Page 105 of 316

Veiligheidsgordel met
oprolautomaat voor middelste
zitplaats voor
De tweepersoonsbank voorin is
voorzien van een ingebouwde
veiligheidsgordel (oprolautomaat op
stoel) met drie verankeringspunten voor
de middelste plaats fig. 105.
BELANGRIJK
81)Druk nooit op knop C fig. 103tijdens
het rijden.
82)De hoogte van de veiligheidsgordels
mag alleen ingesteld worden bij stilstaande
auto.
83)Controleer na de afstelling altijd of de
beugel, waaraan de ring is bevestigd, in
één van de vaste standen is geblokkeerd.
Om dit te doen, de hendel loslaten en
de gordel omlaag trekken tot het
bevestigingspunt in één van de mogelijke
standen blokkeert.
SBR-SYSTEEM
IN HET KORT
Het voertuig is voorzien van een
SBR-systeem (Seat Belt Reminder)
dat bestaat uit een zoemer die samen
met het knipperende
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel de bestuurder
waarschuwt dat zijn gordel of (voor
bepaalde versies/markten) die van de
passagiers niet goed is bevestigd.
Voor het permanent uitschakelen van
dit systeem, contact opnemen met het
Fiat Servicenetwerk.
Het SBR-systeem kan ook via het
setup menu van het display opnieuw
worden ingeschakeld.
GORDELSPANNERS
Voor een nog doeltreffender
bescherming zijn de veiligheidsgordels
van de voorstoelen voorzien van
gordelspanners. Bij een frontale of
zijdelingse botsing, trekken de
gordelspanners de gordel enige
centimeters aan. Op die manier worden
de inzittenden veel beter op hun plaats
gehouden en wordt de voorwaartse
beweging ingeperkt.
Het blijkt dat de gordelspanners
hebben gewerkt als de gordel niet meer
opgerold wordt.
Tijdens de werking van de
gordelspanner kan er wat rook
ontsnappen. Deze rook is niet
schadelijk en duidt niet op brandgevaar.
De gordelspanner vereist geen
onderhoud of smering. Elke
verandering van de oorspronkelijke
conditie zal de werking ervan
benadelen. Als de inrichting door
uitzonderlijke natuurlijke gebeurtenissen
(bijv. overstromingen, vloedgolven,
enz.) met water of modder in contact is
geweest, neem dan contact op met
het Fiat Servicenetwerk om hem te
laten vervangen.
84)
13)
105F1A0147
103
Page 106 of 316

BELANGRIJK Voor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed op borst en
bekken aansluit.
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming van
de inzittenden bij een ongeval, zijn
de oprolautomaten van de
veiligheidsgordels van de voorstoelen
voorzien van een krachtbegrenzer
die bij een frontale aanrijding de
piekbelasting op de borst en schouders
beperkt.
ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
VOOR HET GEBRUIK VAN
DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren
kind wordt het risico op verwondingen
bij een ongeval fors ingeperkt als de
gordel wordt gedragen. Natuurlijk
moeten zwangere vrouwen wel het
onderste deel van de gordel lager
omleggen, zodat de gordel over het
bekken en onder de buik komt (zie fig.
106).Naar gelang de zwangerschap verder
gevorderd is, moet de bestuurder zowel
de stoel als het stuurwiel zodanig
verstellen dat volledige controle over
het voertuig mogelijk is (pedalen en
stuurwiel moeten gemakkelijk
bereikbaar zijn). De maximale speling
tussen de buik en het stuurwiel moet
aangehouden worden. Zorg dat de
gordelband nooit gedraaid is. Het
bovenste gordelgedeelte moet over de
schouder en schuin over de borst
liggen. Het onderste gordelgedeelte
moet over het bekken fig. 107 en dus
niet over de buik van de inzittende
liggen. Gebruik nooit voorwerpen (clips,
klemmen enz.) die een goede
aansluiting van de gordel op het
lichaam verhinderen.
