Page 113 of 316
OPMERKING Wanneer een universeel
ISOFIX-kinderzitje wordt gebruikt,
kunnen alleen ECE R44 "ISOFIX
Universal” (R44/03 of latere updates)
typegoedgekeurde kinderzitjes gebruikt
worden fig. 115.
WAARSCHUWING: De fig. 116 is
indicatief en dient slechts ter illustratie
van de montage. Monteer het
kinderzitje overeenkomstig de
aanwijzingen, die bijgesloten moeten
zijn.96) 97) 98) 99)
113F1A0156
114F1A0157
115F1B0117C
116F1A0155
111
Page 114 of 316

GESCHIKTHEID VAN PASSAGIERSZITPLAATSEN VOOR GEBRUIK MET
ISOFIX-KINDERZITJES
In onderstaande tabel worden, conform de Europese regelgeving ECE 16, de mogelijkheden weergegeven van de montage
van Universeel Isofix kinderzitjes op de stoelen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.
Gewichtsgroep Plaats kinderzitje Klasse Isofix-formaatIsofix montage, 1e rij
stoelen achter
(PANORAMA)Isofix montage, 1e rij
stoelen achter (COMBI)
Draagbaar wiegjeTegen de rijrichting in FXX
Tegen de rijrichting in GXX
Groep 0 tot 10 kg Tegen de rijrichting in EIL IL
Groep 0+ (tot 13 kg)Tegen de rijrichting in E
IL IL
Tegen de rijrichting in DIL IL
Tegen de rijrichting in CIL IL
Groep 1 (van 9 tot 18
kg)Tegen de rijrichting in D
IL IL
Tegen de rijrichting in CIL IL
In de rijrichting BIUF IUF
In de rijrichting B1IUF IUF
In de rijrichting AIUF IUF
X: ISOFIX-plaats niet geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes in deze gewichtsgroep en/of klasse.
IL: geschikt voor ISOFIX kinderzitjes van de categorieën "Specifieke voor het voertuig", "Beperkt", of "Semi-universeel", goedgekeurd voor dit type voertuig.
IUF: geschikt voor in de rijrichting geplaatste Isofix kinderzitjes in de Universele categorie en typegoedgekeurd voor gebruik voor de gewichtsgroep.
BELANGRIJK De bank en de 4-zitsbank van de versie Bestelwagen met dubbele cabine zijn niet geschikt voor het plaatsen
van een kinderzitje.
OPMERKING: Voor andere gewichtsgroepen zijn specifieke ISOFIX-kinderzitjes voorzien, die alleen gebruikt kunnen worden als
ze speciaal voor dit voertuig zijn getest (zie overzicht voertuigen met systeem voor kinderzitjes).
112
VEILIGHEID
Page 115 of 316
KINDERZITJES AANBEVOLEN DOOR FIAT PROFESSIONAL VOOR UW NIEUWE
DUCATO
Lineaccessori MOPAR omvat een volledige reeks kinderzitjes die bevestigd moeten worden met de driepuntsveiligheidsgordel
of de ISOFIX-beugels.
96) 97) 98) 99)
Gewichtsgroep Kinderzitjes Type kinderzitje Montage kinderzitjes
Groep 0+ van 0 tot 13
kgBaby One-kinderzitje
Goedkeuringsnummer type:
E2404040076
Fiat-bestelcode: 71806549Dit mag alleen tegen de rijrichting in bevestigd
worden met de veiligheidsgordels van de auto.
113
Page 116 of 316
Gewichtsgroep Kinderzitjes Type kinderzitje Montage kinderzitjes
Groep 1 – van 9 tot 18
kg
G0/1-kinderzitje
Goedkeuringsnummer type: E4
04443718
Fiat-bestelcode: 71805991
Deze mag zowel in de rijrichting als tegen de
rijrichting in gemonteerd worden met behulp van
alleen de veiligheidsgordels van het voertuig of
de ISOFIX-verankeringen.
Fiat Professional adviseert montage met het
ISOFIX-platform (RWF "I" type - dat apart
aangeschaft moet worden) voor montage tegen
de rijrichting in of het ISOFIX-platform (FWF "G"
type - dat apart aangeschaft moet worden) voor
montage in de rijrichting, de starre hoofdsteun
(die apart aangeschaft moet worden) en de
ISOFIX-verankeringen in het voertuig.
Dit moet gemonteerd worden op de
achterstoelen aan de zijkanten. ++
ISOFIX RWF type "I" platform
voor G0/1
Fiat-bestelcode: 71806309
of
ISOFIX RWF type "G"
platform voor G0/1
Fiat-bestelcode: 71806308
++
Starre hoofdsteun
Bestelcode: 71806648
114
VEILIGHEID
Page 117 of 316

