Page 121 of 316
FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE EN KINDERZITJES: BELANGRIJK
121F1A0387
119
Page 122 of 316

ZIJAIRBAGS
102) 103) 104) 105) 106) 107) 108) 109) 110) 111)
112) 113) 114) 115)
Om de bescherming van de inzittenden
in geval van een flankbotsing te
vergroten, is de auto uitgerust met
zijairbags voorin en hoofdairbags (voor
bepaalde versies/markten).
Zijairbags (voor bepaalde versies/
markten) beschermen de inzittenden bij
middelzware zijdelingse botsingen,
door de airbag tussen de inzittende en
de interieurdelen van de zijstructuur
van het voertuig op te blazen. Als
de zijairbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten ongevallen
(botsingen opzij, achterop, over de kop
slaan enz.), betekent dit niet dat het
systeem slecht functioneert.
In geval van een zijdelingse botsing
doet een regeleenheid het kussen
opblazen. De kussens blazen
onmiddellijk op tussen het lichaam van
de inzittenden en de voertuigdelen
die letsel zouden kunnen veroorzaken.
Meteen hierna lopen ze weer leeg.De zijairbags (voor bepaalde versies/
markten) zijn geen vervanging voor de
veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
Draag dus altijd veiligheidsgordels,
zoals trouwens bij de wet
voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen
daarbuiten.
ZIJAIRBAGS VOORIN
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaan uit direct opblazende
kussens die zich in de rugleuning van
de stoelen bevinden fig. 122 en die
de borst en bekken van de inzittenden
bij middelzware tot zware zijdelingse
botsingen beschermen.HOOFDAIRBAG
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaan uit twee airbags, een aan
de rechterkant en een aan de
linkerkant van het voertuig, die achter
de dakbekleding aan de zijkant zitten
en afgedekt zijn met speciale
afwerkingselementen fig. 123.
De hoofdairbags bieden bescherming
aan het hoofd van de inzittenden voorin
en achterin bij een zijdelingse botsing,
dankzij het grote oppervlak dat zij in
opgeblazen toestand beslaan.
BELANGRIJK Het systeem biedt de
beste bescherming bij een zijdelingse
botsing als de passagier correct op zijn
stoel zit, zodat de hoofdairbag zo
goed mogelijk opgeblazen kan worden.
122F1A0160
123F1A0333
120
VEILIGHEID
Page 123 of 316

BELANGRIJK De frontairbags en/of
zijairbags kunnen geactiveerd worden
bij krachtige stoten aan de onderzijde
van de carrosserie (bijv. heftige botsing
tegen drempels of stoepranden, grote
gaten of verzakkingen in het wegdek
etc.).
BELANGRIJK Als de airbag geactiveerd
wordt, ontsnapt een kleine hoeveelheid
poeder. Dit poeder is niet schadelijk
en duidt niet op het begin van een
brand. Verder kan het oppervlak van de
opgeblazen airbag en het interieur van
het voertuig met een fijn poederlaagje
bedekt zijn: dit poeder kan irriterend zijn
voor ogen en huid. Na aanraking
onmiddellijk wassen met water en
neutrale zeep.
BELANGRIJK Als een of meerdere
veiligheidsvoorzieningen zijn
geactiveerd ten gevolge van een
ongeval, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk om deze
veiligheidsvoorzieningen te laten
vervangen en om de werking van het
systeem te laten controleren.
De controle, reparatie en vervanging
van airbags mogen uitsluitend door het
Fiat Servicenetwerk worden uitgevoerd.Als het voertuig wordt gesloopt, moet
men het systeem onwerkzaam laten
maken door het Fiat Servicenetwerk. Bij
verkoop van de auto moet de nieuwe
eigenaar op de hoogte worden
gebracht van de gebruiksmethode van
de airbags en bovenstaande
waarschuwingen, en moet dit
instructieboek worden overhandigd aan
de nieuwe eigenaar.
BELANGRIJK Gordelspanners, front-
en zijairbags worden op verschillende
manieren geactiveerd, afhankelijk van
het type botsing. Als een of meerdere
van deze voorzieningen niet in werking
treden, dan duidt dat niet op een
storing in het systeem.
BELANGRIJK
100)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel, op
het dashboard in de zone van de
passagiersairbag en op de stoelen aan.
Plaats nooit voorwerpen (bijv. mobiele
telefoons) op het dashboard aan
passagierszijde, omdat deze het correct
openen van de passagiersairbag kunnen
hinderen en tevens de inzittenden ernstig
kunnen verwonden.101)Plaats NOOIT een kinderzitje tegen
de rijrichting in op de passagiersstoel
van auto's met een actieve
passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe
klein ook, kan de airbag ernstig letsel en
zelfs de dood van het kind tot gevolg
hebben. Daarom moet de passagiersairbag
altijd uitgeschakeld worden als een
kinderzitje tegen de rijrichting in
gemonteerd wordt op de voorste
passagiersstoel. Bovendien moet de
voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
102)Laat het hoofd, de armen en elbogen
nooit rusten op de deuren, de ramen en
in het beschermingsgebied van de
zij-airbag (Hoofdairbag) om mogelijk letsel
tijdens het opblazen te voorkomen.
103)Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.
104)Als de contactsleutel naar MAR wordt
gedraaid en het lampje
gaat niet
branden of blijft branden tijdens het rijden
(samen met het bericht op het display, voor
bepaalde versies/markten), dan is er
mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen; in dat geval kunnen
de airbags of gordelspanners niet
geactiveerd worden bij een ongeval of, in
een zeer beperkt aantal gevallen, op
verkeerde wijze geactiveerd worden. Laat
het systeem onmiddellijk controleren door
het Fiat Servicenetwerk alvorens verder
te rijden.
121
Page 124 of 316

