Page 297 of 468

295
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat
gebruiken, koppel dan de 12V-accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten),
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting enz.) uit,
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
Loskoppelen van de accu
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het
Stop & Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt de functie pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8
uur), niet is gebruikt.
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
P
laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool (+) .
F
D
ruk op de accupoolklem B tot hij stuit.
F
B
eweeg de hendel A omlaag om de
accupoolklem B vast te zetten.
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem
niet kan worden vergrendeld als deze
niet correct is geplaatst; herhaal de
procedure.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet na het weer aansluiten van de accu het
contact aan en wacht 1 minuut alvorens de
motor te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen worden.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische
systemen zoals:
-
d
e elektrische ruitbediening met
eentrapsbediening,
-
d
e datum en de tijd,
-
d
e instellingen van de autoradio of het
ingebouwde navigatiesysteem.
Accupoolklem met snelsluiting
F Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen.
Loskoppelen van de plusklem (+) Weer aansluiten van de plusklem (+)
08
Storingen verhelpen
Page 298 of 468

296
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Slepen van de autoU kunt de auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het ver wijderbare sleepoog.
Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat
van de bagageruimte:
F
o
pen de achterklep,
Toegang tot het gereedschap Algemene aanwijzingen
Volg de huidige wetgeving in uw land op.
Controleer of het gewicht van de
trekkende auto hoger is dan van de auto
die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van
de gesleepte auto blijven zitten. Deze
persoon moet beschikken over een
geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4
wielen
op de grond altijd een goedgekeurde
sleepstang; touwen en riemen zijn
verboden.
De bestuurder van de slepende auto
moet voorzichtig wegrijden.
Bij het slepen van de auto met
stilstaande motor zijn de rem- en
stuurbekrachtiging uitgeschakeld. Laat uw auto in de volgende gevallen slepen
door een professioneel bergingsbedrijf:
-
a
ls de auto is gestrand op de
autosnelweg,
-
b
ij auto's met vier wielaandrijving,
-
a
ls het niet mogelijk is de versnellingsbak
in de neutraalstand te zetten, het
stuurslot te ontgrendelen of de handrem
los te zetten,
-
b
ij takelen met slechts twee wielen op de
grond,
-
bij
het ontbreken van een goedgekeurde
sleepstang...
F
t
il de vloerplaat op,
F
b
evestig het koord van de vloerplaat met
de haak aan de steun van de hoedenplank,
F
n
eem het sleepoog uit de houder.
08
Storingen verhelpen
Page 299 of 468

297
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
F Maak het klepje in de voorbumper los door het aan de linkerzijde in te drukken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
Slepen van uw auto Slepen van een andere auto
F Zet de versnellingshendel in de
neutraalstand (stand N bij de
automatische transmissie).
H
et niet opvolgen van dit
voorschrift kan er toe leiden
dat bepaalde componenten
(remsysteem, transmissie...)
beschadigd raken en dat de
rembekrachtiger na het starten
mogelijk niet meer werkt.
F
O
ntgrendel de stuurinrichting en zet de
handrem vrij.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van beide
auto's in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel
de snelheid als het af te leggen traject
beperkt. F
M
aak het klepje in de achterbumper los
door het aan de bovenzijde in te drukken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van de
twee auto's in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel
de snelheid als het af te leggen traject
beperkt.
08
Storingen verhelpen
Page 300 of 468

298
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Brandstoftank leeg (diesel)
Bij auto's met dieselmotor is het in het geval
van een lege brandstoftank noodzakelijk om
het brandstofsysteem te ontluchten.
Raadpleeg voor alle uitvoeringen, uitgezonderd
die met een BlueHDi-motor, de afbeelding van
de desbetreffende motorruimte.Overige HDi-motoren
(behalve BlueHDi-uitvoeringen)
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
dieseltankbeveiliging .
Als de motor niet direct aanslaat,
beëindig dan uw startpoging en herhaal
de procedure. F
V
ul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
O
pen de motorkap.
F
M
aak indien nodig de sierkap los om de
handopvoerpomp te kunnen bereiken.
F
B
edien de handopvoerpomp
totdat er weerstand wordt
gevoeld (de eerste keer
indrukken kan zwaar zijn).
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten (als de motor niet gelijk aanslaat,
wacht dan ongeveer 15
seconden en start
de motor opnieuw).
F
A
ls de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en vervolgens de startmotor opnieuw.
F
P
laats de sierkap terug en klem deze vast.
F
S
luit de motorkap.
BlueHDi-motoren
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
W
acht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
F
H
erhaal de handelingen 10
keer.
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten.
08
Storingen verhelpen
Page 301 of 468
299
DS4_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
08
Storingen verhelpen
Page 302 of 468
DS4_nl_Chap09_caracteristiques_ed01-2016
TECHNISCHE GEGEVENS
Page 303 of 468
DS4_nl_Chap09_caracteristiques_ed01-2016
09
Page 304 of 468

302
DS4_nl_Chap09_caracteristiques_ed01-2016
Motoren
Technische gegevens van de
motoren
De technische gegevens van de motor
(cilinderinhoud, maximumvermogen, maximaal
toerental, brandstof, CO
2-uitstoot...) van uw
auto staan vermeld op het kentekenbewijs en in
de commerciële documentatie.
Deze gegevens komen overeen met de
op de motortestbank gehomologeerde
waarden, onder de omstandigheden die
zijn vastgelegd
in de Europese regelgeving
(richtlijn
1999/99/CE).
Raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Gewichten
Gewichten en
aanhangergewichten
De gewichten een aanhangergewichten van uw
auto staan vermeld op het kentekenbewijs van
uw auto en in de commerciële documentatie.
U vindt deze waarden ook op het plaatje of de
sticker van de constructeur.
Raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het rijklaar gewicht is gelijk aan het ledig
gewicht + de bestuurder (75 kg).
Het maximaal toegestane treingewicht en de
aanhangergewichten gelden tot een hoogte
van maximaal 1000 meter. Het opgegeven
aanhangergewicht dient voor elke extra
1000
meter met 10% te worden verminderd.
Het totale gewicht van de aanhanger kan,
binnen het maximaal toegestane treingewicht,
worden verhoogd indien de belading van de
auto wordt verminderd.
De aanbevolen kogeldruk komt overeen met
het maximale gewicht op de (zonder of met
gereedschap afneembare) trekhaakkogel.
M TAC :
m
aximaal technisch toegestaan
totaalgewicht.
MTRA : maximaal toegestaan treingewicht. Bij hoge buitentemperaturen kunnen de
prestaties van de auto minder worden
om de motor te beschermen. Als de
buitentemperatuur meer dan 37°C
bedraagt, moet het treingewicht worden
verminderd.
Als de buitentemperatuur hoog is, is
het raadzaam de motor, als de auto
stilstaat, 1 tot 2 minuten stationair
te laten draaien om de koeling te
vergemakkelijken.
Het trekken van een aanhanger met een
licht beladen auto heeft een negatieve
invloed op het weggedrag.
Met een aangekoppelde aanhanger heeft
de auto een langere remweg.
Bij het trekken van een aanhanger mag
nooit harder worden gereden dan 100 km/h
of de plaatselijk geldende snelheidslimiet (in
Nederland wettelijk 90 km/h).
09
Technische gegevens