Page 129 of 468
DS4_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
04
Page 130 of 468

128
DS4_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
LichtschakelaarMet de lichtschakelaar kunt u de verlichting van de auto selecteren en inschakelen.
Zonder automatische inschakeling
Met automatische inschakeling
Hoofdverlichting
Selecteren van de stand van de
hoofdverlichting
Automatische verlichting.
Overschakelen van dim- naar
grootlicht en terug
Draai aan de ring om het symbool van de gewenste
stand tegenover het merkteken te zetten.
Alleen parkeerlicht.
Dimlicht of grootlicht.
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan
zich een laagje condens aan de
binnenzijde van de koplampen en de
achterlichten vormen; dit verdwijnt
enkele minuten na het ontsteken van
de koplampen.
Reizen naar het buitenland
Halogeen- en xenonlampen
Wanneer u uw auto gaat gebruiken
in een land waarin het verkeer aan
de andere kant van de weg rijdt,
moet de afstelling van de dimlichten
worden gewijzigd om te voorkomen
dat tegemoetkomend verkeer wordt
verblind.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Lichten uit (contact afgezet)/
Dagrijverlichting (draaiende motor).
Het branden van het desbetreffende verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
04
Verlichting en zicht
Page 131 of 468

129
DS4_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Ring voor de selectie van de mistverlichting.
De mistverlichting werkt in combinatie met
dimlicht en grootlicht.Draai de ring:
F
é
én stand naar voren om de mistlampen
vóór in te schakelen,
F
t
wee standen naar voren om de
mistachterlichten in te schakelen,
F
é
én stand naar achteren om de
mistachterlichten uit te schakelen.
F
t
wee standen naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
Mistlampen vóór en mistachterlichten Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische
verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt
uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en de
parkeerlichten branden.
F
D
raai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen.
De parkeerlichten worden dan ook
uitgeschakeld.
Mistlampen vóór en mistachterlichten
Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts,
zijn de mistlampen vóór en de
mistachterlichten verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
U moet zelf inschatten wanneer u de
mistlampen moet inschakelen, omdat
mogelijk de lichtsterktesensor van
de automatische verlichting ondanks
eventueel aanwezige mist toch
voldoende licht kan constateren.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten
zodra ze niet meer nodig zijn.
04
Verlichting en zicht
Page 132 of 468

130
DS4_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Uitschakelen van de verlichting bij
afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle
lichten automatisch uitgeschakeld,
behalve als de automatische
"follow me home"-verlichting is
geactiveerd.
Aanzetten van de verlichting
na afzetten van het contact
Om de verlichting weer aan te zetten,
draait u de ring A in de stand "0"- lichten
gedoofd, en kiest u vervolgens de door u
gewenste stand.
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er een geluidssignaal om aan te
geven dat de verlichting nog brandt.
De verlichting gaat vanzelf na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu (overgang naar
e c o - m o du s).
Richtingaanwijzers
(knipperlichten)
F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het zware punt.
F
R
echts: beweeg de verlichtingsschakelaar
omhoog voorbij het zware punt.
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer knipperen.
Bij uitvoeringen met richtingaanwijzers met led-
verlichting knipperen de leds sequentieel.
De sterkte van de dagrijverlichting wordt minder
tijdens het knipperen van de richtingaanwijzers.
04
Verlichting en zicht
Page 133 of 468

131
DS4_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
F
G
eef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar.
F
G
eef nogmaals een "lichtsignaal" om de
functie uit te schakelen.
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt de handbediende follow me
home-verlichting na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.
Handbediende follow me
home-verlichting Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
F
V
olgens uitvoering: duw de lichtschakelaar
binnen één minuut na het afzetten van
het contact omhoog of omlaag om de
parkeerlichten aan de kant van het verkeer
in te schakelen (voorbeeld: rechts van
de weg parkeren: lichtschakelaar omlaag
duwen; parkeerlichten links gaan branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door een
geluidssignaal en het branden van het
verklikkerlampje van de desbetreffende
richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middelste stand.
Dagrijverlichting
De dagrijverlichting wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart zodat
de auto overdag beter zichtbaar is voor de
overige weggebruikers.
Voor de dagrijverlichting zijn specifieke
lichtunits gemonteerd.
Inschakelen
04
Verlichting en zicht
Page 134 of 468

132
DS4_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Met behulp van een lichtsterktesensor worden
de kentekenplaatverlichting, het parkeerlicht en
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting kan ook, in geval van neerslag,
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
InschakelenUitschakelen
F Draai de ring in een andere stand.
Het uitschakelen van de functie wordt
bevestigd door een melding op het display.
Automatische follow me
home-verlichting
Storing
Bij een storing in de lichtsterktesensor
gaat de verlichting branden, wordt
dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel en/of verschijnt
een melding op het display, in
combinatie met een geluidssignaal.
Bij mist of sneeuw kan de
lichtsterktesensor ten onrechte
voldoende licht waarnemen; de
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsterktesensor,
die zich in het midden van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet
af. De aan de sensor gekoppelde
functies worden dan niet meer bediend.
Als de functie automatische verlichting
is geactiveerd (lichtschakelaar in de
stand
"
AUTO "), blijft onder donkere
omstandigheden het dimlicht branden bij het
afzetten van het contact.
Programmeren
Het inschakelen of uitschakelen en
de tijdsduur van de follow me home-
verlichting zijn in te stellen via het
configuratiemenu van de auto.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Automatische verlichting
F Draai de ring in de stand "AUTO" . Het
activeren van de functie wordt bevestigd
door een melding op het display.
04
Verlichting en zicht
Page 135 of 468

133
DS4_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Instapverlichting
Wanneer u bij duisternis de auto ontgrendelt met de
afstandsbediening wordt de verlichting aan de buitenzijde
ingeschakeld om het instappen te vergemakkelijken. De
verlichting gaat branden afhankelijk van de lichtsterkte die
door de lichtsensor wordt gedetecteerd.
InschakelenUitschakelen
F Druk op het ontgrendelknopje
(open hangslot) van de
afstandsbediening of, bij een
auto met het Keyless entry and
start-systeem, op een van de
voorportiergrepen.
De dimlichten, de parkeerlichten en de
instapverlichting aan de zijkant (onder de
buitenspiegels) gaan branden en de auto wordt
ontgrendeld. Het in- en uitschakelen en de
duur van het branden van de
instapverlichting kunnen worden
ingesteld via het configuratiemenu
van de auto.
Programmeren
De instapverlichting gaat na een vooraf
ingestelde tijd automatisch uit of gaat uit bij het
aanzetten van het contact of het vergrendelen
van de auto.
04
Verlichting en zicht
Page 136 of 468

134
DS4_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Automatische verstelling van de xenon- en
full LED-koplampen
Raak de xenonlampen in geval van een
storing niet aan.
Laat ze controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Om verblinding van andere weggebruikers te
voorkomen corrigeert dit systeem automatisch en bij
stilstaande auto de hoogte van de lichtbundel van de
xenonlampen, afhankelijk van de belading van de auto.
In het geval van een storing verschijnt dit
pictogram op het instrumentenpaneel,
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het display.
Koplampen in hoogte verstellen
0. 1 of 2 personen op de voorstoelen.
-. 3 personen.
1.
5
personen.
-.
Tussenstand.
2.
5
personen + maximaal toegestane
belading.
-.
Tussenstand.
3.
Bes
tuurder + maximaal toegestane
belading. Het systeem zet in dat geval de koplampen in
de lage stand.
Handmatige hoogteverstelling
van de halogeen koplampen
Stand "0"
: basisinstelling.
Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.
04
Verlichting en zicht