Page 169 of 364
167
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Programmeren
F Stel de snelheid in door de wagensnelheid op het gewenste niveau te brengen en
vervolgens op de toets 2
of 3 te drukken
(bijv.: 110
km/h). F
U itschakelen van de snelheidsregelaar:
druk op de toets 4: het uitschakelen wordt
bevestigd op het display (OFF/Pause).
F
W
eer inschakelen van de
snelheidsregelaar: druk nogmaals op de
toets 4 .
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens
wijzigen met de toetsen 2
en 3:
-
+
/- 1 km = kort indrukken,
-
+
/- 5 km = lang indrukken,
-
+
/- in stappen van 5 km = ingedrukt
houden.
F
D
raai de knop 1
in de stand "CRUISE" : de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (OFF/Pause).
8
Rijden
Page 170 of 364

168
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Storing
Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Uitschakelen van de functie
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden,
gaat de ingestelde snelheid op het display
knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt
automatisch als de snelheid weer is gedaald tot
de ingestelde snelheid.
In het geval van een storing in de
snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. F
D
raai de knop 1 in de stand "0": de
selectie van de snelheidsregelaar wordt
ongedaan gemaakt. Op het display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.
Rijden
Page 171 of 364
169
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e of de
6e versnelling
F Trek de ring onder de pookknop omhoog
en beweeg de versnellingshendel eerst
naar links en dan naar voren.
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Schakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
F
B
eweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5
e of de
6e versnelling in te schakelen.
Als dit advies niet wordt nageleefd, kan de
versnellingsbak onherstelbaar beschadigd
raken (per ongeluk inschakelen van de 3
e of
4e versnelling).
8
Rijden
Page 172 of 364

170
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
Selectiehendel
R. Achteruit.
F T rap het rempedaal in en beweeg de
selectiehendel naar voren om deze stand
te selecteren.
N.
N
eutraalstand.
F
T
rap het rempedaal in en selecteer deze
stand om de motor te kunnen starten.
A.
A
utomatische stand.
F
B
eweeg de selectiehendel omlaag om
deze stand te selecteren.
Bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak
kunt u kiezen tussen automatische bediening
en handmatig schakelen.
Deze versnellingsbak heeft drie
gebruiksmogelijkheden:
-
een
automatische stand om automatisch
te schakelen,
-
een
handmatige stand om zelf te
schakelen,
-
een
auto-sequentiële stand , waarmee u
in de automatische stand op ieder moment
zelf kunt schakelen, bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre.
In de automatische en de handmatige stand is
een programma Sport beschikbaar, waarin een
meer dynamische rijstijl mogelijk is. M. + / - H
andmatig schakelen.
F B eweeg de selectiehendel omlaag en
vervolgens naar links om deze stand te
selecteren en:
-
b
eweeg de selectiehendel kort naar
voren om op te schakelen,
-
o
f beweeg de selectiehendel kort naar
achteren om terug te schakelen.
S.
P
rogramma Sport.
F
D
ruk op deze toets om dit programma in of
uit te schakelen.
Rijden
Page 173 of 364

171
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Stuurbediening
+. Opschakelen (rechts van het stuur wiel).
F D ruk op de achterzijde van de
stuurbediening "+" om op te schakelen.
-.
T
erugschakelen (links van het stuurwiel).
F
D
ruk op de achterzijde van de
stuurbediening "-" om terug te schakelen.
Met de stuurbediening is het niet
mogelijk om de neutraalstand of de
achteruitversnelling te selecteren.
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel
Als u de selectiehendel bedient, wordt de
ingeschakelde stand met een verklikkerlampje
weergegeven op het instrumentenpaneel.
N. Neutral (neutraalstand)R. Reverse (achteruitversnelling)1, 2, 3, 4, 5, 6. Versnellingen in de
handgeschakelde stand
AUTO. Verschijnt bij de selectie van de
automatische stand en verdwijnt weer als
de handbediende stand wordt geselecteerd
.S. Sport (programma Sport)
F Trap het rempedaal in als
dit pictogram verschijnt (bijv.:
starten van de motor).
Starten van de auto
F Selecteer de stand N .
F H oud het rempedaal ingetrapt.
F
S
tart de motor.
F
H
oud het rempedaal ingetrapt, zet de
selectiehendel in de stand A of M om
vooruit te rijden of in R om achteruit te
rijden.
F
N
eem uw voet van het rempedaal en geef
gas.
F
D
e elektrische parkeerrem wordt
automatisch vrijgezet. Als dit niet het geval
is, moet deze handmatig worden vrijgezet.
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling klinkt een geluidssignaal.
Als de motor niet aanslaat:
- Z et als de aanduiding N knippert
op het instrumentenpaneel de
selectiehendel in de stand A en
vervolgens in de stand N .
-
A
ls de melding " Rempedaal
intrappen " verschijnt, trap dan het
rempedaal steviger in.
8
Rijden
Page 174 of 364

