GRAFISCHE INHOUDSOPGAVE
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
SERVICE EN ONDERHOUD
TECHNISCHE SPECIFICATIES
MULTIMEDIA
KLANTENSERVICE
INDEX
•Motor kan niet meer worden gestart na XXXX
mijl DEF laag Vul snel— Dit bericht ver-
schijnt als het rijbereik van de DEF lager is
dan 500 mijl en DEF moet worden bijge-
vuld binnen het weergegeven aantal kilo-
meters. Het bericht wordt op het display
weergegeven tijdens het starten met de
huidige toegestane kilometerstand en gaat
vergezeld van één enkel geluidssignaal. Het
resterende aantal kilometers kan worden
opgevraagd via de lijst "Berichten" in het
display van de instrumentengroep.
•Motor kan niet meer worden gestart na XXXX
mijl Vul DEF bij— Dit bericht verschijnt als
het rijbereik van de DEF lager is dan
311 mijl. Het wordt ook weergegeven bij
249 mijl, 186 mijl en 124 mijl. Continue
weergave begint bij 124 mijl. DEF bijvullen
is vereist binnen het aantal weergegeven
kilometers. Het bericht wordt op het display
weergegeven tijdens het starten met de
bijgewerkte kilometerstand en gaat verge-
zeld van één enkel geluidssignaal. Vanaf
100 mijl wordt het resterende bereik per-
manent weergegeven tijdens het rijden met
het voertuig. Er klinken ook geluidssignalenals de resterende afstand 75, 50 en 25 mijl
bedraagt. Het controlelampje DEF laag
brandt permanent tot er DEF is bijgevuld.
•Motor kan niet meer worden gestart Vul DEF
bij— Dit bericht verschijnt als het rijbereik
van de DEF lager is dan 1 mijl. Er moet DEF
worden bijgevuld, anders kan de motor niet
meer worden gestart. Het bericht wordt op
het display weergegeven tijdens het starten
en gaat vergezeld van één enkel geluidssig-
naal. Het controlelampje DEF laag brandt
permanent tot er een hoeveelheid DEF is
bijgevuld van ten minste 7,5 liter
(2 gallon).
Waarschuwingsberichten voor Diesel Exhaust
Fluid (DEF)
Er kunnen diverse berichten worden weerge-
geven als het voertuig detecteert dat het
DEF-systeem is gevuld met een andere vloei-
stof dan DEF of storingen van componenten
of manipulatie van het systeem heeft waarge-
nomen.Als het DEF-systeem onderhoud vereist, wor-
den de volgende waarschuwingen weergege-
ven:
•Service DEF System See Dealer (Onderhoud
DEF-systeem Raadpleeg dealer)- Dit bericht
wordt weergegeven wanneer de storing voor
het eerst wordt gedetecteerd en telkens
wanneer het voertuig wordt gestart. Het
bericht gaat vergezeld van één enkel ge-
luidssignaal en het storingslampje gaat
branden. Wij adviseren u naar uw dichtst-
bijzijnde erkende dealer te gaan en uw auto
direct te laten controleren. Als dit niet bin-
nen 30 mijl wordt verholpen, gaat het voer-
tuig naar de volgende waarschuwingsfase
en verschijnt het bericht "Engine Will not
restart in XXXmi Service DEF See dealer"
(Motor kan niet meer worden gestart na xxx
mijl Onderhoud DEF Raadpleeg dealer).
•Incorrect DEF Detected See Dealer (Verkeerde
DEF gedetecteerd Raadpleeg dealer)- Dit
bericht verschijnt als het DEF-systeem
heeft gedetecteerd dat er verkeerde vloei-
stof in het DEF-reservoir is gedaan. Het
bericht gaat vergezeld van één enkel ge-
luidssignaal. Wij adviseren u naar uw
dichtstbijzijnde erkende dealer te gaan en
75
uw auto direct te laten controleren. Als dit
niet binnen 30 mijl wordt verholpen, gaat
het voertuig naar de volgende waarschu-
wingsfase en verschijnt het bericht "Engine
Will not restart in XXXmi Service DEF See
dealer" (Motor kan niet meer worden gestart
na xxx mijl Onderhoud DEF Raadpleeg dea-
ler).
