Page 41 of 316
VERWARMING EN VENTILATIE.
1. Vast luchtrooster bovenkant - 2. Verstelbare luchtroosters in het midden - 3. Vaste luchtroosters aan zijkant - 4. Verstelbare luchtroosters aan
zijkant - 5. Onderste luchtroosters voor voorstoelen.
MODE
71F1A0302
39
Page 42 of 316

BEDIENINGS-
ELEMENTEN
VERWARMING EN
VENTILATIE
BEDIENINGSELEMENTEN
Draaiknop voor instelling
luchttemperatuur A (mengt warme
en koude lucht)
Rode gebied = warme lucht
Blauwe gebied = koude lucht
Knop B activeert/regelt de
ventilator
0 = ventilator uitgeschakeld
1-2-3 = ventilatorsnelheid
4
= maximum ventilatorsnelheidDraaischakelaar luchtverdeling C
voor een luchtstroom naar de
luchtroosters in het midden en aan
de zijkant;
voor een warme luchtstroom naar
de voeten en een ietwat minder
warme luchtstroom naar de
luchtroosters op het dashboard,
bij gematigde temperaturen;
voor het verwarmen bij zeer lage
buitentemperaturen: zoveel
mogelijk luchtstroom naar de
voeten;
voor zowel een warme
luchtstroom naar de voeten als het
ontwasemen van de voorruit;
voor het snel ontwasemen van de
voorruit.
Aan/uit knop luchtrecirculatie D
Plaats de knop D op
om de interne
luchtrecirculatie in te schakelen.
Plaats de knop D op
om de interne
luchtrecirculatie uit te schakelen.
HANDBEDIENDE
KLIMAATREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
2)
BEDIENINGSELEMENTEN
Draaiknop voor instelling
luchttemperatuur A (mengt warme
en koude lucht)
Rode gebied = warme lucht
Blauwe gebied = koude lucht
Knop B activeert/regelt de
ventilator
0 = ventilator uitgeschakeld
1-2-3 = ventilatorsnelheid
4
= maximum ventilatorsnelheid
72F1A0048
73F1A0051
40
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 43 of 316

Draaischakelaar luchtverdeling C
voor een luchtstroom naar de
luchtroosters in het midden en aan
de zijkant;
voor een warme luchtstroom naar
de voeten en een ietwat minder
warme luchtstroom naar de
luchtroosters op het dashboard,
bij gematigde temperaturen;
voor het verwarmen bij zeer lage
buitentemperaturen: zoveel
mogelijk luchtstroom naar de
voeten;
voor zowel een warme
luchtstroom naar de voeten als het
ontwasemen van de voorruit;
voor het snel ontwasemen van de
voorruit.
Aan/uit knop luchtrecirculatie D
Druk op de knop (led op knop aan) om
de interne luchtrecirculatie in te
schakelen.
Druk nogmaals op de knop (led op
knop uit) om de interne luchtrecirculatie
uit te schakelen.
Aan/uit knop klimaatregeling E
Druk op de knop (led op knop aan) om
de klimaatregeling in te schakelen.
Druk nogmaals op de knop (led op
knop uit) om de klimaatregeling uit te
schakelen.
AUTOMATISCHE
KLIMAATREGELING
2)
(voor bepaalde versies/markten)
BEDIENINGSELEMENTEN
AAUTO-knop automatische regeling
van alle functies
BDraaiknop luchtverdeling.
CDisplay.
DRegelknop snel ontwasemen/
ontdooien (MAX DEF functie).
ESysteem uitschakelen OFF-knop.
FKnop voor inschakelen/uitschakelen
compressor.
GRegelknop luchtrecirculatie.
HRegelknoppen ventilatorsnelheid.
IRegelknop
temperatuursverhoging/-verlaging.GEBRUIK VAN DE
KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende
manieren ingeschakeld worden; het
verdient echter aanbeveling op de
AUTO-knop te drukken en de gewenste
temperatuur op het display in te stellen.
Het systeem regelt de temperatuur,
de hoeveelheid en de verdeling van de
lucht in het interieur en zorgt, door
het gebruik van de recirculatiefunctie,
voor de inschakeling van de
aircocompressor. Tijdens de volledig
automatische werking van het systeem,
dient men eventueel alleen de
volgende functies handmatig in te
schakelen:
luchtrecirculatie (om de
recirculatie constant aan of uit te
houden);
voor het snel ontwasemen/
ontdooien van de voorruit, de achterruit
en de achteruitkijkspiegels.
74F1A0054
41
Page 44 of 316

