KENNISMAKING MET DE AUTO
Grondige kennis van uw nieuwe
voertuig begint hier.
In dit boekje is op eenvoudige en
rechtstreekse wijze beschreven hoe uw
voertuig gemaakt is en hoe het werkt.
Daarom adviseren u het comfortabel
zittend in uw voertuig te lezen, dan kunt
u met eigen ogen zien wat hier
beschreven is.FIAT CODE SYSTEEM..................... 8
DE SLEUTELS ................................ 9
CONTACTSLOT .............................. 10
DIEFSTALALARM ............................ 11
PORTIEREN .................................... 12
STOELEN........................................ 17
STUURWIEL ................................... 25
ACHTERUITKIJKSPIEGELS ............ 26
BUITENVERLICHTING .................... 28
KOPLAMPEN .................................. 31
PLAFONDVERLICHTING................. 32
BEDIENINGSELEMENTEN .............. 33
RUITEN REINIGEN .......................... 36
VERWARMING EN VENTILATIE ...... 39
BEDIENINGSELEMENTEN
VERWARMING EN VENTILATIE ...... 40
HANDBEDIENDE
KLIMAATREGELING........................ 40
AUTOMATISCHE
KLIMAATREGELING........................ 41
EXTRA VERWARMING .................... 42
ONAFHANKELIJKE EXTRA
VERWARMING................................ 42
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING ..... 47
MOTORKAP.................................... 48
HOOFDSTEUNEN ........................... 49
INTERIEURUITRUSTING ................ 50
TACHOGRAAF ................................ 51AUTOMATISCHE
NIVEAUREGELING
LUCHTVERING ............................... 52
OPTIONELE ACCESSOIRES ........... 53
7
5)Het is ten strengste verboden om
aftermarket-werkzaamheden uit te voeren
waarbij wijzigingen aan de stuurinrichting of
de stuurkolom betrokken zijn (bijv.:
installatie van een diefstalbeveiliging).
Dergelijke handelingen kunnen de
prestaties en veiligheid van het systeem
beïnvloeden, de garantie ongeldig maken
en bovendien leiden tot het niet meer
voldoen van het voertuig aan de
typegoedkeuring.DIEFSTALALARM
(voor bepaalde versies/markten)
Het alarm wordt net als alle eerder
beschreven afstandsbedieningsfuncties
geregeld door de ontvanger die zich
onder het dashboard naast de
zekeringenkast bevindt.
Inschakeling
Richt, bij gesloten portieren, laadruimte
en motorkap en met de sleutel in de
stand STOP of verwijderd, de sleutel
met de afstandsbediening naar het
voertuig en druk op de
vergrendelingstoets en laat deze weer
los.
Met uitzondering van sommige
marktuitvoeringen, klinkt er een
geluidssignaal (piep) en kunnen de
portieren vergrendeld worden.
Voordat het alarm wordt ingeschakeld,
wordt een zelfdiagnose uitgevoerd:
als een storing wordt gevonden, dan
klinkt er nogmaals een geluidssignaal.
Schakel in dat geval het alarm uit door
op de knop “ontgrendelen portieren/
ontgrendelen laadruimte” te drukken en
te controleren of de portieren en de
motorkap goed gesloten zijn. Hierna
kan het alarmsysteem weer worden
ingeschakeld door op de knop
“vergrendelen” te drukken.Als een portier of de motorkap niet
goed gesloten is, worden ze niet door
het alarmsysteem gecontroleerd.
Wanneer zelfs bij goed gesloten
portieren, motorkap en laadruimte het
geluidssignaal weerklinkt, dan heeft
zich een storing in de werking van het
systeem voorgedaan. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Wanneer de portieren
met de metalen baard van de sleutel
centraal worden vergrendeld, wordt het
alarm niet ingeschakeld.
BELANGRIJK De werking van het
diefstalalarm is marktgebonden en kan
dus per land verschillen.
Uitschakelen
Druk op de knop "ontgrendelen
portieren/ontgrendelen laadruimte” op
de sleutel met afstandsbediening.
Het volgende gebeurt (uitgezonderd
enkele marktuitvoeringen):
de richtingaanwijzers knipperen
twee keer;
er klinken twee geluidssignalen
(piepjes);
de portieren worden ontgrendeld.
11
BELANGRIJK Wanneer de portieren
met de metalen baard van de sleutel
centraal worden ontgrendeld, wordt het
alarm niet uitgeschakeld.