•Engine Will Not Restart in XXX mi Service DEF
See Dealer (Motor kan niet meer worden ge-
start na XXX mijl Onderhoud DEF Raadpleeg
dealer)— Dit bericht wordt voor het eerst
weergegeven als de gedetecteerde storing
niet na 30 mijl is verholpen. Het wordt ook
weergegeven bij 250 mijl, 186 mijl en
124 mijl. Onderhoud van het systeem is
noodzakelijk binnen de weergegeven kilo-
meterstand. Het bericht wordt bij het star-
ten weergegeven op het display in de in-
strumentengroep met de bijgewerkte
kilometerstand en gaat vergezeld van één
enkel geluidssignaal. Vanaf 124 mijl wordt
het resterende bereik permanent weergege-
ven tijdens het rijden met het voertuig. Er
klinken ook geluidssignalen als de reste-rende afstand 75, 50 en 25 mijl bedraagt.
Wij adviseren u naar uw dichtstbijzijnde
erkende dealer te gaan en uw auto direct te
laten controleren.
•Engine Will Not Restart Service DEF See Dea-
ler (Motor kan niet meer worden gestart On-
derhoud DEF Raadpleeg dealer)— Dit be-
richt verschijnt wanneer een gedetecteerde
storing in het DEF-systeem niet binnen de
toegestane periode wordt verholpen. De
motor kan niet meer worden gestart tenzij u
uw voertuig bij uw erkende dealer laat con-
troleren. Dit bericht wordt weergegeven bij
minder dan 1 mijl voordat de motor niet
meer kan worden gestart en telkens wan-
neer de auto wordt gestart. Dit bericht
wordt permanent weergegeven. Het bericht
gaat vergezeld van één enkel geluidssig-
naal. Het storingslampje blijft permanent
branden. Wij raden u ten zeerste aan naar
uw dichtstbijzijnde erkende dealer te gaan
als dit bericht verschijnt terwijl de motor
draait.
•Engine Will Not Restart Service DEF See Dea-
ler (Motor kan niet meer worden gestart On-
derhoud DEF Raadpleeg dealer)— Dit be-
richt verschijnt wanneer de gedetecteerdestoring niet wordt verholpen nadat het be-
richt Engine Will Not Restart Service DEF
See Dealer (Motor kan niet meer worden
gestart Onderhoud DEF Raadpleeg dealer)
is weergegeven bij de volgende start. De
motor kan niet meer worden gestart tenzij u
uw voertuig bij uw erkende dealer laat con-
troleren. Het bericht gaat vergezeld van één
enkel geluidssignaal. Het storingslampje
blijft permanent branden. Als het bericht
wordt weergegeven en u kunt de motor niet
starten, adviseren wij u uw voertuig onmid-
dellijk naar uw dichtstbijzijnde erkende
dealer te laten slepen.
OPMERKING:
• Het kan tot vijf seconden duren voordat de
meter actueel is nadat een liter of meer
Diesel Exhaust Fluid (DEF) is getankt. Als
er sprake is van een storing met betrekking
tot het DEF-systeem, kan het zijn dat de
meter de werkelijke stand niet bijwerkt.
Bezoek uw erkende dealer voor service.
• De DEF-meter wordt mogelijk ook niet on-
middellijk na het vullen bijgewerkt als de
temperatuur van de DEF-vloeistof lager is
dan -11 °C (12 °F). De DEF-
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
76
Bij een draaiende motor kan het storingsindi-
catielampje gaan knipperen als er sprake is
van ernstige storingen die ertoe kunnen lei-
den dat het motorvermogen onmiddellijk
wegvalt of dat de katalysator ernstig bescha-
digd raakt. Als dit gebeurt, moet de auto zo
snel mogelijk voor onderhoud worden
aangeboden.
WAARSCHUWING!
Een niet goed werkende katalysator, zoals
hierboven beschreven, kan warmer worden
dan een katalysator die wel goed werkt.
Hierdoor kan brand ontstaan als u lang-
zaam rijdt of de auto op brandbaar mate-
riaal parkeert, zoals droge planten, hout,
karton enz. Dit ernstig of zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben voor de bestuur-
der, de passagiers of anderen.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden met een bran-
dend storingslampje, kan het voertuigre-
gelsysteem beschadigd raken. Het kan ook
van invloed zijn op het brandstofverbruik
LET OP!
en het rijgedrag. Als het lampje knippert,
zal de katalysator vrij snel ernstig defect
raken en zal het motorvermogen afnemen.
Raadpleeg dan onmiddellijk uw dealer.
