START&STOP-
SYSTEEM
IN HET KORT
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en aan de voorwaarden
hiervoor is voldaan en start de motor
zodra de bestuurder wil wegrijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van de
auto dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
Versies met handmatige
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
Versies met Comfort-matic
versnellingsbak
Bij stilstaande auto en ingetrapt
rempedaal wordt de motor
uitgeschakeld als de versnellingspook
in een andere stand danRstaat.Als de auto heuvelopwaarts tot stilstand
wordt gebracht, wordt het uitschakelen
van de motor verhindert om de "Hill
Holder"-functie beschikbaar te houden
(die alleen bij draaiende motor werkt).
Het lampje op het instrumentenpaneel
gaat branden om aan te geven dat
de motor is uitgeschakeld.
De motor opnieuw starten
Versies met handmatige
versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.
Versies met Comfort-matic
versnellingsbak
De motor start automatisch zodra het
rempedaal losgelaten wordt. Het
pictogram
op het display schakelt
uit.
Duw de pook naar (+), (-)ofRals de
motor met uitgeschakelde “Hill
Holder”-functie gestart is. De motor zal
weer worden gestart.
HET SYSTEEM
HANDMATIG IN- EN
UITSCHAKELEN
Druk op de knop
op het
bedieningspaneel van het dashboard
om het systeem handmatig in of uit
te schakelen.
25)
VEILIGHEIDS-
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent
het bestuurders- of het
passagiersportier, dan kan de motor
alleen weer gestart worden met de
contactsleutel. De bestuurder wordt
van deze toestand op de hoogte
gesteld door een zoemer, het
knipperende waarschuwingslampje op
het instrumentenpaneel
en, indien
aanwezig, een displaybericht.
119) 120)
BELANGRIJK
25)Indien het voertuig handbediende
klimaatregeling heeft en een comfortabele
temperatuur nodig is, kan het
Start&Stop-systeem worden uitgeschakeld
zodat de klimaatregeling kan blijven
werken.
BELANGRIJK
119)Alle inzittenden moeten altijd uit de
auto stappen nadat de contactsleutel
is uitgenomen of naar de STOP-stand is
gedraaid. Controleer tijdens het tanken of
de motor is afgezet en of de contactsleutel
in de STOP-stand staat.
131
INSTELLINGEN
OPMERKING Als het nodig is de
AdBlue te bewaren (UREUM),is het
belangrijk om te weten dat:
iedere verpakking of een deel dat in
contact komt met het UREUM moet
daarmee gelijk (plastic of roestvrij staal) zijn.
Materialen zoals koper, messing, aluminium,
ijzer of roestvast staal zijn minder gevoelig
voor corrosie door UREUM en moeten
worden vermeden;
indien UREUM wordt gemorst vanuit de
verpakking, maak dan het hele gebied
schoon.
AARDGASMOTOREN
(NATURAL POWER)
AARDGASVULOPENING
De vulopening voor het gas zit naast de
benzinevulopening.
Om bij de vulopening te kunnen komen,
dop A fig. 137 losdraaien.
De vulopening is een universeel type
dat compatibel is met Italiaanse normen
en NGV1-normen.
In sommige Europese landen worden
adapters als ONWETTIG beschouwd
(bijv. in Duitsland).
Voor tankstations waar kubiekemeter-
mondstukken (m3) worden gebruikt
(drukverschil), geldt dat de restdruk in
de cilinder gemeten moet worden door
de terugslagkleppen te bekrachtigen
door de inbreng van een kleine
hoeveelheid aardgas.Op de overige plaatjes (die bij de
boorddocumentatie worden geleverd) is
de datum voor de eerste inspectie van
de cilinders vermeld.
36) 37)
Brandstof - Grafisch
symbool voor de
identificatie van de
compatibiliteit van het
voertuig voor
consumenten in
overeenstemming met
EN16942
De onderstaande symbolen
vereenvoudigen de herkenning van het
correcte type brandstof dat u in uw
voertuig moet gebruiken. Controleer,
alvorens te tanken, de symbolen aan de
binnenkant van het brandstofklepje
(waar voorzien) en vergelijk ze met de
symbolen op de pomp (waar voorzien).