Tijdens de volledig automatische
werking van het systeem, kan te allen
tijd de ingestelde temperatuur, de
luchtverdeling en de ventilatorsnelheid
gewijzigd worden met de betreffende
knoppen: het systeem past
automatisch de eigen instellingen aan
de nieuwe instellingen aan. Wanneer
tijdens de volledige automatische
werking (FULL AUTO) de luchtverdeling
en/of de luchtopbrengst gewijzigd
worden en/of de inschakeling van de
compressor en/of de recirculatie, dan
verdwijnt het woord FULL. Zo worden
de functies niet langer automatisch
geregeld en moeten ze handmatig
worden bediend, totdat opnieuw de
knop AUTO wordt ingedrukt.
BELANGRIJK
2)Het aircosysteem gebruikt als
koelmiddel R134a of R1234yf dat
compatibel is met de wetten die van kracht
zijn in de landen waar het voertuig wordt
verkocht. Gebruik tijdens het laden alleen
het gas dat is aangeduid op het plaatje
in de motorruimte. Het gebruik andere
koelmiddelen heeft invloed op de efficiency
en conditie van het systeem. Het
smeermiddel dat voor de compressor
wordt gebruikt, is ook strikt gekoppeld aan
het type koelgas; raadpleeg het Fiat
Servicenetwerk.
EXTRA
VERWARMING
(voor bepaalde versies/markten)
Sommige versies beschikken ook over
extra verwarming onder de
bestuurdersstoel. De ventilator van
deze verwarming kan worden
ingeschakeld met de knop F op het
bedieningspaneeltje fig. 75.
ONAFHANKELIJKE
EXTRA
VERWARMING
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig kan optioneel worden
uitgerust met twee verschillende typen
onafhankelijke verwarming: een
volautomatische verwarming en een
programmeerbare verwarming.
AUTOMATISCHE VERSIE
De extra verwarming schakelt
automatisch in wanneer de motor
wordt gestart en naargelang de
buitentemperatuur en de
koelvloeistoftemperatuur. De
uitschakeling is altijd automatisch.
35)
BELANGRIJK Als het systeem wordt
ingeschakeld bij lage
buitentemperaturen, controleer dan of
het brandstofpeil boven het
reserveniveau staat. Zoniet kan het
systeem blokkeren en moet u zich
wenden tot het Fiat Servicenetwerk.
MODEF
75F1A0305
42
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 45 of 316

PROGRAMMEERBARE
VERSIE
De extra verwarming werkt volledig
onafhankelijk van de motor en zorgt
voor:
verwarming van het interieur bij
uitgezette motor
ontdooiing van de ruiten;
opwarming van de koelvloeistof van
de motor en vervolgens van de motor
zelf alvorens te starten.
Het systeem bestaat uit:
een dieselbrander om de
koelvloeistof te verwarmen, met een
geluidgedempte uitlaat;
een doseerpomp die is aangesloten
op de brandstofleidingen voor
brandstoftoevoer naar de brander;
een warmtewisselaar die is
aangesloten op de leidingen van het
motorkoelsysteem;
een regeleenheid die is aangesloten
op het verwarmings-/ventilatiesysteem
van het interieur, die de automatische
regeling ervan mogelijk maakt;
een elektronische regeleenheid om
de in de verwarming ingebouwde
brander te controleren en te regelen;
een digitale timer fig. 76 om de
verwarming handmatig in te schakelen
of om het inschakeltijdstip ervan te
programmeren.BELANGRIJK De extra verwarming is
voorzien van een thermische beveiliging
die de brander uitschakelt in geval van
oververhitting door een te laag
koelvloeistofpeil of door
koelvloeistoflekkage. In dergelijke
gevallen moet, na reparatie van het
defect in het koelsysteem en/of
herstellen van het juiste koelvloeistofpeil
en alvorens de verwarming opnieuw in
te schakelen, de toets voor
programmaselectie worden ingedrukt.
Digitale timer fig. 76
1) Tijd/timer-display
2) Ventilatie-waarschuwingslampje
3) Instelknop tijd "vooruit"
4) Programmaselectieknop
5) Klok voorkeuzenummer
6) Activeringsknop voor directe
verwarming
7) Waarschuwingslampje tijdinstelling/-
aflezing8) Instelknop tijd "terug"
9) Waarschuwingslampje
verwarmingscyclus
Directe inschakeling verwarming
Druk op de toets 6 van de timer om het
systeem handmatig in te schakelen:
het display en het
waarschuwingslampje 9 lichten op en
blijven branden zolang het systeem
actief is.
De inschakeltijd verdwijnt na 10
seconden.
Geprogrammeerde inschakeling
van de verwarming
Alvorens de inschakeling van het
systeem te programmeren, moet de
klok op de juiste tijd worden ingesteld.
De juiste tijd instellen
Houd de toets 4 ingedrukt: het
display en het waarschuwingslampje 7
lichten op.
Druk binnen 10 seconden op de
toets 3 of 8 om de juiste tijd te
selecteren.
Ontgrendel de toets 4.
Als het display dooft wordt de huidige
tijd opgeslagen.
Houd de toets 3 of 8 ingedrukt om de
cijfers van het klokje sneller voor- of
achteruit te doen verspringen.
76F1A0057
43
Page 46 of 316