Uitschakeling
Om het diefstalalarm buiten werking te
stellen (bijv. langdurige stilstand), sluit
het voertuig dan gewoon af door de
metalen baard van de sleutel met
afstandsbediening in het slot te draaien.
BELANGRIJK Wanneer de batterijen
van de sleutel met afstandsbediening
leeg zijn, of als er een storing in het
alarmsysteem is vastgesteld, dan kan
het systeem buiten werking worden
gesteld door de sleutel in het
contactslot te steken en hem in de
stand MAR te draaien.PORTIEREN
CENTRALEPORTIERVERGRENDELING
De portieren vergrendelen van
buitenaf
Druk terwijl de portieren zijn gesloten
op de knop
op de afstandsbediening
fig. 4 - fig. 5 of breng de metalen
baard A in het slot van het
bestuurdersportier aan en draai deze.
De centrale portiervergrendeling werkt
alleen als alle portieren perfect gesloten
zijn.
Druk op de knop B om de metalen
baard uit te klappen.
Als er een of meerdere portieren open
zijn nadat de knop
op de
afstandsbediening is ingedrukt, zullen
de richtingaanwijzers en de led op
de knop A fig. 7 ongeveer drie
seconden snel gaan knipperen.
Wanneer de functie actief is, is knop A
fig. 7 uitgeschakeld.
Druk twee keer snel achter elkaar op de
knop
op de afstandsbediening om
de dead lock in te schakelen (zie de
paragraaf “Dead lock”).Portieren ontgrendelen van buitenaf
Druk kort op de knop
fig. 4 of
fig. 5, afhankelijk van de versie, om
de voorportieren van afstand te
openen, de tijdgeschakelde
interieurverlichting in te schakelen en de
richtingaanwijzers twee keer te laten
knipperen.
4F1A0112
5F1A0113
12
KENNISMAKING MET DE AUTO
Bij stilstaand voertuig en de
contactsleutel naar STOP gedraaid of
verwijderd, wordt de plafondverlichting
maximaal 15 minuten opgeladen.BEDIENINGS-
ELEMENTEN
ALARMKNIPPERLICHTEN
De lichten worden ingeschakeld door
op schakelaar A fig. 60 te drukken,
ongeacht de stand van de
contactsleutel.
De waarschuwingslampjes
enop
het instrumentenpaneel gaan branden
als deze inrichting is ingeschakeld. Druk
opnieuw op schakelaar A om de
alarmknipperlichten uit te schakelen.Noodremmen
(voor bepaalde versies/markten)
Bij het remmen in noodsituaties worden
de alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld, evenals de
waarschuwingslampjes
enop het
instrumentenpaneel. Deze functie
wordt automatisch uitgeschakeld
wanneer de remwerking weer normaal
is.
MISTLAMPEN
(voor bepaalde versies/markten)
Druk bij ingeschakelde stadslichten op
de
knop fig. 61 om de mistlampen
in te schakelen. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Druk nogmaals op de knop om de
lichten uit te schakelen.
59F1A0077
60F1A0306
MODE
61F1A0331
33
Wat het betekent Wat te doen
geelWAARSCHUWING LAAG NIVEAU ADDITIEF
DIESELEMISSIE (UREUM)
(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje voor een laag niveau van
het additief voor dieselemissies (UREUM)gaat branden als het UREUM-niveau van het voertuig
laag is.
geelSTORING STARTBLOKKERING - FIAT CODE
Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt
gedraaid, knippert het lampje één keer en gaat het
vervolgens uit.
Wanneer het lampje, met de contactsleutel in de stand
MAR, blijft branden, dan wijst dit op:
een mogelijke storing (zie “Fiat Code
startblokkering” in het hoofdstuk “Kennismaking met
het voertuig”);
een mogelijke inbraakpoging indien er een
diefstalalarm is; in dat geval gaat het lampje uit na
ongeveer 10 seconden.
Als het waarschuwingslampje
bij draaiende motor
knippert, betekent dit dat de auto niet beschermd is
door de startblokkering.Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om alle
sleutels in het geheugen te laten opslaan.
geelMISTACHTERLICHTEN
Het lampje gaat branden wanneer de mistachterlichten
worden ingeschakeld.
72
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Wat het betekent Wat te doen
groenDIMLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het dimlicht wordt
ingeschakeld.