Gewichtsgroep Kinderzitjes Type kinderzitje Montage kinderzitjes
Groep2–3van15kg
tot 36 kg
Junior Kidfix-kinderzitje
Goedkeuringsnummer type: E4
04443721
Fiat-bestelcode: 71806570Het kan alleen in de rijrichting gemonteerd
worden met behulp van de
driepuntsveiligheidsgordel en de ISOFIX-
bevestigingen, indien aanwezig.
Scout-zitje
Goedkeuringsnummer type: E4
04443718
Fiat-bestelcode: 71805372Dit mag alleen bevestigd worden in de rijrichting
met de driepuntsveiligheidsgordel.
BELANGRIJK
96)Monteer het kinderzitje alleen bij stilstaand voertuig. Het kinderzitje is op de juiste wijze aan de beugels bevestigd als de vergrendeling
hoorbaar vastklikt. De instructies voor montage, demontage en plaatsing moeten in elk geval worden opgevolgd. De fabrikant van het
kinderzitje is verplicht deze instructies bij het kinderzitje te leveren.
97)Fiat adviseert het kinderzitje te monteren volgens de aanwijzingen, die bijgesloten moeten zijn.
98)Gebruik niet dezelfde verankering om meer dan één kinderzitje mee te bevestigen.
99)Als een universeel ISOFIX-kinderzitje niet aan alle drie de verankeringspunten is vastgemaakt, zal het kinderzitje het kind niet goed kunnen
beschermen tijdens een botsing. Het kind kan dan ernstig of dodelijk gewond raken.
115
Page 118 of 316

AANVULLEND
VEILIGHEIDS
SYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS
Het voertuig kan uitgerust zijn met:
frontairbag bestuurderszijde;
frontairbag passagierszijde;
zijairbags voorin ter bescherming
van bekken en borst van bestuurder en
passagier;
hoofdairbags ter bescherming van
het hoofd van de inzittenden voorin.
De plaats van de airbags in het voertuig
is gemarkeerd met het woord
"AIRBAG" in het midden van het
stuurwiel, op het dashboard, op de
bekleding aan de zijkant of met een
sticker die in het gebied waar de airbag
wordt opgeblazen zit.
FRONTAIRBAGS
De frontairbags beschermen de
inzittenden voorin bij middelzware en
zware frontale botsingen, door de
airbag tussen de inzittende en
het stuurwiel of het dashboard op te
blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan
enz.), wijst dit niet op een storing van
het systeem.In geval van een frontale botsing wordt
de airbag opgeblazen door een
elektronische regeleenheid.
Het kussen blaast onmiddellijk op
tussen de inzittende voorin en
het stuurwiel of het dashboard,
waardoor het lichaam van de inzittende
wordt opgevangen en de kans op
verwondingen wordt beperkt. Na het
opblazen loopt de airbag ook direct
weer leeg.
De frontairbags zijn geen vervanging
voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij de
wet voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen
daarbuiten.
Bij een botsing kunnen degenen die
geen veiligheidsgordel dragen, in
contact komen met een airbag die nog
niet volledig opgeblazen is. Onder
deze omstandigheden wordt de
inzittende minder door de airbag
beschermd.
In de volgende omstandigheden kan
het voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, die niet het
front van het voertuig zijn (bijv. spatbord
tegen de vangrail, etc. );
als het voertuig onder andere
voertuigen of barriers terecht is
gekomen (bijv. een vrachtwagen of een
vangrail); Airbags kunnen in de
voornoemde situaties mogelijk niet
uitkomen omdat ze geen aanvullende
bescherming bieden op de gordels, dus
zou activering niets toevoegen. In
deze gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing van
het systeem.
100)
De frontairbags voor bestuurder en
passagier zijn ontworpen en afgesteld
om inzittenden voorin met omgelegde
veiligheidsgordels te beschermen.
Wanneer de airbags volledig
opgeblazen zijn, nemen ze bijna alle
ruimte in beslag tussen het stuurwiel en
de bestuurder en tussen het dashboard
en de passagier.
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de
bescherming van de omgelegde gordel
volstaat) worden de airbags niet
opgeblazen. De veiligheidsgordels
moeten dus altijd gedragen worden. Bij
een frontale aanrijding zorgen de
veiligheidsgordels ervoor dat de
inzittenden in de juiste stand worden
gehouden.
116
VEILIGHEID
Page 119 of 316

