
SOS-Emergency Call ondersteunen. Als de
accu wordt losgekoppeld voor onderhoud,
wordt het systeem uitgeschakeld. In dit geval
kunt u alleen een SOS-Emergency Call plaat-
sen wanneer de accu opnieuw wordt aange-
sloten op het elektrische systeem van het
voertuig.
Systeemvereisten
• Deze functie is alleen beschikbaar voor
voertuigen die worden verkocht in de Eu-
raziatische douane-unie.
• Het voertuig moet een werkende 3G-
netwerkverbinding hebben.
• Het voertuig moet worden gevoed door een
goed functionerend elektrisch systeem.• Het contact moet in de stand RUN of ACC
staan, of de stand OFF tot de achtergrond-
verlichting blijft branden.
WAARSCHUWING!
• Plaats nooit voorwerpen op of in de
buurt van 3G- en GPS-antennes van het
voertuig. Dat zou de ontvangst van het
3G- en GPS-signaal kunnen verhinde-
ren, waardoor uw voertuig mogelijk geen
noodoproep meer kan plaatsen. Een wer-
kende 3G-netwerkverbinding en een
GPS-signaal zijn nodig voor de goede
werking van het SOS-Emergency Call-
systeem.
• Breng later geen elektrische apparatuur
aan in het elektrisch systeem van de
auto. Dit kan ertoe leiden dat uw auto
geen noodoproepsignaal meer kan uit-
zenden. Om storing te voorkomen die tot
uitval van het SOS-Emergency Call sys-
teem kan leiden, dient u nooit later
apparatuur (bijv. mobiele zend- en ont-
vangstapparatuur of CB-radio, datare-
corder, etc.) in het elektrisch systeem
van uw voertuig aan te brengen of de
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
224
Page 227 of 410

WAARSCHUWING!
antennes te veranderen. ALS UW VOER-
TUIG OM EEN OF ANDERE REDEN AC-
CUVOEDING VERLIEST (ZOALS ON-
DER MEER TIJDENS OF NA EEN
ONGEVAL), ZULLEN OOK DE MTC+
FUNCTIES, APPS EN SERVICES NIET
WERKEN.
• De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden schakelt het waar-
schuwingslampje voor het airbagsys-
teem in de instrumentengroep in als er
een storing wordt gedetecteerd in een
van de onderdelen van het airbagsys-
teem. Als het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem brandt, werkt het air-
bagsysteem mogelijk niet goed en kan
het SOS-Emergency Call-systeem moge-
lijk geen signaal naar de alarmcentrale
zenden. Als het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem brandt, dient u
contact op te nemen met het servicenet-
werk om het airbagsysteem onmiddellijk
te laten controleren.
• Als u de LED op de SOS-Emergency
Call-knop negeert, kan dit betekenen
WAARSCHUWING!
dat u mogelijk geen gebruik kunt maken
van SOS-Emergency Call wanneer dat
nodig is. Als de LED op de SOS-
Emergency Call-knop rood brandt, dient
u contact op te nemen met het service-
netwerk om het SOS-Emergency Call-
systeem onmiddellijk te laten controle-
ren.
• Als een inzittende mogelijk in gevaar is
(bijv. als er vuur of rook zichtbaar is, bij
gevaarlijke verkeersomstandigheden of
een gevaarlijke locatie), wacht dan niet
tot u spraakcontact met een centralist
van de alarmcentrale hebt. Alle inzitten-
den dienen de auto onmiddellijk te ver-
laten en zich naar een veilige plek te
begeven.
• Het niet uitvoeren van periodiek onder-
houd en regelmatige controles aan uw
voertuig kan leiden tot schade aan uw
voertuig, een ongeval of ernstig letsel.Veelgestelde vragen:
Wat gebeurt er als ik per ongeluk op de SOS-
Emergency Call-knop druk?
• U hebt na het indrukken van de noodknop
10 seconden de tijd om de oproep te annu-
leren. Om de oproep te annuleren, drukt u
nogmaals op de knop.
Wat voor soort informatie wordt verzonden wan-
neer ik een SOS-Emergency Call doe vanuit mijn
voertuig?