Symbolen voor voertuigen op
benzine/autogas
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228
CNG: Autogas en biomethaan
overeenkomstigEN16723
137F0N0436
144
STARTEN EN RIJDEN
Symbolen voor voertuigen op diesel
B7: Diesel met maximaal 7% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN590
B10: Diesel met maximaal 10% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN16734
BELANGRIJK
129)Breng geen open vuur of brandende
sigaretten in de buurt van de vulopening
van de tank: brandgevaar. Kom niet te
dicht met het gezicht bij de vulopening, om
geen schadelijke dampen in te ademen.
130)Om het morsen van brandstof en de
overschrijding van het maximumniveau
te voorkomen, voorkom het bijvullen na het
vullen van de tank.
131)Brandstof pompen in draagbare
verpakkingen die zich op een vloer
bevinden kan brand veroorzaken. Gevaar
voor brandwonden. Plaats de
brandstoftank altijd op de grond tijdens het
vullen. Vermijd het gebruik van vervuilde
brandstof: een brandstof verontreinigd met
water of aarde kan ernstige schade aan
de motorprestaties veroorzaken. Het goed
onderhouden van de brandstoffilter, de
motor en de brandstoftank is essentieel.132)Indien AdBlue voor een langere tijd
oververhit raakt in de tank 50 ° C
(bijvoorbeeld door directe zonnestraling),
kan AdBlue ammonia dampen uitgeven.
Ammoniak dampen hebben een
penetrante geur wanneer de dop van de
AdBlue tank is losgedraaid, wees daarom
voorzichtig en adem geen
ammoniakdampen uit de tankuitvoer in. In
deze concentratie, zijn de ammoniak
dampen niet schadelijk of gevaarlijk voor de
gezondheid.
133)Het brandstofsysteem niet openen bij
hoge druk met draaiende motor. De
werking van de motor zorgt voor een hoge
brandstofdruk. Een straal van brandstof
met hoge druk kan ernstig letsel of de
dood veroorzaken.BELANGRIJK
35)Tank uitsluitend diesel voor
motorvoertuigen die aan de Europese
norm EN 590 voldoet. Het gebruik van
andere producten of mengsels kan de
motor onherstelbaar beschadigen en
derhalve de garantie voor de veroorzaakte
schade ongeldig maken. Als per ongeluk
andere brandstofsoorten worden getankt,
mag de motor niet gestart worden. Ledig
de tank. Als de motor ook maar heel
kort heeft gewerkt, moet behalve de tank
het complete brandstoftoevoercircuit
geledigd worden.
36)Aardgastankstations zijn niet bevoegd
de cilinders bij te vullen als de
inspectiedatum verstreken is. De keerklep
verhindert dat het aardgas terugstroomt
naar de brandstofvulopening.37)Als het voertuig in een ander land dan
Italië geregistreerd is, dan dienen de
certificatiedata, identificatie- en
inspectieprocedures voor de
aardgascilinders te voldoen aan de
wetgeving van dat land. Onthoud dat de
levensduur van de cilinders in ieder geval
20 jaar is vanaf de productiedatum, zoals
aangegeven in EEG-richtlijn nr. 110.
145
Als het methaan op is, wordt
automatisch naar benzine
overgeschakeld; op het display stoppen
alle segmenten met knipperen en gaat
de
indicator bij het CNG-symbool fig.
139 branden.
Als de drukdrempel voor
methaanreserve is bereikt en de
gastank volledig is gevuld, wordt
gedurende 5 seconden geforceerd naar
benzine overgeschakeld om het
benzinetoevoersysteem efficiënt te
houden.Algemeen wordt aanbevolen de
benzinetank niet volledig leeg te
laten lopen omdat dit risico's met
zich meebrengt voor de bestuurder:Nadat het methaanniveau tot onder
de reservedempel is geraakt, zal het
voertuig op benzine blijven rijden tot de
benzine op is;
het voertuig kwam tijdens een vorige
rit al zonder benzine te zitten en terwijl
het op methaan rijdt, wordt de
drukdrempel voor methaanreserve
bereikt: in dat geval wordt geforceerd
naar benzine overgeschakeld, waarna
het voertuig tijdens het rijden afslaat.
OPMERKING Zorg dat de sleutel op
OFF staat als methaan wordt getankt.
Als namelijk het systeem al geforceerd
was overgegaan op benzine en er
wordt methaan getankt terwijl de sleutel
op ON staat, zal de motor op benzine
blijven lopen tot die opnieuw wordt
gestart.GEBRUIKSBEPERKINGEN
Wanneer van rijden op methaan wordt
overgeschakeld naar rijden op benzine,
zal de maximumsnelheid worden
beperkt tot 90 km/h; daarom wordt
geadviseerd direct nadat voor het eerst
gemeld wordt dat de methaanreserve
is bereikt, te tanken en na de tweede
melding (dubbele piep) 'riskante' acties
zoals inhalen op de snelweg te
vermijden.
