Page 209 of 316
km x 1000 40 80 120 160 200
Jaren246810
Controleer de werking en parameters van het brandstoftoevoersysteem
m.b.v. diagnose-aansluiting●●●●●
Controleer het aanhaalmoment van de bevestigingsstrips van de cilinder.●●●
Controleer afdichting verwarmingsleidingen drukregelaar●●●●●
Controleer of de injectoren correct gemonteerd zijn (plaatsing, klemwerking)●●●●●
Controleer elektrische aansluitingen en intactheid motorbedrading●●●●●
207
Page 210 of 316
NIVEAUS CONTROLEREN.
2.0 115 Multijet 2 versies
A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsvloeistof
182) 183)
50)
206F1A0371
208
ONDERHOUD EN ZORG
Page 211 of 316
2.3 130 Multijet 2 - 130 met AdBlue - 150 Multijet 2 - 180 Multijet 2 Power
versies
A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsvloeistof
182) 183)
50)
207F1A0370
209
Page 212 of 316
2.3 150 ECOJET versies
A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsvloeistof
182) 183)
50)
208F1A0450
210
ONDERHOUD EN ZORG
Page 213 of 316
3.0 140 Natural Power-versies
A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsvloeistof
182) 183)
50)
209F1A0375
211
Page 214 of 316

MOTOROLIE
51)Controleer, ongeveer enkele minuten
(ongeveer 5 minuten) na het uitzetten
van de motor, het oliepeil met het
voertuig op een horizontale
ondergrond.
Controleer of het peil zich tussen het
MIN- en MAX-teken bevindt op de
peilstok B fig. 206 - fig. 207 - fig. 208 -
fig. 209.
Het verschil tussen het MIN en
MAX-teken komt overeen met ongeveer
1 liter olie.
Indien het oliepeil zich vlakbij of onder
het MIN-teken bevindt, vul dan olie
bij via de vulopening A fig. 206 - fig.
207 - fig. 208 - fig. 209 met de
bijgeleverde vulleiding (voor bepaalde
versies/markten), tot het MAX-teken
is bereikt.
Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
Motorolieverbruik
Gewoonlijk ligt het maximaal
motorolieverbruik op 400 gram per
1000 km.
Wanneer het voertuig nieuw is, moet de
motor worden ingereden, daarom kan
het motorolieverbruik pas na de eerste
5.000-6.000 km als stabiel beschouwd
worden.BELANGRIJK Het motorolieverbruik
hangt af van de rijstijl en de
omstandigheden waaronder het
voertuig wordt gebruikt.
BELANGRIJK Laat na het bijvullen of
het verversen van motorolie de motor
enkele seconden draaien alvorens hem
uit te zetten en wacht enkele minuten
alvorens het oliepeil te controleren.
BELANGRIJK Vul motorolie bij met
dezelfde kenmerken als de motorolie
waarmee de motor reeds is gevuld.
MOTORKOELVLOEISTOF
184)
52)
Controleer het koelvloeistofniveau bij
koude motor. Het niveau moet tussen
het MIN- en MAX teken op het reservoir
staan.
Als het niveau te laag is, als volgt te
werk gaan:
verwijder om de vulopening van het
reservoir te bereiken het plastic deksel
A fig. 210 door de borgschroeven B
linksom te draaien;
giet langzaam een mengsel van 50%
gedemineraliseerd water en 50%
PARAFLU
UPvan PETRONAS
LUBRICANTS door de vulopening C fig.
206 - fig. 207 - fig. 208 - fig. 209 van
het reservoir tot het MAX-niveau wordt
bereikt.
Het mengsel van 50%
gedemineraliseerd water en 50%
PARAFLU
UPbeschermt tegen vorst tot
-35 °C.
Wanneer het voertuig onder bijzonder
extreme klimaatomstandigheden wordt
gebruikt, adviseren wij een mengsel
van 60% PARAFLU
UPen 40%
gedemineraliseerd water.
210F1A0336
212
ONDERHOUD EN ZORG
Page 215 of 316

