Page 73 of 281

Opbergen71nalaten hiervan kan lichamelijk let‐sel of schade aan de bagage of de
auto tot gevolg hebben bij krachtig remmen of een botsing.
Bij het te snel opklappen van de rug‐
leuning kan de veiligheidsgordel van
de middelste zitplaats geblokkeerd
raken. Ontgrendel het oprolmecha‐
nisme door de veiligheidsgordel in te
steken of door deze ongeveer
20 mm naar buiten te trekken en ver‐
volgens los te laten.
Verlenging bagageruimte
(driedelige achterbank)
● Verwijder zo nodig de bagage‐ ruimte-afdekking.
● Duw de hoofdsteunen omlaag door de pal in te drukken en in‐
gedrukt te houden 3 42.
● Klap de achterste armsteun om‐ hoog.
● Trek aan de hendel en klap derugleuning van de middelste zit‐plaats neer.
● Trek aan één kant of beide bui‐ tenste kanten aan de ontgrende‐
lingshendel en klap de rugleunin‐
gen neer op de zitting.
9 Waarschuwing
Voordat u de rugleuning van de
rechtse zitplaats neerklapt, moet
de rugleuning van de middelste
zitplaats worden neergeklapt. Ge‐
vaar voor letsel door de bout die
uit de binnenkant van de leuning
steekt.
● Veiligheidsgordels van de buiten‐
ste zitplaatsen door zijdelingse
houders leiden om beschadiging
te voorkomen. Bij het neerklap‐
pen van de rugleuningen de vei‐ ligheidsgordels mee omlaagtrek‐
ken.
Page 74 of 281

72Opbergen● Verwijder de hoofdsteunen, zo‐dat de rugleuningen volledig op
de zittingen kunnen rusten.
● De veiligheidsgordel uit de rug‐ leuninggeleider nemen en achterde houder plaatsen zoals afge‐
beeld in de illustratie.
U klapt de rugleuningen weer om‐
hoog door deze zo ver rechtop te zet‐
ten dat ze hoorbaar vastklikken.
De rugleuningen staan goed vergren‐ deld wanneer de rode merktekens
aan beide zijden dicht bij de ontgren‐
delingshendel niet meer zichtbaar
zijn.
9 Waarschuwing
Bij opklappen moet u zich ervan
verzekeren dat de rugleuningen
stevig op hun plaats vergrendeld
zijn alvorens te gaan rijden. Het
nalaten hiervan kan lichamelijk let‐
sel of schade aan de bagage of deauto tot gevolg hebben bij krachtigremmen of een botsing.
Bij het te snel opklappen van de rug‐
leuning kan de veiligheidsgordel van
de middelste zitplaats geblokkeerd
raken. Ontgrendel het oprolmecha‐
nisme door de veiligheidsgordel in te
steken of door deze ongeveer
20 mm naar buiten te trekken en ver‐
volgens los te laten.
Bagageruimte-afdekking
Leg niets op de hoedenplank.
Page 75 of 281
Opbergen73Demonteren
Maak de ophangkoorden los uit de
achterklep.
Til de afdekking achteraan op en duw
deze vooraan omhoog.
Verwijder het deksel.
Vastmaken
Steek de afdekking in de zijgeleiders
en klap deze omlaag. Haak de op‐ hangkoorden aan de achterklep.
Vloerafdekking
bagageruimte
Afdekking laadruimteDe afdekking in laadruimte kan wor‐
den verwijderd. Trek de afdekking
aan de achterkant een stukje omhoog en draai hem een beetje naar een
kant, alvorens hem te verwijderen.
Sjorogen
De sjorogen dienen om voorwerpen
vast te zetten, bijv. met spanbanden
of een bagagenet.
Verwijder eerst de vloerbedekking in
de bagageruimte voor toegang tot de sjorogen.
Bij auto's met een reservewiel zijn desjorogen in de zijwanden aange‐
bracht.
Page 76 of 281
74Opbergen
Bij auto's met een bandenreparatie‐
set bevinden de voorste sjorogen zich
onder de vloerbedekking achter de
achterbank. U kunt de sjorogen be‐
reiken door de geperforeerde onder‐
delen van de afdekking met een
schroevendraaier te openen. Boord‐
gereedschap 3 228.
Steek de schroevendraaier door de
afdekking (zie de afbeelding) en klap
het geperforeerde deel van de afdek‐
king op.
Klap de sjorogen met de schroeven‐
draaier open.
Gevarendriehoek
Plaats de waarschuwingsdriehoek in
de uitsparing.
Verbanddoos
Plaats de verbanddoos in het opberg‐
vak.
Om het vak te openen: afdekking los‐
maken en openen.
Page 77 of 281
Opbergen75Dakdragersysteem
Dakdrager
Om veiligheidsredenen en ter vermij‐ ding van dakschade adviseren wij het voor uw auto goedgekeurde dakdra‐
gersysteem te gebruiken. Contact op‐
nemen met uw werkplaats voor meer informatie.
Dakdrager wegnemen als deze niet
wordt gebruikt.
Dakdrager monteren
Open alle portieren.
De bevestigingspunten zitten aan weerskanten in de portieropeningen.
Zet de dakdrager volgens de mon‐
tage-instructies vast.Beladingsinformatie
● Zware voorwerpen in de bagage‐
ruimte tegen de rugleuningen
leggen. Controleren of de rugleu‐
ningen naar behoren zijn ver‐
grendeld. Bij stapelbare voorwer‐
pen de zwaarste voorwerpen on‐ derop leggen.
● Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten 3 73.
● Losse voorwerpen in de bagage‐
ruimte vastzetten om glijden te‐
gen te gaan.
● Bagage niet boven de rugleunin‐ gen laten uitsteken.
Page 78 of 281

