Page 49 of 316

BELANGRIJK
35)Net als de motor verbruikt ook de extra
verwarming, hoewel in geringe mate,
brandstof. Om vergiftiging en verstikking te
voorkomen, mag de extra verwarming
nooit worden ingeschakeld in een
afgesloten ruimte, zoals een garage of een
werkplaats zonder een afzuigsysteem
voor uitlaatgassen, ook niet voor een korte
tijd.
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
ELEKTRISCHE
Met de schakelaars fig. 79 op de
binnenkant van de armleuning van het
bestuurdersportier kunnen, met de
contactsleutel in de stand MAR, de
volgende bedieningen uitgevoerd
worden:
A: zijruit linksvoor openen/sluiten.
B: zijruit rechtsvoor openen/sluiten.
Continue automatische werking
Druk langer dan een halve seconde op
een van de bedieningstoetsen om de
automatisch ononderbroken werking
van de ruit in te schakelen. De ruit stopt
wanneer de eindaanslag wordt bereikt,
of wanneer de toets opnieuw wordt
ingedrukt.BELANGRIJK Als de contactsleutel in
de stand STOP staat of verwijderd
is, dan kunnen de ruiten nog ongeveer
3 minuten worden bediend. Het
systeem wordt echter uitgeschakeld als
een van de portieren wordt geopend.
Voorportier passagierszijde
Een speciale schakelaar voor de
bediening van de ruit bevindt zich op de
binnenkant van de armsteun van het
voorportier aan passagierszijde.
36)
BELANGRIJK
36)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruiten of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als het voertuig
wordt verlaten om te voorkomen dat
onverwachtse bediening van de elektrische
ruitbediening gevaar oplevert voor de
achtergebleven passagiers.
79F1A0125
47
Page 50 of 316

MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
open het bestuurdersportier om bij
de ontgrendelhendel van de motorkap
te kunnen komen;
trek de hendel fig. 80 in de richting
van de pijl;
trek de hendel A fig. 81 omhoog
zoals afgebeeld in de figuur;
til de motorkap op en trek
tegelijkertijd de steunstang uit de fig. 82
uit de vergrendeling D; steek
vervolgens het uiteinde C fig. 83 van de
stang in de zitting E.
BELANGRIJK Controleer, voordat de
motorkap wordt opgetild, of de armen
van de ruitenwissers tegen de ruit
liggen.SLUITEN
Ga als volgt te werk:
houd de motorkap met één hand
omhoog, verwijder met de andere hand
de stang C fig. 83 uit de zitting E en
zet hem terug in vergrendeling D fig.
82;
laat de motorkap tot op ongeveer 20
cm van de motorruimte zakken en laat
hem dan vallen. Controleer of de
motorkap volledig gesloten is en niet
alleen met de beveiliging is vergrendeld
door te proberen hem op te tillen. Als
de motorkap niet perfect gesloten
is, probeer dan niet erop te drukken
maar open hem opnieuw en herhaal de
handeling.BELANGRIJK Controleer altijd of de
motorkap goed vergrendeld is om
te voorkomen dat deze tijdens
het rijden open gaat.
37) 38) 39)
80F1A0126
81F1A0339
82F1A0349
83F1A0129
48
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 51 of 316

BELANGRIJK
37)Om veiligheidsredenen moet de
motorkap tijdens het rijden altijd perfect
gesloten zijn. Controleer dus altijd of de
motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht men tijdens het rijden merken dat
de motorkap niet goed vergrendeld is, stop
dan onmiddellijk en sluit de motorkap op
de correcte manier.
38)Een onjuiste plaatsing van de
steunstang kan leiden tot een plotselinge
val van de motorkap.
39)Verricht deze handelingen uitsluitend bij
stilstaande auto.
HOOFDSTEUNEN
VOOR
Bij sommige versies zijn de
hoofdsteunen in hoogte verstelbaar en
vergrendelen ze automatisch in de
gewenste stand.
40)
Verstellen
Omhoog verstellen: breng de
hoofdsteun omhoog tot deze op zijn
plaats vastklikt.
Omlaag verstellen: druk op knop A
fig. 84 en breng de hoofdsteun omlaag.
Om de hoofdsteunen voor te
verwijderen, druk tegelijkertijd op de
knoppen A en B fig. 84 op de zijkant
van de beide steunen en trek de
steunen naar boven.
BELANGRIJK
40)De verstelling mag alleen bij stilstaand
voertuig en uitgeschakelde motor
gebeuren. De hoofdsteunen moeten
zodanig versteld worden dat het hoofd en
niet de nek er tegenaan steunt. Alleen
op deze manier oefenen ze hun
beschermende werking uit. Voor een
optimale bescherming van de hoofdsteun,
moet de rugleuning zo zijn ingesteld dat
men rechtop zit en het hoofd zich zo dicht
mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.
84F1A0039
49
Page 52 of 316