• Bepaalde voertuiginformatie, zoals het VIN,
wordt doorgegeven samen met de laatst
bekende GPS-locatie. De medewerker van
de alarmcentrale kan gesprekken en gelui-
den in uw voertuig opnemen zodra er ver-
binding is. Door gebruik te maken van de
dienst gaat u ermee akkoord dat deze infor-
matie wordt gedeeld.
Wanneer kan ik de SOS-Emergency Call-knop
gebruiken?
• U kuntALLEENgebruikmaken van de SOS-
Emergency Call-knop om een oproep te
plaatsen als u of iemand anders noodhulp
nodig heeft.
225
Page 228 of 410
GLOEILAMPEN VERVANGEN
Vervangingslampen
Gloeilampen van de binnenverlichting
Gloeilampnummer
Verlichting handschoenenkastje194
HandgreepverlichtingL002825W5W
Leeslampen in dakconsoleVT4976
Verlichting laadruimte achter214–2
Verlichting make-up spiegelV26377
Interieurverlichting benedenpaneel 906
Instrumentenpaneel (algemene verlichting) 103
Alarmlicht74
Gloeilampen van de buitenverlichting
Gloeilampnummer
Koplampen (dimlicht) — indien aanwezig H11
Premium-koplampen (dim-/grootlicht) D3S (service bij erkende dealer)
Koplampen (grootlicht) — indien aanwezig H9
Premium parkeerlichten/richtingaanwijzers LED - (service bij erkende dealer)
Premium daglichtlamp (DRL) LED - (service bij erkende dealer)
Mistlampen voorH11
LED - (service bij erkende dealer)
Markeerverlichting voor — indien aanwezig W5W
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
226
Page 229 of 410

Gloeilampnummer
Premium markeerverlichting voor — indien aanwezig LED - (service bij erkende dealer)
Parkeerlicht/richtingaanwijzer voor — indien aanwezig 7444NA (WY28/8W)
Richtingaanwijzers achteraan op zijkant carrosserie 7440NA(WY21W)
Aanvullende achterlichten achterklep LED - (service bij erkende dealer)
Achteruitrijlichten achterklep921 (W16W)
Kentekenverlichting achter LED - (service bij erkende dealer)
Remlichten achteraan op zijkant carrosserie 3157KRD LCP (P27/7W)
Achterlichten, achteraan op de zijkant van de carrosserie LED - (service bij erkende dealer)
Mistlampen achter7440 (W21W)
CHMSL - Derde remlicht LED - (service bij erkende dealer)
OPMERKING:
De nummers verwijzen naar in de handel verkrijgbare gloeilamptypen die bij uw erkende dealer kunnen worden aangeschaft.
Als een gloeilamp moet worden vervangen, gaat u naar uw erkende dealer of raadpleegt u het desbetreffende onderhoudshandleiding.
Lampen vervangen
HID-koplampen — indien aanwezig
De koplampen zijn een soort hoogspan-
ningsontladingsbuis. Zelfs wanneer de kop-
lampen zijn uitgeschakeld en de sleutel uit
het contactslot is verwijderd, kan er nog
hoogspanning aanwezig zijn in het circuit.Daarom mag u niet zelf proberen een koplamp te
vervangen. Als een koplamp defect raakt, laat
deze dan door een erkende dealer vervangen.
WAARSCHUWING!
Wanneer de koplampschakelaar wordt in-
geschakeld, treedt er kortstondig hoog-
spanning op aan de fittingen van de HID-
koplampen. Als het onderhoud niet correct
WAARSCHUWING!
wordt uitgevoerd, kan deze hoogspanning
een ernstige elektrische schok of zelfs
elektrocutie veroorzaken. Bezoek uw er-
kende dealer voor service.
227
Page 230 of 410

OPMERKING:
Bij auto's met HID-koplampen (High Inten-
sity Discharge) hebben de lichten een blauwe
tint wanneer ze worden ingeschakeld. Na
ongeveer 10 seconden, wanneer het systeem
is opgeladen, vermindert de intensiteit van
de tint en wordt de kleur witter.
Halogeenkoplampen — indien aanwezig
OPMERKING:
Onder bepaalde weersomstandigheden kun-
nen de lenzen beslaan. Dit probleem ver-
dwijnt meestal wanneer de weersomstandig-
heden veranderen en de condens weer
verdampt. Het inschakelen van de lampen
versnelt het ontwasemingsproces meestal.
1. Open de motorkap.
2. Maak de achterzijde van de koplamp
toegankelijk.OPMERKING:
• Hiervoor moet het luchtfilterhuis wor-
den verwijderd.
• Mogelijk moet het ruitensproeiervloei-
stofreservoir opzij worden gedraaid
door de bevestiging los te maken.
• Verplaats het koelvloeistofreservoir (in-
dien aanwezig) door de bevestigingen
los te maken.
3. Verwijder de rubberafdichting om toegang
te krijgen tot de gloeilamp voor het
dimlicht.
OPMERKING:
Let erop dat de rubberafdichting correct
wordt teruggeplaatst om binnendringen
van water en vocht in de gloeilamp te
voorkomen.
LET OP!
•U mag de gloeilampen niet door aanra-
king met uw vingers verontreinigen of in
contact laten komen met andere vettige
oppervlakken. Dit heeft een verkorte le-
vensduur van de gloeilamp tot gevolg.
LET OP!
• Zorg dat u de gloeilamp altijd vervangt
door een gloeilamp van dezelfde grootte
en soort. Als u een gloeilamp met de
verkeerde afmetingen of van een ver-
keerd type gebruikt, kan dit schade aan
de lamp, de fitting of de bedrading tot
gevolg hebben.
4. Draai de lamp voor dimlicht of grootlicht
een kwartslag linksom om deze uit het
lamphuis te verwijderen.
5. Koppel de stekker los en vervang de lamp.
Richtingaanwijzer voor
De richtingaanwijzers voor zijn voorzien van
LED-lampen. Bezoek uw erkende dealer voor
service.
1. Open de motorkap.
2. Maak de achterzijde van de koplamp
toegankelijk.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
228
Page 231 of 410

OPMERKING:
• Hiervoor moet het luchtfilterhuis wor-
den verwijderd.
• Mogelijk moet het ruitensproeiervloei-
stofreservoir opzij worden gedraaid door
de bevestiging los te maken.
• Verplaats het koelvloeistofreservoir (in-
dien aanwezig) door de bevestigingen
los te maken.
3. Draai de lamp van de richtingaanwijzer
een kwartslag linksom om deze uit het
lamphuis te verwijderen.
4. Koppel de stekker los en vervang de lamp.
LET OP!
Raak de nieuwe gloeilamp niet met de
vingers aan. Contact met huidvet verkort
de levensduur van de lamp. Wanneer de
lamp in aanraking is gekomen met vet,
reinig deze dan eerst met reinigingsalco-
hol.
Mistlampen voor
Bezoek uw erkende dealer voor service.
Lampen van achterlicht, remlicht en rich-
tingaanwijzers
1. Open de achterklep.
2. Verwijder de twee drukpennen van het
achterlichthuis.
3. Pak de lamp vast en trek hem stevig naar
achteren om de lamp los te maken van het
paneel in de opening.4. Draai de fitting linksom en verwijder deze
van de lamp.
5. Trek de gloeilamp uit de fitting.
6. Breng de nieuwe lamp aan, monteer de
fitting en bevestig de lampeenheid.
Drukpennen van de lamp van het
achterlicht
Achterkant van achterlicht
1 — Lampfitting remlicht
2 — Connector LED-achterlichten - niet
verwijderen
3 — Lampfitting richtingaanwijzer ach-
ter
229
Page 232 of 410
Achterlicht op achterklep
1. Open de achterklep.
2. Gebruik geschikt gereedschap om de on-
derste sierstrip van de achterklep los te
wrikken.3. Ga door met het verwijderen van de
sierstrip.
4. Koppel de twee lampen in het bekledings-
paneel los.
5. De lampen van de achterlichten zijn nu
zichtbaar. Draai de fitting(en) linksom.
6. Verwijder/vervang de lamp(en).
7. Breng de fitting(en) weer aan.
8. Voer het proces in omgekeerde volgorde
uit om de achterklepstrip weer aan te
brengen.
Achterlichten op achterklep
Onderste sierstrip van de achterklep
Achterkant van achterlicht op achterklep
1 — Extra connector LED-achterlichten
- niet verwijderen
2 — Fitting van reservelamp
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
230