85) 86) 87)
Elke gordel mag slechts door één
iemand gebruikt worden. Vervoer nooit
kinderen op de schoot van inzittenden
met één veiligheidsgordel voor beiden
fig. 108. Steek geen enkel voorwerp
tussen de gordel en het lichaam van
een inzittende.
106F1A0148
107F1A0149
108F1A0150
104
VEILIGHEID
Page 107 of 316

ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Volg voor het juiste onderhoud van de
veiligheidsgordels de volgende
aanwijzingen zorgvuldig op:
zorg er altijd voor dat de gordel
goed uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de oprolautomaat niet
haperend werkt;
controleer de werking van de
veiligheidsgordel als volgt: maak de
gordel vast en trek hard aan de gordel;
vervang de gordels na een ongeval,
ook al lijken ze niet beschadigd.
Vervang de gordels ook altijd als de
gordelspanners werden geactiveerd.
zorg dat er geen vocht in de
oprolautomaat komt: de goede werking
ervan is alleen gegarandeerd als ze
droog blijven;
vervang de gordels als ze sporen
van slijtage of beschadiging vertonen.
BELANGRIJK
84)De gordelspanner is voor éénmalig
gebruik bestemd. Nadat ze in werking zijn
getreden moeten ze bij het Fiat
Servicenetwerk vervangen worden.
85)Voor optimale veiligheid moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet
men goed tegen de rugleuning aanzitten en
moet de gordel goed aansluiten op de
borst en het bekken. Draag altijd
veiligheidsgordels, zowel voor- als achterin!
Rijden zonder veiligheidsgordels doet bij
een ongeval het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan zelfs de
dood tot gevolg hebben.
86)Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste verboden.
Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd en bevoegd personeel.
Wendt u altijd tot het Fiat Servicenetwerk.
87)Nadat een gordel aan een zware
belasting is blootgesteld (bijvoorbeeld bij
een ongeval), moet de veiligheidsgordel
compleet met de verankeringen,
bevestigingsbouten en de gordelspanner
worden vervangen. Ook als er geen
zichtbare schade is, kan de gordel toch
verzwakt zijn.
BELANGRIJK
13)Werkzaamheden die leiden tot stoten,
trillingen of plaatselijke verhittingen in de
zone rond de gordelspanner (hoger dan
100°C gedurende ten hoogste zes uur)
kunnen de gordelspanner beschadigen of
in werking doen treden. Neem contact
op met een dealer van het Fiat
Servicenetwerk voor eventuele
werkzaamheden aan deze componenten.
105
Page 108 of 316

KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
Om een optimale bescherming bij een
ongeval te kunnen garanderen, moeten
alle inzittenden zitten en gebruik maken
van goedgekeurde
beveiligingssystemen, ook
pasgeborenen en kinderen! Dit is een
wettelijke verplichting in alle EU-landen,
conform de Europese richtlijn
2003/20/EG. Kinderen met een lengte
van minder dan 1,50 meter en tot de
leeftijd van 12 jaar moeten beschermd
worden door geschikte kinderzitjes
en moeten op de achterbank zitten.
Statistieken over ongevallen tonen aan
dat de achterbank een betere
bescherming biedt voor kinderen.
Vergeleken met volwassen is het hoofd
van kleine kinderen in verhouding met
de rest van het lichaam groter en
zwaarder, maar de spieren en
de botstructuur van kinderen zijn nog
niet volledig ontwikkeld. Daarom zijn
correcte beveiligingssystemen, naast
veiligheidsgordels voor volwassenen,
noodzakelijk om het gevaar van letsel in
geval van een aanrijding, remmen of
plotselinge manoeuvres, zo veel
mogelijk te beperken. Kinderen moeten
veilig en comfortabel zitten. Afhankelijk
van de eigenschappen van de
gebruikte kinderzitjes, wordtgeadviseerd om kinderzitjes zo lang
mogelijk tegen de rijrichting in te
monteren (tot het kind minstens 3–4
jaar oud is), omdat die stand bij een
ongeval de meeste bescherming biedt.
