Page 289 of 468
287
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Deze lampen zijn te vervangen vanaf de
buitenkant van de achterbumper:
F
s
teek uw hand onder de bumper,
F
v
erdraai de lamphouder een kwartslag en
trek deze naar u toe,
F
v
erdraai de lamp een kwartslag en
vervang deze.
Verricht voor het monteren de handelingen in
omgekeerde volgorde. Raak de uitlaat niet aan indien u de
lamp kort na het afzetten van het
contact vervangt; dit met het oog op
mogelijke brandwonden.
Lampen van mistachterlichten vervangen
08
Storingen verhelpen
Page 290 of 468

288
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Zekering vervangen
De tang voor het verwijderen van zekeringen
is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast in het dashboard:
F
t
rek het deksel eerst rechtsboven en dan
linksboven los,
F
v
erwijder het deksel en keer het om,
Toegang tot het gereedschap
F neem de steun los waarop aan de achterzijde de tang is bevestigd. Voordat u een zekering vervangt, dient u
F
d
e oorzaak van de storing te achterhalen
om deze te verhelpen,
F
s
troomverbruikers uit te schakelen,
F
d
e auto stil te zetten met het contact uit,
F
d
e defecte zekering te achterhalen
met behulp van de zekeringtabel en de
schema's op de volgende bladzijden.
Vervangen van een zekering
Goed Defect
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de volgende tabellen
genoemd, kan tot ernstige storingen
leiden. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Tang
Voor ingrepen aan een zekering geldt:
F
g
ebruik een speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en te
controleren of het smeltdraadje van de
zekering intact is,
F
v
ervang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur): een afwijkende
stroomsterkte kan storingen veroorzaken
(brand).
Mocht de storing kort na het vervangen
van de zekering terugkeren, laat dan de
elektrische uitrusting controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
08
Storingen verhelpen
Page 291 of 468
289
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Zekeringen dashboard
De zekeringkasten bevinden zich aan de
onderzijde van het dashboard (linkerzijde).
F
T
rek het deksel rechts boven en vervolgens
links boven los.Montage van elektrische
accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto
is reeds rekening gehouden met de montage van
zowel de standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de auto
monteert of laat monteren.
CITROËN is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren
van extra accessoires die niet door
CITROËN aanbevolen en geleverd
worden, en niet volgens haar
voorschriften zijn gemonteerd. Dit geldt
met name als het totale stroomverbruik
van alle extra accessoires meer dan
10
milliampère bedraagt.
Toegang tot de zekeringen
08
Storingen verhelpen
Page 292 of 468
290
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
ZekeringnummerStroomsterkteFuncties
F8 3 ASirene alarminstallatie, computer alarminstallatie.
F13 10 AAansteker / 12V-aansluiting voor.
F14 10 A12V-aansluiting bagageruimte.
F16 3 AVerlichting groot bergvak, kaartleeslampjes achter,
verlichting dashboardkastje.
F17 3 AVerlichting zonneklep, kaartleeslampjes vóór.
F28 15 AAudio-installatie, radio (inbouw achteraf).
F30 20 ARuitenwisser achter.
F32 10 AHiFi-versterker.
Zekeringkast 2 Zekering Stroomsterkte Functies
F36 15 A12V-aansluiting achter.
F37 -Niet gebruikt.
F38 -Niet gebruikt.
F39 -Niet gebruikt.
F40 25 A230 V/50 Hz-aansluiting.
Overzicht zekeringenZekeringkast 1
08
Storingen verhelpen
Page 293 of 468
291
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).
Zekeringkast in de motorruimte
ZekeringStroomsterkte Functies
F19 30 ALage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.
F20 15 ARuitensproeierpomp voor en achter.
F21 20 AKoplampsproeierpomp.
F22 15 AClaxon.
F23 15 AGrootlicht rechts.
F24 15 AGrootlicht links.
F27 5 ADimlicht links.
F28 5 ADimlicht rechts.
Overzicht zekeringen
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F
V ervang de zekering.
F
S
luit na het vervangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
08
Storingen verhelpen
Page 294 of 468

292
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
12V- ac c u
Toegang tot de accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
Algemeen
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Breng de gebruikte batterijen en accu's
naar een speciaal inzamelpunt.Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.De accu bevindt zich onder de motorkap.
Voor toegang tot de (+) klem:
F o
ntgrendel de motorkap met de
ontgrendelingshendel in het interieur en maak
aan de buitenzijde de veiligheidshaak los,
F
o
pen de motorkap en plaats de
motorkapsteun onder de motorkap om hem
geopend te houden,
F
b
eweeg het plastic beschermkapje omhoog
voor toegang tot de (+) klem.
08
Storingen verhelpen
Page 295 of 468

293
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
F Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A (bij het gebogen metalen
gedeelte) en vervolgens op de pluspool (+)
van de hulpaccu B of de startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op het massapunt van de auto
met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van de
auto met de lege accu. F
S
tart de motor van de auto met de
hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
A
ls de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een
nieuwe poging te doen.
Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12 V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(autoradio, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich
niet in de buurt van bewegende delen
van de motor (ventilateur, riem enz.)
bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait.
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
F
W
acht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten
draaien, rijdend of stilstaand, om het
laadniveau van de accu op een correct peil
te krijgen.
Een aantal functies, waaronder
het Stop & Start-systeem, is niet
beschikbaar als de laadtoestand van
de accu onvoldoende is.
F
Beweeg, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog.
08
Storingen verhelpen
Page 296 of 468

294
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12
V heeft.
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden
gebruikt. Anders kan de elektrische
uitrusting van het Stop & Start-systeem
ernstig beschadigd raken. Probeer niet een bevroren accu op te
laden. Risico van explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig
en corrosief zuur).
12V-accu opladen met een acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.Volg de door de fabrikant van de lader
geleverde instructies.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
F Zet het contact uit.
F
S chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de
pluspool omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt
aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op het
massapunt
C van de auto.
F
S
chakel na het laden de lader B uit
alvorens de kabels los te maken van de
accu A .
08
Storingen verhelpen