SERV4WD— Waarschuwingslampje service
4WD — indien aanwezig
Als het lampje blijft branden of tijdens het
rijden gaat branden, duidt dit erop dat de
vierwielaandrijving niet correct werkt en moet
worden nagekeken. Wij raden u aan naar het
dichtstbijzijnde service center te rijden en de
auto onmiddellijk te laten repareren.
— Lampje Service Forward Collision
Warning (FCW) — indien aanwezig
Dit lampje gaat branden om aan te geven dat
er een storing aanwezig is in het Forward
Collision Warning-systeem. Neem contact op
met uw erkende dealer voor service. Raad-
pleeg de paragraaf "Forward Collision War-
ning (FCW)" in het hoofdstuk "Veiligheid" voor
meer informatie.
— Waarschuwingslampje onderhoud
Stop/Start-systeem — indien aanwezig
Deze indicator gaat branden om aan te geven
dat het Stop/Start-systeem niet correct werkt
en moet worden nagekeken. Neem contact op
met uw erkende dealer voor service.
— Waarschuwingslampje bandenspan-
ningscontrolesysteem (TPMS)
Het waarschuwingslampje gaat branden en er
wordt een bericht weergegeven om aan te
geven dat de bandenspanning lager is dan de
aanbevolen waarde en/of langzaam span-
ningsverlies optreedt. In deze gevallen, wor-
den de optimale gebruiksduur van de banden
en het optimale brandstofverbruik mogelijk
niet gegarandeerd.
Indien een of meer banden in de bovenge-
noemde staat zijn, toont het display de aan-
wijzingen voor elke overeenkomstige band
één voor één.
83
Trek de multifunctionele hendel naar achte-
ren (naar de achterkant van het voertuig) om
het grootlicht uit te schakelen. Wanneer het
grootlicht is uitgeschakeld, trekt u de hendel
naar u toe om het grootlicht tijdelijk in te
schakelen, of te "knipperen".
BOORDDIAGNOSESYSTEEM
— OBD II
Uw auto is uitgerust met een geavanceerd diagno-
sesysteem genaamd OBD II (On-Board Diagnostic
II). Dit systeem bewaakt de prestaties van de
regelsystemen voor uitlaatgasemissie, de motor en
de versnellingsbak. Als deze systemen correct wer-
ken, zal uw auto uitstekende prestaties leveren,
brandstof besparen en lage emissiewaarden heb-
ben die aan de strengste eisen voldoen.
Wanneer een bepaald systeem onderhoud of
reparatie nodig heeft, schakelt het OBD II
systeem het storingslampje in. Bovendien zal
het diagnosecodes en andere hulpinformatie
voor de monteur opslaan in een geheugen.
Hoewel u dan meestal nog met het voertuigkunt rijden en niet gesleept hoeft te worden,
dient u toch zo spoedig mogelijk een erkende
dealer te bezoeken voor service.
LET OP!
• Als u lange tijd blijft rijden met een
brandend storingslampje, kan het emis-
sieregelsysteem verder beschadigd ra-
ken. Het kan ook van invloed zijn op het
brandstofverbruik en het rijgedrag. De
auto vereist onderhoud om emissietests
te kunnen uitvoeren.
• Als het lampje knippert wanneer de mo-
tor draait, zal de katalysator vrij snel
ernstig defect raken en zal het motorver-
mogen afnemen. Raadpleeg dan onmid-
dellijk uw dealer.
Boorddiagnosesysteem (OBD II) en
cyberveiligheid
Uw voertuig moet zijn uitgerust met een boorddi-
agnosesysteem (OBD II) en een aansluiting voor
toegang tot informatie met betrekking tot de pres-
taties van de emissieregeling. Erkende service-
monteurs hebben toegang tot deze informatie no-dig voor de diagnose en het onderhoud van uw
voertuig en emissiesystemen.
WAARSCHUWING!
• UITSLUITEND een erkende servicemon-
teur mag apparatuur aansluiten op de
OBD II aansluiting voor diagnose of on-
derhoud van uw voertuig.
• Als niet-goedgekeurde apparatuur wordt
aangesloten op de OBD II aansluiting,
zoals een tracker voor bestuurdersge-
drag, kan:
•
Het mogelijk zijn dat voertuigsystemen,
waaronder ook veiligheidsgerelateerde
systemen, worden aangetast. Ook kan
het voertuig onbestuurbaar worden wat
kan leiden tot ernstige of zelfs dodelijke
ongevallen.
• Informatie die is opgeslagen in de
systemen van uw voertuig, waaron-
der ook persoonlijke gegevens, toe-
gankelijk worden voor anderen.
