Page 225 of 364

223
5008_nl_Chap10_infos-pratiques_ed01-2015
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel wordt met een lier tegen de
bodem van de bagageruimte vastgeklemd.F
T il het harmonicagedeelte van de
vloerplaat.
F
B
eweeg het uitgesneden gedeelte van
de vloerbekleding van de bagageruimte
omhoog om bij de moer voor het
ontgrendelen van de lier te komen.
Let op: de flacon met afdichtmiddel
bevat ethyleenglycol. Dit middel is
schadelijk bij inname en irriterend voor
de ogen. Houd het middel buiten het
bereik van kinderen.
De uiterste gebruiksdatum staat op de
flacon vermeld.
De flacon kan slechts één keer gebruikt
worden en moet na gebruik dus worden
vervangen, ook al is de flacon nog niet
geheel leeg.
Werp de flacon na gebruik niet weg,
maar lever deze in bij het PEUGEOT-
netwerk of een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het PEUGEOT-
netwerk of bij een gekwalificeerde
werkplaats een nieuwe flacon
afdichtmiddel te kopen.
Als de auto is voorzien van het
controlesysteem bandenspanning,
zal het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning na de reparatie
blijven branden totdat het systeem door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats opnieuw is
geïnitialiseerd.
Wiel verwisselen
In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap
verwisselen volgens de onderstaande procedure.
Zie de rubriek "Boordgereedschap".
Gebruik de krik uitsluitend voor het
ver wisselen van een wiel in het geval
van een lekke band.
De krik is onderhoudsvrij.
Verwijderen van het wiel
10
Praktische informatie
Page 226 of 364
224
5008_nl_Chap10_infos-pratiques_ed01-2015
F Verwijder de houder met het reservewiel via de achterzijde van de auto.
F
Z
et het reservewiel rechtop om bij de kist
met gereedschap te kunnen komen.
F
M
aak het verbindingsstuk los van het
deksel van de kist, zoals aangegeven in de
afbeelding.
F
H
aal het verbindingsstuk door de naaf van
het wiel om het wiel te kunnen ver wijderen.
F
Z
et het verlengstuk 7
op de moer van de
lier van het reservewiel.
F
Be
vestig de wielsleutel 6
op het uiteinde
van het verlengstuk 7 .
F
D
raai het geheel rechtsom tot de aanslag
om de kabel van de lier uit te rollen tot het
reservewiel plat op de grond ligt. Na het monteren van het reservewiel
in de plaats van het wiel met de lekke
band moeten de lier en de kist met
gereedschap onder de auto worden
teruggeplaatst voordat weggereden kan
worden.
Zie de rubriek "Terugplaatsen van de
lier en het reservewiel".
Praktische informatie
Page 227 of 364
225
5008_nl_Chap10_infos-pratiques_ed01-2015
Deze procedure moet worden uitgevoerd met
of zonder het reservewiel. Voer zonder het
reservewiel de stappen a en d uit.
Alleen een noodreservewiel kan met de lier
onder de auto worden bevestigd.
F
B
erg het desbetreffende gereedschap op
in de kist en sluit het deksel.
F
Z
et de kist op de grond, bij de achterzijde
van de auto.
F
Z
et het reservewiel rechtop en haal het
verbindingsstuk door de naaf van het wiel.
F
S
teek het verbindingsstuk in de opening
van het deksel van de kist, zoals op de
afbeelding.
F
C
entreer het reservewiel op de
gereedschapskist. F
D
raai de moer tot de aanslag en controleer
of het wiel goed vlak tegen de bodem aan
ligt.
F
P
laats het wiel met de kist onder het
achterste gedeelte van de auto.
F M onteer het wiel met de kist onder de auto
door de moer van de lier linksom te draaien
met de wielsleutel 6
en het verlengstuk 7.
Terugplaatsen van de lier en het reservewiel
10
Praktische informatie
Page 228 of 364