De tijdsinstelling is niet mogelijk als de
verwarmings- of ventilatiefuncties actief
zijn.
BELANGRIJK Let op de instelling voor
daglichtbesparingstijd/standaard tijd.
De inschakeltijd programmeren
Ga als volgt te werk om de inschakeltijd
te programmeren:
druk op de toets 4: op de display
gaan het symbool 10 of de zonet
ingestelde tijd en het nummer 5 van de
daarvoor ingestelde tijd 10 seconden
branden.
BELANGRIJK Indien de andere
vooringestelde tijden moeten worden
opgeroepen, druk dan binnen 10
seconden een of meerdere malen op
de toets 4,
– druk binnen 10 seconden op de toets
3 of 8 om de gewenste inschakeltijd
te selecteren.
BELANGRIJK Ter bevestiging van het
opslaan van de tijd:
verdwijnt de inschakeltijd;
verschijnt het voorkeuzenummer 5;
wordt de display verlicht.
BELANGRIJK Bij inschakeling van de
brander:
licht het
branderwaarschuwingslampje 9 op het
display op;
dooft het voorkeuzenummer 5.
Standaardinstellingen:
Vooringestelde tijd 1: 6:00
Vooringestelde tijd 2: 16:00
Vooringestelde tijd 3: 22:00
BELANGRIJK Door een nieuwe
instelling worden de fabrieksinstellingen
gewist. Vooringestelde tijden worden
opgeslagen tot de volgende wijziging.
Als de klok wordt losgekoppeld van het
boordnetwerk (bijv. als de accu is
losgekoppeld), worden de
fabrieksinstellingen hersteld.
De geprogrammeerde inschakeltijd
uitschakelen
Druk kort op de toets 4 om de
geprogrammeerde inschakeltijd te
wissen: de verlichting van het display
dooft en het nummer 5 van de
vooringestelde tijd verdwijnt.
Een van de geprogrammeerde
inschakeltijden oproepen
Druk binnen 10 seconden op de toets 4
tot het programmanummer met de
gewenste vooringestelde tijd wordt
weergegeven.De door u gewenste vooringestelde tijd
wordt na circa 10 seconden
automatisch ingesteld zonder dat dit
met een andere toets hoeft te worden
bevestigd.
Schakel de vooringestelde tijd in
rekening houdend met de
veiligheidsaanwijzingen voor de werking
van de zelfstandige verwarming
(raadpleeg de handleiding voor gebruik
van de zelfstandige verwarming).
BELANGRIJK De zelfstandige
verwarming schakelt in op de
vooringestelde tijd, zowel als het
voertuig geparkeerd is als tijdens het
rijden.
BELANGRIJK Volg de hiervoor
beschreven instructies om de
geprogrammeerde inschakeltijd te
wijzigen of te wissen.
Instelling werkingsduur
Houd de toets ingedrukt. Druk
tegelijkertijd op de toets 3 of 8.
De tijd en het waarschuwingslampje 7
worden weergegeven.
Druk opnieuw op de toets 4 en houd
deze ingedrukt. Druk tegelijkertijd op de
toets 3 of 8.
De vooringestelde werkingsduur wordt
weergegeven en het
waarschuwingslampje 9 of 2 knippert.
44
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 47 of 316