Raadpleeg de paragraaf "Cyberveiligheid" in
het hoofdstuk "Multimedia" voor meer infor-
matie.
89
Met deze instelling heeft u minder reactietijd
dan bij de instelling "Far" (veraf). Hierdoor is
een meer dynamische rijervaring mogelijk.
Meer dynamische of agressieve bestuurders
die frequente waarschuwingen willen vermij-
den, zullen de voorkeur hebben voor deze
instelling.
Raadpleeg het instructieboekje voor meer
informatie.
WAARSCHUWING!
Forward Collision Warning (FCW) is niet
bedoeld om zelfstandig een aanrijding te
voorkomen en kan ook niet elke soort mo-
gelijke aanrijding herkennen. De bestuur-
der blijft verantwoordelijk voor de bestu-
ring van de auto en het voorkomen van een
aanrijding. Als u deze waarschuwing niet
opvolgt, kan dit ernstig en zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
Bandenspanningscontrolesysteem
OPMERKING:
Voor voertuigen met run-flat-banden — wan-
neer het bandenspanningscontrolesysteem
een bandenspanning aangeeft van 14 psi
(96 kPa) of lager, dient u altijd de banden-
spanning te controleren en de band zo snel
mogelijk te vervangen. Bij een spanning van
14 psi (96 kPa) of lager verkeert de band in
de run-flat-modus. In dat geval is het raad-
zaam een maximale rijsnelheid van 50 mph
(80 km/u) aan te houden en maximaal
50 mijl (80 km) af te leggen. De fabrikant
raadt af de run-flat-modus te gebruiken bij
het rijden van een volledig beladen auto of bij
het trekken van een aanhanger.
Het bandenspanningscontrolesysteem waar-
schuwt de bestuurder voor te lage banden-
spanning op basis van de op de sticker ver-
melde bandenspanning (koud).
De bandenspanning varieert met de tempera-
tuur met ongeveer 1 psi (7 kPa) voor elke 6,5
°C (12 °F). Dat betekent dat de bandenspan-
ning afneemt wanneer de buitentemperatuur
daalt. De bandenspanning moet altijd wor-
den gemeten en ingesteld wanneer de ban-den "koud" zijn. De banden zijn "koud" als ten
minste drie uur niet met de auto is gereden of
als minder dan 1 mijl (1,6 km) is gereden na
een periode van drie uur stilstaan.Raadpleeg
de paragraaf "Banden" in het hoofdstuk "Service
en onderhoud" voor informatie over hoe de au-
tobanden correct op spanning moeten worden
gebracht.De bandenspanning neemt ook toe
tijdens het rijden. Dit is normaal en betekent
niet dat de spanning moet worden verlaagd.
Het bandenspanningscontrolesysteem waar-
schuwt de bestuurder voor lage bandenspan-
ning als de bandenspanning om welke reden
dan ook tot onder de waarschuwingsgrens
daalt, ook als gevolg van lage temperaturen of
natuurlijk spanningsverlies van de band.
Het bandenspanningscontrolesysteem blijft
de bestuurder waarschuwen zolang de toe-
stand onveranderd blijft, en schakelt pas uit
wanneer de bandenspanning gelijk is aan of
hoger is dan de aanbevolen waarden (koud)
op het bandenspanningsplaatje. Zodra het
bandenspanningslampje gaat branden, dient
VEILIGHEID
108
kleur worden getoond. Raadpleeg de para-
graaf "Display in de instrumentengroep" in
het hoofdstuk "Uw Instrumentenpaneel leren
kennen" voor meer informatie hierover.
OPMERKING:
U kunt uw systeem instellen voor weergave in
PSI, BAR of KPA.Als de spanning in één (of meer) van de vier
banden te laag is, dient u zo snel mogelijk te
stoppen om de band(en) die in een andere
kleur op het display worden weergegeven op
de aanbevolen koude bandenspanning te
brengen.
OPMERKING:
Bij het vullen van warme banden, moet de
bandenspanning mogelijk worden verhoogd
met 28 kPa (4 psi) boven de aanbevolen
waarde die in de bandenspanningstabel
(koud) staat vermeld, zodat het waarschu-
wingslampje voor lage bandenspanning wordt
uitgeschakeld.