De keuze van het meest geschikte
kinderzitje is afhankelijk van het gewicht
en de lengte van het kind. Er zijn
verschillende types kinderzitjes die aan
het voertuig bevestigd kunnen worden
met behulp van de veiligheidsgordels of
met de ISOFIX-bevestigingsbeugels.
Het wordt geadviseerd altijd het voor
het kind meest geschikte kinderzitje te
kiezen; raadpleeg daarom altijd de
Gebruiksaanwijzing die bij het
kinderzitje geleverd is, om er zeker van
te zijn dat dit het juiste type is voor
de kinderen waarvoor het is bedoeld. In
Europa vallen de eigenschappen van
kinderzitjes onder de norm ECE-R44,
die ze in vijf gewichtsgroepen indeelt:
Groep Gewichtsgroep
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15-25 kg
Groep 3 22-36 kg
Te zien is dat er een gedeeltelijke
overlapping is tussen de groepen. Er
zijn dan ook systemen in de handel
verkrijgbaar die geschikt zijn voor meer
dan één gewichtsgroep.
Alle beveiligingssystemen moeten
voorzien zijn van de
typegoedkeuringsgegevens en het
keurmerk op een label dat stevig
bevestigd moet zijn op het kinderzitje
en dat absoluut niet verwijderd mag
worden.
Kinderen langer dan 1,50 m worden
wat de beveiligingssystemen betreft
gelijkgesteld aan volwassenen en
moeten de standaard veiligheidsgordels
dragen.
In het Lineaccessori MOPAR-
assortiment zijn kinderzitjes voor elke
gewichtsgroep opgenomen. Het
gebruik van deze kinderzitjes is sterk
aanbevolen, want ze zijn speciaal
ontworpen voor de auto's van Fiat.
88)
GROEP 0 en 0+
Baby's tot 13 kg moeten in babyzitjes
worden vervoerd die achterstevoren zijn
geplaatst, waarbij het achterhoofd
wordt gesteund en bij plotseling
remmen de nek niet wordt belast.
106
VEILIGHEID
Page 109 of 316

Het babyzitje wordt op zijn plaats
gehouden door de veiligheidsgordels
van het voertuig, zoals afgebeeld in fig.
109 en moet het kind beschermen
met de eigen gordels.
89) 90) 91) 92) 93) 94) 95)
GROEP 1
Kinderen met een gewicht tussen 9 en
18 kg mogen in de rijrichting vervoerd
worden, in een kinderzitje met een
kussen aan de voorkant, waarbij zowel
het kind als het kinderzitje door de
veiligheidsgordel van het voertuig
worden vastgehouden fig. 110.
90) 91) 92) 93) 94) 95)
GROEP 2
Kinderen met een gewicht tussen 15 en
25 kg mogen rechtstreeks de
veiligheidsgordels van het voertuig
gebruiken fig. 111.
Het kinderzitje is in dit geval nodig om
het kind correct ten opzichte van de
gordels te plaatsen, zodat het
diagonale gordelgedeelte schuin over
de borst en nooit langs de nek ligt; het
onderste gordelgedeelte moet over
het bekken en niet over de buik liggen.
90) 91) 92) 93) 94)
GROEP 3
De borstomvang van kinderen met een
gewicht tussen 22 en 36 kg is groot
genoeg om gewoon tegen de
rugleuning te kunnen steunen zonder
gebruik te maken van een kinderzitje.In de fig. 112 afbeelding is de juiste
plaatsing van het kinderzitje op de
achterstoel weergegeven.
90) 91) 92) 93) 94)
Kinderen langer dan 1,50 m kunnen de
veiligheidsgordels net zoals
volwassenen dragen.
109F1A0151
110F1A0152111F1A0153
112F1A0154
107
Page 110 of 316

GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN UNIVERSELE
KINDERZITJES
Het voertuig voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EG-richtlijn inzake de montage van kinderzitjes op de verschillende
plaatsen in het voertuig overeenkomstig de volgende tabel (de tabel heeft betrekking op Bestel-, Combi- en Panoramaversies):
Groep Gewichtsgroep CABINE 1e en 2e RIJ STOELEN
Eén- of tweepersoonsbank (1 of 2
passagiers) (*)Passagier links
achterinPassagier rechts
achterinPassagier in het
midden
Airbag
ingeschakeldAirbag
uitgeschakeld
Groep 0, 0+ Tot 13 kg
X UUUU
Groep 1 9 - 18 kgX UUUU
Groep 2 15 - 25 kgUUUUU
Groep 3 22 - 36 kgUUUUU
X ongeschikte zitplaats voor kinderen in deze gewichtscategorie.
U geschikt voor "Universele" kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE-R44-norm voor de aangegeven "Groepen".
(*) BELANGRIJK: Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel als de airbag actief is. Als u een achterstevoren geplaatst kinderzitjeop de voorstoel
wilt plaatsen, deactiveer dan eerst de betreffende airbag (zie instructies in de paragraaf “Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) - Airbag”)
108
VEILIGHEID
Page 111 of 316

Belangrijkste
veiligheidsvoorschriften
voor het vervoeren van
kinderen
Het wordt aanbevolen kinderen altijd
op de achterbank te vervoeren, bij
een ongeval biedt de achterbank de
meeste bescherming.
Houd kinderen zo lang mogelijk in
kinderzitjes tegen de rijrichting in,
minstens tot ze 3-4 jaar oud zijn.
Als de passagiersairbag buiten
werking is gesteld, controleer dan altijd
de bijbehorende led op de knop
op
het instrumentenpaneel om er zeker
van te zijn dat deze airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld.
Volg de aanwijzingen, die de
producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren, zorgvuldig op. Bewaar
deze aanwijzingen samen met de
overige documenten en dit
instructieboek in het voertuig. Gebruik
geen gebruikte kinderzitjes waarvan
de gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
Elk kinderzitje is bedoeld voor
slechts één kind: vervoer nooit twee
kinderen in één zitje.
Controleer altijd of de
veiligheidsgordel niet langs de nek van
het kind loopt.
Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding aanneemt
of de gordels losmaakt.
Vervoer kinderen nooit op schoot,
ook geen pasgeborenen. Niemand is in
staat om een kind vast te houden bij
een ongeval.
Laat een kind nooit het diagonale
gordelgedeelte onder zijn arm of achter
zijn rug omleggen.
Als de auto betrokken is geweest bij
een aanrijding, vervang het kinderzitje
dan door een nieuwe. Bovendien,
en afhankelijk van het type kinderzitje
dat geïnstalleerd is, moeten de
Isofix-verankeringen of de
veiligheidsgordel waarmee het
kinderzitje vastzat ook worden
vervangen.
Zo nodig kan de achterste
hoofdsteun worden verwijderd om een
kinderzitje te monteren. De hoofdsteun
moet altijd geplaatst zijn als de stoel
door een volwassene wordt gebruikt of
door een kind in een kinderzitje zonder
rugleuning.
BELANGRIJK
88)Plaats een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje nooit op de
passagiersstoel als de zijairbag aan
passagierszijde is ingeschakeld. Bij een
ongeval, hoe klein ook, kan de airbag
ernstig letsel en zelfs de dood van het kind
tot gevolg hebben. Het is raadzaam
kinderen altijd in kinderzitjes op de
achterbank te vervoeren: bij een ongeval
biedt de achterbank de meeste
bescherming. Als een kind op de voorstoel
in een tegen de rijrichting in gemonteerd
kinderzitje vervoerd moet worden, schakel
dan de passagierszijairbags (front- en
zijairbags ter bescherming van borst/
bekken, bij bepaalde versies/markten, waar
voorzien) uit met behulp van het
setup-menu. Het is belangrijk de speciale
LED op knop
op het dashboard te
controleren om er zeker van te zijn dat ze
echt uitgeschakeld zijn. Bovendien moet
de passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te voorkomen
dat het kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard.