FRONTAIRBAG
BESTUURDERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel
is geplaatst fig. 117.
FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in dashboard fig. 118 is
opgeborgen, deze airbag heeft een
groter volume dan de
bestuurdersairbag.FRONTAIRBAG
PASSAGIER EN
KINDERZITJES
101)
PlaatsNOOITeen kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot dodelijk letsel van het
kind.NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld
op het label op de zonneklep aan
passagierszijde fig. 119 in acht.
Handmatige
uitschakeling van
frontairbag en zijairbag
aan passagierszijde
(voor bepaalde versies/markten)
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel
is geplaatst vervoerd moet worden, dan
kunnen de frontairbag en de zijairbag
aan de passagierszijde worden
uitgeschakeld (voor bepaalde
markten/versies).
BELANGRIJK Voor het handmatig
uitschakelen van de frontairbag en de
zijairbag aan de passagierszijde (voor
bepaalde versies/markten) wordt
verwezen naar de paragraaf “Display” in
het hoofdstuk “Kennismaking met het
instrumentenpaneel”. De led op de
knop gaat branden om aan te geven
dat het systeem uitgeschakeld is.
De led die bij het symbool
fig. 120
op het dashboard hoort, geeft de
toestand van de
passagiersbescherming aan. Als de led
niet brandt, is de
passagiersbescherming ingeschakeld.
117F1A0312
118F1A0159
119F0T0950
117
Page 120 of 316

Wanneer de frontairbag en zijairbag aan
de passagierszijde (voor bepaalde
versies/markten) weer worden
ingeschakeld, gaat het
waarschuwingslampje uit.
Wanneer het voertuig wordt gestart
(sleutel in stand MAR), brandt de led
circa 8 seconden, als ten minste 5
seconden na de vorige uitschakeling
zijn verstreken. Als dit niet het geval is,
neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Als het voertuig binnen 5 seconden
opnieuw wordt in-/uitgeschakeld, kan
de led gedoofd blijven. Controleer in dit
geval de correcte ledwerking, schakel
het voertuig uit, wacht minstens 5
seconden en schakel weer in.Tijdens de eerste 8 seconden geeft het
branden van de led niet de werkelijke
toestand van de
passagiersbescherming aan, maar
heeft alleen tot doel om de correcte
werking ervan te controleren.
Ook in landen waarin de
uitschakelfunctie van de
passagiersbescherming niet geboden
wordt, wordt de test van de led
uitgevoerd, welke minder dan een
seconde gaat branden wanneer de
sleutel naar MAR wordt gedraaid, en
vervolgens weer dooft.
Het controlelampje kan met
verschillende lichtsterkte branden,
afhankelijk van de voertuigcondities. De
lichtsterkte kan ook tijdens dezelfde
sleutelcyclus variëren.
120F1A0374
118
VEILIGHEID