Het systeem wordt automatisch bijgewerkt,
het display met de spanningswaarde(n) keert
terug naar zijn oorspronkelijke kleur en het
bandenspanningslampje gaat uit zodra de
nieuwe bandenspanningswaarde is ontvan-
gen. Om deze informatie te verwerken, moet
het voertuig 10 minuten rijden met een snel-
heid hoger dan 24 km/u (15 mph).Waarschuwing Service TPM System (onder-
houd bandenspanningscontrolesysteem)
Als een systeemstoring is geconstateerd,
knippert het bandenspanningslampje gedu-
rende 75 seconden en blijft daarna continu
branden. Bij een systeemstoring wordt ook
een geluidssignaal weergegeven. Het display
in de instrumentengroep toont gedurende mi-
nimaal vijf seconden het bericht "SERVICE
TPM SYSTEM" (onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem). Dit bericht wordt ge-
volgd door de grafische weergave van "- -" in
plaats van de spanningswaarde(n) om aan te
geven welke bandenspanningssensor(en) niet
naar behoren werkt (werken).
Als het contact wordt uitgeschakeld en ver-
volgens weer ingeschakeld, zal deze reeks
worden herhaald wanneer de systeemstoring
zich nog steeds voordoet. Als de systeemfout
is verholpen, stopt het bandenspannings-
lampje met knipperen, wordt het bericht
"SERVICE TPM SYSTEM" (Onderhoud ban-
denspanningscontrolesysteem) niet langer
Display van
bandenspanningscontrolesysteem
111
weergegeven en verschijnt in plaats van de
streepjes de waarde van de bandenspanning.
Systeemstoringen kunnen de volgende oorza-
ken hebben:
• Storing door elektronische toestellen of als
men langs installaties rijdt die dezelfde
radiofrequenties uitzenden als de banden-
spanningssensoren.
• Installatie van een bepaalde kleur ramen
die men later aanbrengt waardoor de radio-
golfsignalen worden beïnvloed.
• Veel sneeuw of ijs aan de wielen of in de
wielkasten.
• Het gebruik van sneeuwkettingen.
• Gebruik van wielen/banden die niet zijn
uitgerust met bandenspanningssensoren.
OPMERKING:
Het reservewiel is niet voorzien van een ban-
denspanningssensor. Het bandenspannings-
controlesysteem kan de bandenspanning niet
controleren. De eerstvolgende keer dat u het
voertuig start na de montage van het reserve-
wiel op de plaats van een band met een te
lage spanning, gaat het bandenspannings-
lampje branden, klinkt een geluidssignaal enwordt op het display in de instrumentengroep
de bandenspanningswaarde in een andere
kleur weergegeven. Nadat u maximaal 10 mi-
nuten met een snelheid van meer dan
24 km/u (15 mph) hebt gereden, gaat het
bandenspanningslampje gedurende 75 se-
conden knipperen en vervolgens continu
branden. Verder verschijnt gedurende vijf se-
conden op het display in de instrumenten-
groep het bericht "SERVICE TPM SYSTEM"
(onderhoud bandenspanningscontrolesys-
teem) en worden er streepjes (- -) weergege-
ven in plaats van de bandenspannings-
waarde. Elke volgende keer dat u het voertuig
start, klinkt het geluidssignaal, knippert het
bandenspanningslampje gedurende 75 se-
conden en blijft daarna continu branden,
wordt op het display in de instrumentengroep
gedurende vijf seconden het bericht "SER-
VICE TPM SYSTEM" (Onderhoud banden-
spanningscontrolesysteem) weergegeven en
worden vervolgens streepjes (- -) in plaats van
de bandenspanningswaarde weergegeven.
Zodra de oorspronkelijke band is gerepareerdof vervangen en op de auto is gemonteerd in
plaats van het reservewiel, wordt het banden-
spanningscontrolesysteem automatisch bij-
gewerkt.
Bovendien dooft het bandenspannings-
lampje en verschijnt in de instrumentengroep
in plaats van de streepjes (- -) een nieuwe
bandenspanningswaarde, tenzij de spanning
in een van de vier banden tot onder de waar-
schuwingslimiet is gedaald. Het is mogelijk
dat u eerst ongeveer 10 minuten met een
snelheid hoger dan 24 km/u (15 mph) moet
rijden, voordat het bandenspanningscontro-
lesysteem deze informatie ontvangt.
Bandenspanningscontrolesysteem uitscha-
kelen - indien aanwezig
Het bandenspanningscontrolesysteem kan
worden uitgeschakeld als alle vier de wielen
met banden worden vervangen door wielen
met banden die geen bandenspanningssen-
soren hebben, bijvoorbeeld wanneer winter-
banden op de auto worden gezet.
VEILIGHEID
112