89)Op de zonneklep is een etiket met
symbolen aangebracht dat eraan herinnert
dat de airbag verplicht uitgeschakeld
moet worden als een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
wordt gemonteerd. Houd u altijd aan
de aanwijzingen op de zonneklep aan de
passagierszijde (zie de paragraaf
“Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) -
Airbag”).
109
Page 112 of 316

90)Verplaats de voorste passagiersstoel of
de achterbank niet als er een kind op zit
of als het kind in een geschikt kinderzitje zit.
91)Onjuiste montage van het kinderzitje
kan ertoe leiden dat het
beschermingssysteem inefficiënt wordt. Bij
een ongeval kan het kinderzitje loskomen
en kan het kind zelfs dodelijk gewond
raken. Houd u, bij het monteren van
kinderzitjes voor pasgeborenen of kinderen,
strikt aan de aanwijzingen van de
Fabrikant.
92)Wanneer het kinderzitje niet in gebruik
is, zet het dan vast met de
veiligheidsgordel of met de ISOFIX-
verankeringen, of verwijder het uit het
voertuig. Laat het kinderzitje niet los in het
interieur liggen. Op die manier kan het geen
letsel bij de inzittenden veroorzaken, als er
plotseling moet worden geremd of in
geval van een ongeval.
93)Zorg er altijd voor dat het diagonale
gedeelte van de veiligheidsgordel niet
onder de armen of achter de rug van het
kind loopt. Bij een ongeval zal de
veiligheidsgordel het kind niet vast kunnen
houden, met het risico van zelfs dodelijk
letsel. Daarom moet het kind de
veiligheidsgordel altijd correct omleggen.
94)De afbeeldingen dienen slechts ter
illustratie van de montage. Monteer het
kinderzitje overeenkomstig de aanwijzingen,
die bijgesloten moeten zijn.95)Sommige kinderzitjes zijn geschikt voor
de gewichtsgroepen 0 en 1. Op de
achterzijde van deze kinderzitjes is een
aansluiting voor verankering aan de
autogordels voorzien en ook hebben deze
kinderzitjes aparte gordels om het kind
te beschermen. In geval van verkeerde
montage kunnen deze kinderzitjes omwille
van hun gewicht gevaarlijk zijn (bijvoorbeeld
wanneer tussen het kinderzitje en de
autogordels een kussen wordt geplaatst).
Neem de montagevoorschriften zorgvuldig
in acht.INBOUW-
VOOR “UNIVERSEEL
ISOFIX”
KINDERZITJE
Het voertuig heeft een
inbouwvoorbereiding voor ISOFIX-
kinderzitjes.
Met het ISOFIX-systeem kunt u het
ISOFIX-kinderzitje snel, eenvoudig en
veilig monteren zonder gebruik van
de veiligheidsgordels van de auto, maar
door dit rechtstreeks vast te maken
aan de stoel met behulp van de drie
bevestigingspunten in de auto.
ISOFIX-kinderzitjes en conventionele
kinderzitjes kunnen in hetzelfde voertuig
op verschillende stoelen worden
gemonteerd.
Om een ISOFIX-kinderzitje te monteren,
de twee metalen verankeringen A fig.
113 vastmaken die tussen de
rugleuning en de zitting van de
achterstoel zitten, daarna de bovenste
gordel (geleverd bij het kinderzitje)
vastmaken aan het speciale
bevestigingspunt B fig. 114 dat zich
onderaan achter de rugleuning bevindt.
Als voorbeeld is in fig. 116 een ISOFIX
Universeel kinderzitje voor
gewichtsgroep 1 afgebeeld.
110
VEILIGHEID
VOORBEREIDING