INTERIEURUIT-
RUSTING
OPBERGVAK ONDER
VOORSTE
PASSAGIERSSTOEL
Ga als volgt te werk om toegang te
hebben tot dit opbergvak:
Open en verwijder de klep A fig. 85
zoals is aangegeven;
draai de vergrendelknop B linksom
en verwijder hem om het vak te kunnen
uitnemen.USB-POORTEN
(voor bepaalde versies/markten)
Deze kunnen zich bevinden:
midden op het dashboard in plaats
van de sigarettenaansteker en kunnen
uitsluitend worden gebruikt als
oplaadbron voor externe apparatuur;
op de middentunnel, boven de
mobiele telefoonhouder fig. 86, voor het
aansluiten van externe-USB/iPod-
apparaten (zie USB-iPOD-STEUN in het
hoofdstuk “Multimedia”).
STOPCONTACT
(voor bepaalde versies/markten)
Het stopcontact bevindt zich op de
middenconsole, vlakbij de
sigarettenaansteker.
Om hem te gebruiken, het deksel A fig.
87 openen.TABLETHOUDER
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bevindt zich in het midden van het
dashboard en is ontworpen om een
tablet op te bevestigen.
Om het te gebruiken, gaat u als volgt te
werk fig. 88:
plaats de hendel A omlaag om de
vergrendelingen B te ontgrendelen;
plaats de tablet tussen de
vergrendelingen B;
plaats de hendel A omhoog om het
apparaat vast te zetten.
41) 42) 43)85F1A0095
86F1A0395
87F1A0308
50
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 53 of 316

BELANGRIJK
41)De aansteker wordt zeer heet. Wees
voorzichtig en zorg dat hij niet wordt
gebruikt door kinderen: brandgevaar en/of
gevaar voor brandwonden.
42)Laat tijdens het rijden de werktafel niet
in de verticale stand staan.
43)Om gevaarlijke situaties te voorkomen,
is het verboden de tablethouder te
bewegen en het apparaat te gebruiken
terwijl u rijdt.
TACHOGRAAF
Raadpleeg voor de werking en het
gebruik van de tachograaf het door de
fabrikant geleverde instructieboek.
Voertuigen (met of zonder aanhanger)
met een gewicht van meer dan 3,5 ton,
moeten uitgerust zijn met een
tachograaf.
BELANGRIJK Elke verandering aan het
controle-instrument of aan het
signaaltransmissiesysteem, die de
registratie door het controle-instrument
beïnvloedt, vooral m.b.t. frauduleus
gebruik, is strafbaar.
BELANGRIJK Als het voertuig is
voorzien van een tachograaf en 5
dagen niet wordt gebruikt, is het
raadzaam om de minpool van de accu
los te koppelen om ontlading van de
accu te voorkomen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik voor het schoonmaken van het
apparaat geen schurende
reinigingsmiddelen of oplosmiddelen.
Gebruik voor het schoonmaken van de
buitenkant een vochtige doek of
eventueel speciale producten voor de
verzorging van synthetische materialen.De installatie en verzegeling van de
tachograaf wordt door bevoegd
personeel verzorgd: raak het apparaat
en de bijbehorende voedings- en
registratiekabels nooit aan. De eigenaar
van het voertuig waarin de tachograaf
is geïnstalleerd, dient de tachograaf
regelmatig te laten keuren.
Het systeem moet ten minste elke twee
jaar gekeurd en getest worden om de
juiste werking ervan vast te stellen. Laat
na elke controle het gegevensplaatje
vernieuwen en controleer of de
voorgeschreven gegevens erop zijn
aangegeven.
88F1A0342
51
Page 54 of 316