FOLLOW ME HOME
Dit lampje gaat branden (en er verschijnt ook een
bericht op het display) wanneer deze functie in gebruik
is (zie de paragraaf “Follow me home” in "
Buitenverlichting"in het hoofdstuk "Kennismaking met
het voertuig").
groenRICHTINGAANWIJZER LINKS
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, samen
met de rechter richtingaanwijzer, wanneer de knop
voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
groenRICHTINGAANWIJZER RECHTS
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omhoog wordt verplaatst of,
samen met de linker richtingaanwijzer, wanneer de
knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
groenMISTLAMPEN
Het lampje gaat branden wanneer de mistlampen voor
worden ingeschakeld.
77
43)Om correcte werking van het systeem
te garanderen, periodiek alle vuilaanslag
verwijderen die zich op de kogelkop, de
trekstang en de montagepijp kan hebben
verzameld. De mechanische onderdelen
moeten op de aangegeven intervallen een
onderhoudsbeurt krijgen. Het slot mag
alleen behandeld worden met grafiet.
44)Smeer de koppelingen, de glijvlakken
en de kogels regelmatig met vet zonder
hars of olie. Smering vormt ook een betere
bescherming tegen corrosie.
45)Als het voertuig gewassen wordt met
waterstralen onder hoge druk, dan moet de
trekstang met kogelkop verwijderd worden
en moet de speciale dop gemonteerd
zijn. De trekstang met kogelkop mag nooit
behandeld worden met stoomstralen.
46)Bij de verwijderbare trekstang
met kogelkop worden twee sleutels
geleverd. Noteer het sleutelnummer op het
slot voor eventuele nabestelling en bewaar
het.LANGDURIGE
STILSTAND
Tref de volgende voorzorgsmaatregelen
als het voertuig langer dan een maand
niet gebruikt zal worden:
parkeer het voertuig in een
overdekte, droge en indien mogelijk
goed geventileerde ruimte;
schakel een versnelling in;
controleer of de handrem niet is
aangetrokken;
koppel de minpool van de accu los,
als de auto is uitgerust met een
"accu-cut-of"-functie (scheider), zie
voor de beschrijving van de werkwijze
de paragraaf "Bedieningselementen" in
"Dashboard en bedieningselementen";
maak de met lak gespoten delen
schoon en behandel ze met een
beschermende was;
reinig en bescherm de glanzende
metalen delen met speciale middelen
die in de handel verkrijgbaar zijn;
bestrooi de wisserrubbers van de
ruitenwissers en achterruitwisser met
talkpoeder en til ze van de ruit op;
zet de ruiten iets open;
dek het voertuig af met een doek of
een geperforeerde kunststof hoes.
Gebruik geen dichte plastic hoezen,
omdat het op de carrosserie aanwezige
vocht dan niet kan verdampen;
pomp de banden 0,5 bar boven de
voorgeschreven spanning op en
controleer de spanning met regelmatige
tussenpozen;
tap het koelsysteem van de motor
niet af.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust
met een alarmsysteem, moet dit met de
afstandsbediening worden
uitgeschakeld.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
156
STARTEN EN RIJDEN
Zekeringenkast dashboard
Beschermd systeem Zekering Ampère
Rechter dimlicht F12 7,5
Linker dimlicht F13 7,5
Relais zekeringenkast motorruimte, relais zekeringenkast dashboard
(+sleutel)F31 5
Plafondverlichting inzittendenruimte (+accu) F32 7,5
Sensor accubewaking voor Start&Stop versies (+accu) F33 7,5
Interieurverlichting minibus (nood) F34 7,5
Radio, Klimaatbeheersingssysteem, Alarm, Tachograaf, regeleenheid
accuschakelaar, Timer Webasto timer (+batterij), TPMS, Voltage
stabilisador voor radio instellingen(S&S)F36 10
Remlichten controle (hoofd), Instrumentenpaneel (+sleutel), Gateway
(voor transformers)F37 7,5
Portiervergrendeling (+accu) F38 20
Ruitenwisser (+sleutel) F43 20
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
Elektrische ruitbediening passagierszijde F48 20
Regeleenheid parkeersensor, radio, bedieningsorganen op het
stuurwiel, middelste bedieningspaneel, linker bedieningspaneel,
extra paneel, regeleenheid accuschakelaar (+sleutel), trekhaak,
regensensor, voltage stabilisador (voor S&S)F49 5
Klimaatbeheersingssysteem, stuurbekrachtiging regeleenheid,
achteruitrijlichten, Tachograaf (+sleutel), TOM TOM instelling,
Rijstrook waarschuwingssystemen, Achteruitrijcamera, Koplampen
uitlijning correctorF51 5
Instrumentenpaneel (+accu) F53 7,5
Niet beschikbaar F89 -
Linker grootlicht F90 7,5
170
NOODGEVALLEN