226
5008_nl_Chap10_infos-pratiques_ed01-2015
Demonteren van het wiel
F Ver wijder bij lichtmetalen velgen de sierdop van de wielbouten met het gereedschap
4
(volgens uitvoering).
F
Be
vestig de dop 3 op de wielsleutel 6 en
draai hiermee de slotbout los (volgens
uitvoering).
F
D
raai de overige wielbouten een
omwenteling los met de wielsleutel 6 .
Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar het
verkeer niet gehinderd wordt en zorg
ervoor dat de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond staat.
Trek de parkeerrem aan (tenzij deze
geprogrammeerd is in de automatische
stand), zet het contact af en blokkeer
de wielen:
Zet het contact af.
Schakel bij een handgeschakelde
versnellingsbak de eerste versnelling in
om de wielen te blokkeren.
Zet bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak de selectiehendel in de
stand R om de wielen te blokkeren.
Zet bij een automatische transmissie
de selectiehendel in de stand P om de
wielen te blokkeren.
Controleer of het verklikkerlampje
remsysteem en het verklikkerlampje P
op de parkeerremhendel branden.
Plaats indien nodig een wielblok onder
het wiel kruislings tegenover het te
verwisselen wiel.
Controleer of de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt; gebruik een
bok. F
P
laats het voetstuk van de krik 8 op de
grond en zorg ervoor dat de krik loodrecht
staat onder één van de steunpunten aan de
voorzijde A of achterzijde B (het steunpunt
dat zich het dichtst bij het te ver wisselen
wiel bevindt).
Wiel met wieldop
Bij het ver wijderen van het wiel :
maak eerst de wieldop los met de
wielsleutel 6
door ter hoogte van het
ventiel aan de wieldop te trekken.
Bij het monteren van het wiel:
bevestig de wieldop door de opening
ervan ter hoogte van het ventiel te
houden en druk vervolgens met de
handpalm tegen de gehele omtrek van
de wieldop.
Praktische informatie
Page 229 of 364
227
5008_nl_Chap10_infos-pratiques_ed01-2015
Gebruik nooit:
- d e krik voor andere doeleinden dan
het opkrikken van de auto,
-
e
en andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
F
V
ouw de krik uit tot de kop van de krik
tegen het steunpunt A of B aan komt: het
steunpunt A of B moet goed in het centrale
gedeelte van de kop van de krik steken. F
V
er wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel.
Zorg ervoor dat de auto stevig op de
krik staat. Bij een gladde of zachte
ondergrond kan de krik onder de auto
wegglijden of wegzakken: kans op
letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder de
steunpunten A of B onder de auto
en controleer of het contactvlak van
het steunpunt correct in de kop van
de krik steekt. Zo niet, dan kan de
auto beschadigd raken en/of de krik
wegzakken: kans op letsel!
F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het (niet
lekke) reservewiel te monteren.
10
Praktische informatie
Page 230 of 364
228
5008_nl_Chap10_infos-pratiques_ed01-2015
Monteren van het wiel
F Plaats het wiel op de naaf.
F D raai de wielbouten met de hand vast.
F
D
raai de slotbout met de wielsleutel
6
en de dop 3 enigszins vast (volgens
uitvoering).
F
D
raai de overige wielbouten enigszins vast
met alleen de wielsleutel 6 .F
L aat de krik volledig zakken.
F V ouw de krik 8 op en verwijder hem.F
D raai de slotbout vast met de wielsleutel
6 en de dop 3 (volgens uitvoering).
F
D
raai de overige wielbouten vast met de
wielsleutel 6 .
F
B
evestig de doppen op de overige
wielbouten (volgens uitvoering).
F
B
erg het gereedschap op in de houder.
Bevestiging van het
noodreservewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal dat bij
het monteren van het noodreservewiel
de ringen van de bouten de velg
niet raken. Als de bouten volledig
zijn aangedraaid, zorgt het conische
draagvlak van de bouten voor de
bevestiging van het reservewiel.
Praktische informatie
Page 231 of 364

229
5008_nl_Chap10_infos-pratiques_ed01-2015
Na een lekke band
Het wiel met de lekke band kan niet
onder de auto worden bevestigd en
moet daarom in de bagageruimte
worden opgeborgen. Gebruik een hoes
om de bekleding van de bagageruimte
te beschermen.
Rijd met een noodreservewiel niet
sneller dan 80 km/h.
Laat zo snel mogelijk het
aanhaalmoment van de wielbouten en
de bandenspanning van het reservewiel
controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren of vervangen en verwissel
hem met het reservewiel.
Detectie te lage bandenspanning
Het reservewiel (noodreservewiel of
wiel met stalen velg) is niet voorzien
van een bandenspanningssensor.
Laat de lekke band altijd repareren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreservewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Als u sneeuwkettingen moet monteren
ter wijl het noodreservewiel op de
vooras is gemonteerd, verwissel het
dan met het achter wiel aan dezelfde
zijde.
10
Praktische informatie
Page 232 of 364

230
5008_nl_Chap10_infos-pratiques_ed01-2015
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de
auto.Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreservewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke
geldende regelgeving over het gebruik
van sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de handrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd langzaam weg en rijd een klein stukje
met een snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de
kettingen correct gespannen zijn.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te
voorkomen. Als uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen, controleer dan of
de ketting en de bevestigingen de velg
niet raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af
fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
215/55
R16 9
mm
215 / 5 0
R17
215/45
R18
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen
te oefenen; doe dit op een vlakke en
droge ondergrond.
Praktische informatie