AUTOMATISCHE
NIVEAUREGELING
LUCHTVERING
ALGEMENE INFORMATIE
Het systeem werkt alleen op de
achterwielen in.
Het systeem houdt de achterste
rij-instelling van het voertuig onder alle
beladingscondities constant, terwijl een
groter rijcomfort wordt gegarandeerd.
HOOGTEREGELING
Er zijn 7 van te voren vastgestelde
niveaus voor de vrije hoogte vanaf de
grond: van “rij-instelling -3” tot
“rij-instelling 0” tot “rij-instelling +3”.
De uitrusting wordt op het
multifunctionele display weergegeven
Automatische regeling
Tijdens het rijden geeft het systeem
automatisch aan dat het voertuig zich in
'rij-instelling 0' bevindt en houdt dit
constant.
Tijdens de regeling knippert de led op
de knop (A of B fig. 89) die
overeenkomt met de rijrichting.Handmatig verstellen
5)
De gewenste hoogte kan ingesteld
worden als het voertuig stil staat, met
de motor in- of uitgeschakeld.
Door knop A minder dan 1 seconde in
te drukken, wordt het volgende hogere
niveau geselecteerd. Door knop A
langer dan 1 seconde ingedrukt
te houden, wordt rechtstreeks het
maximumniveau geselecteerd:
"rij-instelling +3".
Door knop B minder dan 1 seconde in
te drukken, wordt het volgende lagere
niveau geselecteerd. Door knop B
langer dan 1 seconde ingedrukt
te houden, wordt rechtstreeks het
minimumniveau geselecteerd:
"rij-instelling -3".
Tijdens de regeling knippert de led op
de knop (A of B) die overeenkomt
met de rijrichting.Als na bediening van een knop de led
blijft branden (gedurende ongeveer
5 seconden) in plaats van te knipperen,
dan betekent dit dat de regeling tijdelijk
niet beschikbaar is.
Mogelijke oorzaken kunnen zijn:
onvoldoende luchtreserve: de functie
wordt hersteld door de motor te
starten;
het systeem heeft een
drempelbedrijfstemperatuur bereikt:
wacht enkele minuten om het te laten
afkoelen voordat de knoppen weer
worden bediend.
Het niveau dat geselecteerd is bij
stilstaand voertuig wordt gehandhaafd
tot een snelheid van ongeveer 20 km/h;
wanneer deze snelheid wordt
overschreden, zal het systeem het
normale niveau automatisch herstellen:
"rij-instelling 0".
BELANGRIJK
5)Controleer, alvorens handmatig te
regelen met geopende portieren, of er
voldoende ruimte rond het voertuig is voor
een dergelijke handeling.
89F1A0170
52
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 55 of 316
OPTIONELE
ACCESSOIRES
INBOUWVOORBEREIDING
TELEPASS OP DE
REFLECTERENDE
VOORRUIT
(voor bepaalde versies/markten)
Als het voertuig is uitgerust met een
reflecterende voorruit, installeer dan de
Telepass in de zone die is aangegeven
in fig. 90 - fig. 91.
90F1A0310
91F1A0311
53
Page 56 of 316

KENNISMAKING MET HET
INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.BEDIENINGSPANEEL EN
BOORDINSTRUMENTEN ................ 56
DISPLAY ........................................ 58
TRIP COMPUTER ........................... 60
LAMPJES EN BERICHTEN ............. 62
-REMVLOEISTOF BENEDEN
PEIL/HANDREM AANGETROKKEN..... 62
-STORING EBD ................................... 63
-STORING AIRBAGSYSTEEM ............. 63
-GORDELVERKLIKKER ....................... 64
-TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ....... 65
-LAADSTROOM ACCU
ONVOLDOENDE ................................. 65
-MOTOROLIEDRUK TE LAAG ............. 66
-MOTOROLIE VERSLECHTERD .......... 66
-PORTIEREN/LAADRUIMTE NIET
GOED GESLOTEN .............................. 67
-STORING STUURBEKRACHTIGING .. 67
-STORING AUTOMATISCHE
NIVEAUREGELING .............................. 67
-STORING
INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM ................. 69
-STORING
UREUM-INSPUITSYSTEEM................. 70
-STORING ABS ................................... 70
-BRANDSTOFRESERVE...................... 71
-STORING VOORGLOEIBOUGIES /
VOORGLOEISYSTEEM ....................... 71
-WAARSCHUWING LAAG NIVEAU
ADDITIEF DIESELEMISSIE (UREUM) ... 72
-STORING STARTBLOKKERING -
FIAT CODE .......................................... 72
-MISTACHTERLICHTEN ...................... 72-INDICATIE AANVULLENDE
STORING ............................................ 73
-DPF (ROETFILTER) WORDT
SCHOONGEMAAKT ............................ 74
-REMBLOKSLIJTAGE .......................... 75
-DRIVING ADVISOR ............................ 75
-TPMS-SYSTEEM ............................... 76
-DIMLICHT .......................................... 77
-FOLLOW ME HOME .......................... 77
-RICHTINGAANWIJZER LINKS............ 77
-RICHTINGAANWIJZER RECHTS........ 77
-MISTLAMPEN .................................... 77
-CRUISE CONTROL ............................ 78
-SPEED LIMITER ................................. 78
-AUTOMATISCHE INSCHAKELING
GROOTLICHT ..................................... 78
-GROOTLICHT .................................... 78
-"UP" FUNCTIE ................................... 79
-STORING BUITENVERLICHTING ....... 80
-DEFECT
WAARSCHUWINGSLAMPJE LAGE
MOTOROLIEDRUK.............................. 80
-STORING REMLICHTEN .................... 80
-STORING AUTOMATISME
GROOTLICHT KOPLAMPEN ............... 81
-KANS OP GLAD WEGDEK................. 81
-SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN ............................... 81
-GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD ..................................... 81
-BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR IN
WERKING GETREDEN ........................ 82
-INDICATIE STORING
COMFORT-MATIC-SYSTEEM .............. 82
-STORING PARKEERSENSOR ............ 82
54
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL