Page 65 of 364

63
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Ontdooien - Ontwasemen
5. Airconditioning aan/uit
De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief gebruikt
worden, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan
F Druk op de toets "A /C " : het lampje van de
toets gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de
aanjagerknop 2
in de stand "0" staat.
Om de toevoer van koele lucht te versnellen
kunt u gedurende enkele ogenblikken de
recirculatie van de interieurlucht inschakelen.
Schakel daarna weer over op de toevoer van
buitenlucht.
De symbolen op het
bedieningspaneel geven aan in welke
stand de knoppen moeten staan om
de voorruit en zijruiten snel te kunnen
ontdooien en ontwasemen:
F
z
et de knop van de
luchttoevoerregeling
4
i
n de stand "Toevoer
van buitenlucht" (verklikkerlampje uit),
F
d
raai de knop van de luchtverdeling 3
in de
stand "Voorruit",
F
d
raai de knop van de luchtopbrengst 2
in
de stand 5
(maximaal),
F
d
raai de knop van de
temperatuurregeling
1
in het rood (warm).
Uit
F Druk nogmaals op de toets "A /C " : het
lampje van de toets gaat uit.
Door het uitschakelen van de airconditioning
kan hinder ontstaan (vocht, beslaan van ruiten).
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in werking
is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
3
Comfort
Page 66 of 364
64
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
De achterruitverwarming kan
worden ingeschakeld met de toets
op het bedieningspaneel van de
airconditioning.
Achterruitverwarming
AanUit
De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig brandstofverbruik te
voorkomen.
F
U k
unt de achterruitver warming ook eerder
uitschakelen door nogmaals op de toets te
drukken. Het verklikkerlampje van de toets
gaat uit.
F
D
ruk op deze toets om de achterruit
en, afhankelijk van de uitvoering, de
buitenspiegels te ontwasemen. Het
verklikkerlampje van de toets gaat
branden.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
F
S
chakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit omdat
minder stroomverbruik leidt tot een
lager brandstofverbruik.
Comfort
Page 67 of 364

65
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.De bestuurder en de voorpassagier
kunnen de temperatuur afzonderlijk
naar wens instellen.
F
D
raai de knop 2 of 3 naar links of naar
rechts om deze waarde te verlagen of te
verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde
21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van uw
wensen een afstelling tussen 18
en 24
gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan 3 bedraagt.
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het
programma "comfort" niet
toereikend blijken om de ruiten
condens- en ijsvrij te houden
(vocht, veel inzittenden, vorst...).
F
K
ies in dat geval het automatische
programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de airconditioning,
de luchtopbrengst, de luchttoevoer en de
luchtverdeling naar de luchtroosters voor een
optimale ontwaseming van de voorruit en zijruiten.
Automatische werking
F Druk op de toets "AUTO" .
Het lampje van de toets gaat
branden.
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
Het is raadzaam deze stand te gebruiken:
het systeem regelt de temperatuur, de
luchtopbrengst, de luchtverdeling naar de
ventilatieroosters en de luchtrecirculatie
automatisch en optimaal aan de hand van de
door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief
gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de
werkelijke temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.
F Druk nogmaals op de toets "zicht" of op
de toets "AUTO" om dit programma af te
sluiten. Het lampje van de toets "zicht"
gaat uit of dat van de toets "AUTO" gaat
branden.
1. Automatisch programma "comfort" 2-3.
Re
geling bestuurders- en
passagierszijde
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
aanjagerregeling geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de beenruimte van de passagiers
verdeeld. Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin
om de ingestelde waarde te wijzigen
om sneller de gewenste waarde te
bereiken. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
3
Comfort
Page 68 of 364

66
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Handmatig instellen
F Druk op deze toets om de airconditioning uit te schakelen.
6. Regeling luchtverdeling
F Druk op één of meer toetsen om de luchtstroom te verdelen
naar:
5. Airconditioning aan/uit
- de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of ontdooien),
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
ventilatieroosters,
-
d
e voorruit, de zijruiten, de
ventilatieroosters en de beenruimte van de
passagiers,
-
d
e ventilatieroosters en de beenruimte van
de passagiers,
-
d
e ventilatieroosters,
-
d
e beenruimte van de passagiers,
-
d
e voorruit, de zijruiten en de beenruimte
van de passagiers.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).
F
D
ruk de toets nogmaals in zodra dit
mogelijk is om de automatische werking
van de airconditioning te hervatten. Het
lampje van de toets "A /C " gaat branden
Om het interieur sneller af te koelen, kunt u
gedurende enkele minuten gebruikmaken van
de luchtrecirculatie. Schakel vervolgens de
toevoer van buitenlucht weer in.
Het is raadzaam 's winters de ventilatieroosters
achter te sluiten.
Al naar gelang uw wensen kunt u de
automatische bediening van het systeem
handmatig aanpassen. De overige functies
worden automatisch geregeld.
F
D
ruk op de toets "AUTO"
om het systeem
weer volledig automatisch te laten
functioneren.
Om het interieur maximaal te verkoelen
of te ver warmen is het mogelijk de
minimale waarde 14
of de maximale
waarde 28
te overschrijden.
F
D
raai de knop 2
of 3
naar links
totdat "LO" (low) verschijnt of naar
rechts totdat "HI" (high) verschijnt.
Comfort
Page 69 of 364

67
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Uitschakelen/inschakelen
van het systeem
F Draai de knop van de luchtopbrengst naar links tot alle lampjes uitgaan.
Alle functies van de airconditioning worden dan
uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
F
D
raai de knop van de luchtopbrengst naar
rechts of druk op de toets "AUTO" om het
systeem weer met de laatst ingestelde
waarden in te schakelen.
9. Ventilatie achter (Rear)
F Druk op deze toets om de luchttoevoer naar de
achterpassagiers te activeren.
De temperatuur is gelijk aan
de ingestelde comfortwaarde
links voor de passagiers links
achter en aan de ingestelde
comfortwaarde rechts voor
de passagiers rechts achter.
Het lampje van de toets gaat
branden.
8. Luchtrecirculatie
F Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het lampje van
de desbetreffende toets gaat
branden.
-
A
fsluiten/Toevoer buitenlucht
(automatische stand). Druk
op deze toets, het lampje gaat
branden.
7. Regeling luchtopbrengst
F Draai deze knop naar links om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts om
deze te verhogen.
De lampjes van de luchtopbrengst, tussen
de twee propellers, gaan afhankelijk van de
ingestelde waarde geleidelijk branden.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in werking
is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
Vermijd het te lang rijden met
uitgeschakeld systeem.
-
G
eforceerd afsluiten van de
buitenlucht (handmatige stand).
Druk op deze toets om de lucht
in het interieur te laten circuleren,
het lampje gaat branden.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast af te
sluiten.
F
D
ruk, zodra de omstandigheden het
toelaten, op de toets "auto" om de toevoer
van buitenlucht te hervatten en het beslaan
van de ruiten te voorkomen.
3
Comfort
Page 70 of 364
68
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Handmatig verstelbare voorstoelen
Hoogteverstelling
F Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag tot de gewenste stand bereikt is.
Rugleuningverstelling
F Duw de handgreep naar achteren.
Verstelling in lengterichting
F Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand.
De zitting, de rugleuning en de hoofdsteun zijn verstelbaar voor een optimale zitpositie.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet wordt verhinderd door personen of hinderlijke
voor werpen op de vloer achter de stoel om te voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen als dit
het geval is.
Comfort
Page 71 of 364
69
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Elektrisch verstelbare bestuurdersstoel
Lengterichting
F Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste stand te
verkrijgen.
Hoogte en hoek van de
zitting
F Duw de achterzijde van de schakelaar omhoog of omlaag om de gewenste hoogte
te verkrijgen.
F
D
uw de voorzijde van de schakelaar
omhoog of omlaag om de gewenste hoek
te verkrijgen.
Hoek van de rugleuning
F Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste hoek te
verkrijgen.
De zitting, de rugleuning en de hoofdsteun zijn verstelbaar voor een optimale zitpositie.
3
Comfort
Page 72 of 364

70
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Zorg er bij het verstellen van de stoel
naar achteren voor dat het schuiven
van de stoel niet wordt verhinderd door
personen of hinderlijke voorwerpen
op de vloer achter de stoel om
te voorkomen dat de stoel wordt
geblokkeerd. Onderbreek het schuiven
van de stoel meteen als dit het geval is. De elektrische instellingen kunnen
tot 1 minuut na het openen van het
voorportier worden uitgevoerd. Ze
worden uitgeschakeld als het contact
gedurende 1 minuut is afgezet of als de
eco-mode actief is.
Zet het contact aan om de elektrische
verstelling weer te activeren.
F
T
rek de hoofdsteun gelijktijdig naar voren
en omhoog om hem hoger te zetten.
F D ruk op de pal A en trek de hoofdsteun
omhoog om hem te verwijderen.
F
S
teek om de hoofdsteun terug te zetten
de pennen van de hoofdsteun recht in
de openingen van de rugleuning tot de
hoofdsteun op zijn plaats blijft.
F
D
ruk gelijktijdig op de pal A en op de
hoofdsteun om deze lager te zetten.
F
B
eweeg om de hoek van de hoofdsteun te
verstellen de onderzijde van de hoofdsteun
naar voren of naar achteren.
Hoogte- en hoekverstelling
hoofdsteun
Voor de veiligheid is het frame van de
hoofdsteun gekarteld om te voorkomen
dat de hoofdsteun zakt in het geval van
een aanrijding.
De juiste stand van de hoofdsteun is
als de bovenzijde van de hoofdsteun
zich ter hoogte van de bovenzijde
van het hoofd bevindt.
Controleer de afstelling van de
hoofdsteun voordat u gaat rijden; stel
de hoofsteun opnieuw af als dit nodig is.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd. De hoofdsteunen moeten
zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
Comfort