105)Bedek bij auto's met zijairbags de
rugleuning van de voor- en achterstoelen
niet met extra hoezen.
106)Reis niet met voorwerpen op schoot
of voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig
letsel veroorzaken als de airbag in werking
treedt.
107)Rijd altijd met de handen op de rand
van het stuurwiel zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met voorover gebogen
lichaam. Houd de rug goed rechtop tegen
de rugleuning gedrukt.108)Ook wanneer de motor is uitgezet en
uw voertuig stilstaat, kunnen de airbags
geactiveerd worden als een ander voertuig
tegen het uwe aanrijdt. Daarom mag,
wanneer de passagiersairbag is
ingeschakeld, en ook al staat de auto stil,
GEEN tegen de rijrichting in gemonteerd
kinderzitje op de voorstoel gemonteerd
worden. Als bij een botsing de airbag
wordt opgeblazen, kan dit leiden tot ernstig
letsel en zelfs tot de dood van het kind.
Daarom moet de passagiersairbag altijd
uitgeschakeld worden als een kinderzitje
tegen de rijrichting in gemonteerd wordt op
de voorste passagiersstoel. Bovendien
moet de voorste passagiersstoel zo ver
mogelijk naar achteren zijn geschoven om
te voorkomen dat het kinderzitje eventueel
in aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud tevens dat als de sleutel in de
stand STOP staat, bij een ongeval geen
enkel veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerd wordt. In dat
geval duidt de uitgebleven activering niet
op een storing van het systeem.
109)Laat het airbagsysteem controleren
door een Fiat Servicenetwerk als de auto
gestolen werd, bij poging tot diefstal of
indien de auto aan vandalisme of een
overstroming onderworpen is geweest.
110)Door het draaien van de
contactsleutel in de MAR stand, gaat de
LED op de
knop op het dashboard
branden (de tijd dat het blijft branden kan
variëren afhankelijk van de markt), om
te controleren of de knop LED correct
werkt.111)Reinig de stoelen niet met water of
stoom onder druk (met de hand of in een
automatisch wasapparaat).
112)De activeringsdrempel van de
frontairbag is hoger dan die van de
gordelspanners. Bij aanrijdingen die tussen
deze twee drempelwaarden liggen, treden
alleen de gordelspanners in werking.
113)Hang geen harde voorwerpen aan de
kledinghaken of de steunhandgrepen.
114)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden ingeschakeld bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden de inzittenden in die
gevallen uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die dus altijd
gedragen moeten worden.
115)Bij sommige versies gaat, in het geval
van een storing van de led
OFF
(bevindt zich op het dashboard), het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel branden en worden de
airbags aan de passagierszijde
uitgeschakeld. Bij sommige versies gaat in
het geval van een storing van de led
ON(bevindt zich op het dashboard),
het lampjeop de console branden.
122
VEILIGHEID
Page 125 of 316

STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echte "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.DE MOTOR STARTEN ....................124
DE AUTO PARKEREN .....................126
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ......................128
COMFORT-MATIC-
ERSNELLINGSBAK.........................129
START&STOP-SYSTEEM ................131
CRUISE CONTROL (CONSTANTE
SNELHEIDSREGELING) ..................132
SPEED BLOCK ...............................134
PARKEERSENSOREN.....................135
CAMERA ACHTER (PARKVIEW®
ACHTERUITRIJCAMERA)................137
TRAFFIC SIGN RECOGNITION .......138
BRANDSTOFBESPARING ...............139
TANKEN..........................................140
ADDITIEF VOOR DIESELEMISSIES
ADBLUE (UREUM) ..........................146
VERSIE MET AARDGASSYSTEEM
(NATURAL POWER) ........................146
TIPS VOOR HET LADEN .................148
EEN AANHANGER TREKKEN .........149
LANGDURIGE STILSTAND..............156
123
Page 126 of 316

DE MOTOR STARTEN
Het voertuig is uitgerust met een
elektronische startblokkering: zie de
paragraaf "Fiat CODE startblokkering"
in "Kennismaking met de auto" als
de motor niet start.
Alvorens de motor te starten, de stoel,
de binnenspiegel en de buitenspiegels
instellen en de veiligheidsriemen correct
vastmaken. Trap nooit het gaspedaal
in om de motor te starten.
116)
14) 15) 17)
PROCEDURE VOOR
VERSIES MET
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan;
plaats de versnellingspook in de
vrijstand;
draai de contactsleutel in de stand
MAR: de waarschuwingslampjes
enop het instrumentenpaneel
gaan branden;
wacht tot de waarschuwingslampjes
enuit gaan, wat sneller
gebeurt naarmate de motor warmer is;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel in de
AVV-stand zodra het
waarschuwingslampje
dooft. Als te
lang wordt gewacht, is het werk van
de voorgloeibougies tevergeefs.
Laat de sleutel los zodra de motor start.
PROCEDURE VOOR
VERSIES MET COMFORT
MATIC
Met het systeem kan de motor worden
gestart met een versnelling
ingeschakeld en de versnellingsbak in
de vrijstand (Nfig. 126); met een
versnelling ingeschakeld moet het
rempedaal echter eerst worden
ingetrapt.
Het wordt aangeraden de
versnellingspook in de vrijstand (Nfig.
126) te zetten voordat de motor wordt
gestart.
WEGRIJDEN IN HET
VOERTUIG
Er kan worden weggereden in zowel de
1
eals de 2eversnelling (aanbevolen
op ondergronden met slechte grip),
maar ook in de achteruitversnelling (R).
Om de 1
eversnelling in te
schakelen
trap het rempedaal in;
met de pook in (N)of(R), de pook
naar de middelste stand bewegen;
r met de pook al in het midden, deze
naar+bewegen (hogere versnelling)
fig. 125;
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in.
Om de 2
eversnelling in te
schakelen
trap het rempedaal in;
met de pook in (N)of(R) fig. 126, de
pook naar de middelste stand n
vervolgens naar+(hogere versnelling)
fig. 125 bewegen;
met de pook al in het midden, deze
twee keer naar+bewegen (hogere
versnelling) fig. 125;
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in.
Inschakeling achteruitversnelling
(R):
trap het rempedaal in;
124
STARTEN EN RIJDEN
Page 127 of 316

BELANGRIJK Als de auto rijdt, dan
wordt de achteruit ingeschakeld als
binnen 1,5 seconde na het
schakelverzoek, de voertuigsnelheid
minder dan 3 km/h bedraagt: als het
schakelverzoek niet wordt uitgevoerd,
zal het systeem de versnelling
ingeschakeld houden, of indien de
snelheid onder 10 km/h zakt, de
versnellingsbak in de vrijstand (N)
zetten en vervolgens moet het
schakelverzoek herhaald worden.
Plaats de pook in de stand (R) fig.
126;
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in.
16)
PROCEDURE VOOR
NATURAL
POWER-VERSIES
(Voor bepaalde versies/markten)
Hier worden de verschillende
motorstartmethoden beschreven:
Gastank niet op reserve -
benzinetank niet leeg:
de motor wordt altijd gestart in de
gasmodus;
Gastank leeg - benzinetank niet
leeg:de motor start geforceerd op benzine
en schakelt pas naar methaan als
de gastank vol is. Tegelijk zal het
reservewaarschuwingslampje gaan
branden en verschijnt het bericht
"TANKEN VEREIST" op het
instrumentenpaneel;
Gastank niet op reserve -
benzinetank leeg:
de motor wordt altijd gestart in de
gasmodus.
17) 18) 19) 20) 21)
BELANGRIJK
116)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en
motoruitlaatgassen bevatten kooldioxide,
koolmonoxide en andere giftige gassen.
BELANGRIJK
14)Wij adviseren om gedurende de
beginperiode niet de maximale prestaties
van het voertuig te eisen (bijv. snel
accelereren, lange afstanden op
topsnelheid, krachtig remmen etc.).
15)Laat de contactsleutel nooit in de stand
MAR-ON staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
125
16)Als de motor niet met een
ingeschakelde versnelling start, zal de
mogelijk gevaarlijke situatie in verband met
het feit dat de versnellingsbak automatisch
naar de vrijstand is geplaatst, door een
zoemer worden aangegeven.
17)In sommige gevallen kan, wanneer de
motor wordt afgezet, de elektrische
ventilator nog maximaal 120 seconden
blijven werken.
18)Als het
lampje gedurende 60
seconden knippert na het starten of terwijl
het voertuig langdurig gesleept wordt,
betekent dit dat er een storing is in het
voorgloeisysteem. Als de motor start kan
het voertuig zoals gewoonlijk gebruikt
worden, maar moet zo snel mogelijk
contact worden opgenomen met het Fiat
Servicenetwerk.
19)Onthoud dat de rembekrachtiging en
de elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is gestart; om
die reden is meer kracht benodigd voor
de bediening van het rempedaal en het
stuur.
20)Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
wordt.
21)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
Page 128 of 316