Stel de werkingsduur in met de toets 3
of 8.
De ingestelde werkingsduur wordt
opgeslagen zodra de tekst in het
display verdwijnt of door te drukken op
de toets 4.
De verwarming uitschakelen
Naargelang de wijze waarop het
systeem is ingeschakeld (automatisch
of handmatig) kan het systeem als volgt
worden uitgeschakeld:
automatischals de ingestelde
werkingsduur is verstreken; als de
ingestelde tijd voorbij is, schakelt het
display uit;
handmatigdruk opnieuw op de
knop “prompte verwarming” van de
timer (vlam toets 6).
Het waarschuwingslampje van de
verwarming en de displayverlichting zijn
uitgeschakeld. De circulatiepomp blijft
nog ongeveer twee minuten werken:
in deze fase kan de verwarming
opnieuw worden ingeschakeld.
BELANGRIJK De standverwarming
schakelt uit wanneer de accuspanning
laag is, zodat het starten van de motor
mogelijk blijft.BELANGRIJK Controleer alvorens het
systeem in te schakelen of het
brandstofpeil boven het reserveniveau
staat. Zoniet kan het systeem blokkeren
en moet u zich wenden tot het Fiat
Servicenetwerk.
Tijdens het tanken en in de nabijheid
van tankstations moet de verwarming
altijd worden uitgeschakeld om
brandgevaar en/of ontploffingen te
voorkomen.
Parkeer het voertuig niet boven
papier, gras of droge bladeren:
brandgevaar!
In de nabijheid van de verwarming
mag de temperatuur niet boven 120 °C
komen (bijv. bij spuitwerkzaamheden
in de werkplaats). Bij hogere
temperaturen kunnen de onderdelen
van de elektronische regeleenheid
beschadigd raken.
Wanneer de motor is uitgezet,
verbruikt de ingeschakelde verwarming
elektrische energie van de accu;
daarom is het van belang dat de motor
blijft draaien om de accu voldoende
op te laden.
Om het koelvloeistofniveau te
controleren, volg de instructies die in de
paragraaf “Koelvloeistof” in het
hoofdstuk “Onderhoud van de auto”
zijn beschreven. Het water in het
motorkoelsysteem moet minstens 10%
antivries bevatten.
Voor onderhoud en reparaties dient
men zich uitsluitend tot het Fiat
Servicenetwerk te wenden. Gebruik
uitsluitend originele onderdelen.
ONDERHOUD
De extra verwarming dient regelmatig
(in elk geval voor het winterseizoen)
door het Fiat Servicenetwerk te worden
gecontroleerd. Dit garandeert een
veilige en zuinige werking en een lange
levensduur van de verwarming.
EXTRA VERWARMING
ACHTER (Panorama en
Combinato)
(voor bepaalde versies/markten)
De Panorama- en Combiversies
beschikken over een
hoofdverwarmingssysteem en een extra
verwarming (optioneel), met
bedieningsknoppen in de
hemelbekleding boven de tweede rij
stoelen fig. 77.
Deze verwarming kan worden
ingeschakeld door op de knop F fig. 78
op het instrumentenpaneel te drukken.
45
Page 48 of 316

Zet de knop D op de stand “maximaal
koud” (knop in het blauwe gebied);
lucht op omgevingstemperatuur komt
uit de uitstroomopeningen voor de
beenruimte achter (onder de stoelen
van de 2e-3e rij bij Panoramaversies en
uit de uitstroomopening aan de zijde
van de linkerwielkuip bij Combiversies).Zet de knop D op de stand “maximaal
warm” (knop in het rode gebied); voor
een warme luchttoevoer (bij warme
motor) uit de uitstroomopeningen voor
de beenruimte achter (onder de stoelen
van de 2e-3e rij bij Panoramaversies
en uit de uitstroomopening aan de zijde
van de linker wielkuip bij Combiversies).
EXTRA
KLIMAATREGELING
ACHTER (Panorama- en
Combiversies)
(voor bepaalde versies/markten)
De Panorama- en Combiversies
beschikken over een
hoofdverwarmings-/aircosysteem en
een extra verwarming (optioneel), met
bedieningsknoppen in de
hemelbekleding boven de tweede rij
stoelen fig. 77. De inschakeling is
mogelijk door op de knop F fig. 78 op
het instrumentenpaneel te drukken.
Deze airco werkt alleen wanneer de
primaire klimaatregeling is
ingeschakeld.
Zet de draaiknop D in de stand
“maximaal koud” (draaiknop op het
blauwe gebied) voor een koude
luchttoevoer uit de uitstroomopeningen
op de hemelbekleding.
Zet de knop D op de stand
“maximaal warm” (knop in het rode
gebied); voor een warme luchttoevoer
(bij warme motor) uit de
uitstroomopeningen voor de
beenruimte achter (onder de stoelen
van de 2e-3e rij bij Panoramaversies en
uit de uitstroomopening aan de zijde
van de linker wielkuip bij Combiversies).
Zet de draaiknop D in een
tussenstand voor een luchtverdeling
over de uitstroomopeningen op de
hemelbekleding en de
uitstroomopeningen voor de
beenruimte achter; hierbij wordt de
temperatuur gewijzigd.
BELANGRIJK Bij inschakeling van de
compressor van de primaire
klimaatregeling (door op knop E te
drukken), wordt automatisch de 1e
ventilatorsnelheid ingeschakeld, ook als
de ventilator van de extra
klimaatregeling in de stand 0 staat. Zo
wordt ijsvorming en mogelijke
beschadiging van dit onderdeel
voorkomen.77F1A0062
MODEF
78F1A0305
46
KENNISMAKING MET DE AUTO