STUURBEKRACHTIGINGS-VLOEISTOF
185)
53)
4)
Controleer of de stuurbekrachtigingsolie
in het reservoir op het maximum niveau
staat. Deze controle mag alleen op
een horizontale ondergrond en bij
uitgeschakelde en koude motor worden
verricht.
Ga als volgt te werk:
verwijder om de vulopening van het
reservoir te bereiken het plastic deksel
A fig. 210 door de borgschroeven B
linksom te draaien;
controleer of het niveau op het
MAX-teken op de peilstok staat. De
peilstok is vastgemaakt aan de dop F
fig. 206 - fig. 207 - fig. 208 - fig. 209
(gebruik voor de controle bij koude
motor het aangegeven peil op de kant
met 20°C van de peilstok).
Als het vloeistofpeil in het reservoir lager
is dan voorgeschreven, vul dan
uitsluitend bij met een van de
producten uit de tabel “Vloeistoffen en
smeermiddelen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”. Ga hiervoor als
volgt te werk:
Start de motor en wacht tot het
vloeistofpeil in het reservoir stabiel is.
Draai bij draaiende motor het
stuurwiel enkele keren helemaal naar
rechts en helemaal naar links.
Vul olie bij, totdat het niveau bij het
MAX-teken komt en draai de dop vast.
VLOEISTOF VOOR
RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
186) 187)
Om vloeistof toe te voegen:
verwijder de dop D fig. 206 - fig. 207
- fig. 208 - fig. 209 door de borgtand
naar buiten toe te trekken;
trek de opening van de leiding
omhoog om de telescopische trechter
fig. 211 uit te nemen.
BELANGRIJK Om te voorkomen dat de
dop beschadigt of in aanraking komt
met mechanische onderdelen in de
buurt, moet de dop goed geplaatst
worden zoals te zien is in fig. 211
alvorens hem te openen. Draai
er anders aan tot die de juiste positie
bereikt.
Vul overeenkomstig de volgende
aanwijzingen:
Gebruik een mengsel van water en
PETRONAS DURANCE SC 35, in de
volgende mengverhouding:30% PETRONAS DURANCE SC 35 en
70% water in de zomer.
50% PETRONAS DURANCE SC 35 en
50% water in de winter.
Gebruik bij temperaturen onder –20 °C
onverdunde PETRONAS DURANCE
SC 35-vloeistof.
211F1A0396
213
Page 216 of 316

Ga als volgt te werk om de dop te
sluiten:
duw de trechter helemaal naar
binnen tot die vastzit;
sluit de dop.
188)
REMVLOEISTOF
189) 190)
54)
Draai de dop E fig. 206 - fig. 207 - fig.
208 - fig. 209 los en controleer of de
vloeistof in het reservoir op het
maximum niveau staat.
Het vloeistofniveau in het reservoir mag
niet boven het MAX-teken staan.
Gebruik de remvloeistof vermeld in de
tabel "Vloeistoffen en smeermiddelen"
(zie “Technische gegevens”).
OPMERKING Reinig zorgvuldig de
reservoirdop en het omliggende
oppervlak.
Zorg er goed voor dat er geen
verontreinigingen in het reservoir
terechtkomen als de dop geopend
wordt.
Gebruik voor het bijvullen altijd een
trechter met fijne zeef van maximaal
0,12 mm.BELANGRIJK Remvloeistof is
hygroscopisch (d.w.z. trekt water aan).
Daarom moet bij overwegend gebruik
van het voertuig in gebieden met grote
luchtvochtigheid, de vloeistof vaker
worden vervangen dan is aangegeven
in het “Geprogrammeerd
onderhoudsschema”.
VLOEISTOF
HYDRAULISCH SYSTEEM
COMFORT-MATIC-
VERSNELLINGSBAK
Om het oliepeil van de versnellingsbak
te controleren en de vloeistof van het
hydraulische systeem van de koppeling
te vervangen, moet u naar een Fiat
Servicenetwerk gaan.
191)
BELANGRIJK
182)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
183)Wees bijzonder voorzichtig bij het
uitvoeren van werkzaamheden in de
motorruimte bij warme motor: gevaar voor
brandwonden. Vergeet niet dat bij een
warme motor de ventilator onverwacht kan
inschakelen: gevaar voor letsel. Sjaals,
dassen of andere loszittende kleding
kunnen door de bewegende onderdelen
worden meegetrokken.184)Het koelsysteem staat onder druk.
Vervang, indien nodig, de dop alleen door
een origineel exemplaar om de werking van
het systeem niet negatief te beïnvloeden.
Draai bij warme motor de dop van het
reservoir niet los: gevaar voor
brandwonden.
185)Vermijd elk contact tussen de
stuurbekrachtigingsolie en de hete
motoronderdelen: de olie is licht
ontvlambaar.
186)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeiervloeistofreservoir:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een goed zicht.
187)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn licht
ontvlambaar. De motorruimte bevat warme
onderdelen die bij contact met de vloeistof
brand kunnen veroorzaken.
188)Maak de dop niet van het verlengstuk
los zonder eerst het systeem met de ring
te hebben uitgetrokken.
189)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
190)Het symbool
, op het reservoir van
de remvloeistof geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op
mineralen gebaseerde vloeistof is. Het
gebruik van minerale vloeistoffen kan de
speciale rubberen pakkingen in het
remsysteem onherstelbaar beschadigen.
214
ONDERHOUD EN ZORG