172
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Handbediende stand
De aanduiding AUTO verdwijnt en
de ingeschakelde versnellingen
verschijnen achtereenvolgend op
het display.
Het schakelen naar een andere versnelling is
alleen mogelijk als de snelheid van de auto en
het motortoerental dit toestaan.
Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen
het gaspedaal los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van
de snelheid schakelt de versnellingsbak
automatisch terug, zodat de juiste versnelling
is geselecteerd op het moment dat u het
gaspedaal weer intrapt. F
B
eweeg na het starten van de auto de
selectiehendel in de stand M om de
handbediende stand in te schakelen.
Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnen de
aanduidingen AUTO
en 1
of R
.
Als bij stapvoets rijden de
achteruitversnelling wordt geselecteerd,
wordt deze pas ingeschakeld als de auto
volledig tot stilstand is gekomen. De
aanduiding voet op het rempedaal kan
gaan knipperen op het instrumentenpaneel
om aan te geven dat u moet remmen.
Als de achteruitversnelling bij hoge
snelheid wordt geselecteerd, knippert
het verklikkerlampje
N en gaat de
versnellingsbak automatisch over in de
neutraalstand. Beweeg de selectiehendel
terug in de stand A of M om weer in een
versnelling verder te rijden.
Bij krachtig accelereren wordt de hoogste
versnelling niet ingeschakeld zonder
tussenkomst van de bestuurder met behulp
van de selectiehendel of de stuurbediening.
Selecteer de neutraalstand N nooit tijdens
het rijden.
Selecteer de achteruitversnelling (stand R )
uitsluitend als de auto volledig stilstaat en
de voet op het rempedaal wordt gehouden.
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R ,
A of M is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt. Laat bij draaiende
motor daarom geen kinderen alleen
in de auto achter. Trek de parkeerrem
aan en selecteer de stand N indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Rijden
Page 175 of 364

173
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
De versnellingsbak werkt dan automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
-
de
rijstijl,
-
h
et profiel van de weg. Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnen
de aanduiding AUTO
en de
ingeschakelde versnelling.
Automatische stand Auto-sequentiële stand
F Selecteer vanuit de handbediende stand
de stand A om terug te keren naar de
automatische stand.
Na het afzetten van het contact wordt
automatisch de normale stand weer
ingeschakeld.
Trap om krachtig te accelereren
(bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre) het gaspedaal met
kracht in, tot voorbij het zware punt.
Programma Sport
F Druk na het selecteren van de
handbediende of auto-sequentiële stand
op de toets S om het programma Sport te
activeren, waarin een meer dynamische
rijstijl mogelijk is.
De aanduiding S verschijnt
naast de ingeschakelde
versnelling op het display van het
instrumentenpaneel.
F
D
ruk nogmaals op de toets S om het
programma uit te schakelen.
De aanduiding S verdwijnt van het display van
het instrumentenpaneel.
In de automatische stand kunt u, bijvoorbeeld
voor een inhaalmanoeuvre, op ieder moment
de functies van de handbediende stand
gebruiken.
F
D
ruk op de stuurbediening "+" of "-".
De versnellingsbak wordt dan in de
desbetreffende versnelling geschakeld, als de
snelheid van de auto en het motortoerental dit
toestaan. De aanduiding AUTO blijft op het
display staan.
Als de stuurbediening enige tijd niet meer
gebruikt wordt, gaat de transmissie weer over
op de automatische stand.
8
Rijden
Page 176 of 364

174
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Stilzetten van de autoStoring
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden
en de aanduiding AUTO gaat
knipperen in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het display,
duidt dit op een storing in de versnellingsbak.
Laat uw auto controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Voordat u de motor afzet, kunt u:
-
d
e selectiehendel in de stand N bewegen
om de neutraalstand te selecteren,
-
e
en versnelling ingeschakeld laten. In dat
geval kan de auto niet worden verplaatst.
Trek in beide gevallen altijd de parkeerrem
aan om de auto volledig stil te zetten (als de
parkeerrem niet in de automatische stand staat
ingesteld).
Selecteer wanneer u de auto met
draaiende motor stilzet altijd de
neutraalstand N .
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert altijd of de
selectiehendel in de neutraalstand
N
staat en de parkeerrem is
aangetrokken. Houd bij het starten van de motor altijd
het rempedaal ingetrapt.
Trek altijd de parkeerrem aan om de
auto volledig stil te zetten.
Rijd stapvoets als u op een
overstroomde weg rijdt.
Rijden