DE AUTO PARKEREN
117)
22)
Ga als volgt te werk bij het parkeren en
het verlaten van het voertuig:
schakel een versnelling in (de eerste
versnelling als de auto heuvel op is
geparkeerd, de achteruit als de auto
heuvel af is geparkeerd) en zet de
voorwielen iets uitgestuurd;
zet de motor af en trek de handrem
aan;
verwijder altijd de contactsleutel.
Als het voertuig op een steile helling
wordt geparkeerd, is het tevens
raadzaam om de wielen met wiggen of
stenen te blokkeren.
Wacht op versies uitgerust met een
automatisch versnellingsbak (Comfort
matic) tot dePop het display wordt
weergegeven, voordat u het rempedaal
loslaat.
BELANGRIJK Verlaat de autoNOOIT
met de versnellingsbak in de vrijstand
(of, bij versies met automatische
versnellingsbak (Comfort matic), zonder
eerst de keuzehendel opPte hebben
geplaatst).VERSIES MET HANDMATIGE
VERSNELLINGSBAK
Ga als volgt te werk:
schakel een versnelling in (de eerste
versnelling als de auto omhoog is
geparkeerd, de achteruit als de auto
omlaag is geparkeerd) en zet de
voorwielen iets uitgestuurd.
zet de motor af en trek de handrem
aan;
Als het voertuig op een steile helling
wordt geparkeerd, is het tevens
raadzaam om de wielen met wiggen of
stenen te blokkeren.
Laat de contactsleutel niet in de
startinrichting om te voorkomen dat de
accu leeg raakt. Verwijder altijd de
contactsleutel als het voertuig wordt
verlaten.
VERSIES MET COMFORT MATIC
Om veilig te parkeren is het van
essentieel belang de 1e versnelling of
de achteruit (R) in te schakelen, met uw
voet op het rempedaal en, als de weg
hellend is, met de handrem
aangetrokken; het is ook essentieel te
wachten tot de ingeschakelde
versnelling van het herconfigureerbare
multifunctionele display verdwijnt
voordat u het rempedaal loslaat.
BELANGRIJK Laat de auto NOOIT
achter met de versnellingsbak in de
vrijstand (N).BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Houd het rempedaal altijd ingetrapt
bij stilstaand voertuig en ingeschakelde
versnelling, totdat wordt weggereden;
laat vervolgens het rempedaal los en
geef een klein beetje gas;
houd de versnellingsbak in de
vrijstand (N) als de auto lang stilstaat
met een draaiende motor;
om de koppeling te beschermen
dient het gaspedaal niet te worden
gebruikt om de auto stil te houden (als
bijv. op een helling is gestopt); de
koppeling zou kunnen beschadigen
door oververhitting. Gebruik in dit geval
het rempedaal en bedien het gaspedaal
alleen als u gereed bent om weg te
rijden;
gebruik de 2e versnelling alleen voor
meer controle over de auto als op
glad wegdek wordt weggereden;
als de eerste versnelling moet
worden ingeschakeld vanuit de
ingeschakelde achteruitversnelling (R),
of omgekeerd, dan mag dit pas gedaan
worden als de auto volledig stil staat
en het rempedaal is ingetrapt;
126
STARTEN EN RIJDEN