De werking op benzine is uitsluitend
voor noodgevallen bestemd. Om een
grote afstand te kunnen afleggen,
ook wanneer de tankinhoud beperkt is,
worden de prestaties, zoals de
snelheid, het optrekken en het
versnellen (met name heuvelopwaarts)
beperkt.
Daarom wordt geadviseerd om te
waarborgen dat de gastank vol
te houden voordat u lange of, gezien de
belasting of de wegomstandigheden,
zware ritten/reizen maakt.
138F1A0436
139F0N0403I
147
BELANGRIJK
38)De Fiat Ducato Natural Power is
uitgerust met een
hogedrukmethaansysteem ontworpen om
te werken op 200 bar. Het is gevaarlijk
om het systeem te forceren op hogere
drukwaarden te laten werken. Als er een
probleem is met het aardgassysteem,
neem dan uitsluitend contact op met het
Fiat Servicenetwerk. Breng geen
wijzigingen aan de configuratie of
onderdelen van het aardgassysteem aan;
deze zijn uitsluitend ontworpen voor de Fiat
Ducato Natural Power. Het gebruik van
andere componenten of materialen kan
leiden tot storingen en kan de veiligheid in
gevaar brengen.
39)Bij gebruik van een lakoven moeten de
cilinders uit het voertuig verwijderd worden
en weer worden gemonteerd bij een Fiat
dealer. Alhoewel het aardgassysteem
talrijke veiligheidsvoorzieningen heeft, wordt
geadviseerd de handbediende kraan op
de cilinders te sluiten, elke keer als het
voertuig lange tijd niet gebruikt wordt,
getransporteerd wordt op een ander
voertuig of als het verplaatst wordt in een
noodgeval na pech of een ongeval.
TIPS VOOR HET
LADEN
De door u gebruikte versie van de Fiat
Ducato is ontworpen en
typegoedgekeurd op basis van
bepaalde maximumgewichten (zie de
tabel "Gewichten" in het hoofdstuk
"Technische gegevens): rijklaar gewicht,
nuttig laadvermogen, totaalgewicht,
maximumgewicht op vooras,
maximumgewicht op achteras,
aanhangergewicht.
BELANGRIJK De maximum toelaatbare
belasting op de sjorogen op de
laadvloer is 500 kg; de maximum
toelaatbare belasting op de laadklep is
150 kg.
BELANGRIJK Bij versies met
zijschotten links en rechts, is het
raadzaam om de ontgrendelhendel in
de gesloten stand te plaatsen alvorens
de zijschotten omlaag te brengen.
134) 135) 136)
40)
In aanvulling op deze algemene
voorzorgen, kunnen enkele eenvoudige
maatregelen de rijveiligheid, het
reiscomfort en de duurzaamheid van
het voertuig verbeteren:
verdeel de lading gelijkmatig over de
vloer: als de lading in één zone
geconcentreerd moet worden, kies dan
de zone tussen beide assen;
onthoud tenslotte dat het
dynamische gedrag van het voertuig
beïnvloed wordt door het vervoerde
gewicht: met name de remweg neemt
toe, vooral op hoge snelheid.
BELANGRIJK
134)Onregelmatig wegdek en abrupt
remmen kunnen onverhoedse
verplaatsingen van de lading veroorzaken
met hieruit voortvloeiende gevaarlijke
situaties voor de bestuurder en passagiers:
zet vóór het vertrek de lading stevig vast
met behulp van de daarvoor bedoelde
haken op de vloer en gebruik stalen kabels,
touwen of banden die sterk genoeg zijn
om de voorwerpen die vastgezet moeten
worden vast te houden.
135)Zelfs wanneer de auto wordt gestopt
op een steile heuvel of helling, kan het
openen van de achter- of zijportieren
zorgen voor een naar buiten vallen van niet
vastgezette lading.
136)Als u brandstof in een reservetank wilt
meenemen, moet dit met inachtneming
van de wettelijke voorschriften gebeuren
door alleen een typegoedgekeurde tank te
gebruiken die stevig met de sjorogen is
verankerd. In geval van een botsing is het
risico op brand toch altijd groter.
148
STARTEN EN RIJDEN