76Opbergen● Leg niets op de bagageruimte-afdekking of op het instrumenten‐
paneel en dek de sensor boven
op het instrumentenpaneel niet
af.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hefboom en de bewegingsvrij‐
heid van de bestuurder niet be‐
lemmeren. Geen losse voorwer‐
pen in het interieur leggen.
● Niet met een geopende achter‐ klep rijden.9Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen er voor‐
werpen in het voertuig rondslinge‐
ren en letsel of schade aan de la‐
ding of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal toe‐
laatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 254) en
het EU-leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttige draagver‐
mogen door de gegevens van uw
auto in de tabel Gewichten voorin deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle
vloeistoffen (brandstoftank voor
90% gevuld).
Extra uitrusting en accessoires verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag door het hogere zwaartepunt. La‐
ding gelijkmatig verdelen en
goed met spanbanden vastzet‐ ten. Bandenspanning en rijsnel‐
heid aan de beladingstoestand
aanpassen. Spanbanden regel‐
matig controleren en bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
De toegestane daklast is 75 kg.
De dakbelasting is de som van het gewicht van het dakdrager‐
systeem en de lading.
Page 79 of 281

Instrumenten en bedieningsorganen77Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................78
Stuurwielverstelling ...................78
Stuurbedieningsknoppen ...........78
Verwarmd stuurwiel ...................79
Claxon ....................................... 79
Wis-/wasinstallatie voorruit ........79
Wis-/wasinstallatie achterruit .....81
Buitentemperatuur .....................82
Klok ........................................... 82
Elektrische aansluitingen ...........84
Elektriciteitsstekker ....................85
Asbakken ................................... 86
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................87
Instrumentengroep ....................87
Snelheidsmeter ......................... 90
Kilometerteller ........................... 91
Dagteller .................................... 91
Toerenteller ............................... 92
Brandstofmeter .......................... 92
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 92
Service-display .......................... 93
Controlelampen ......................... 94Richtingaanwijzer ......................94
Gordelverklikker ........................94
Airbag en gordelspanners .........95
Airbag-deactivering ...................95
Laadsysteem ............................. 96
Storingsindicatielamp ................96
Rem- en koppelingssysteem .....96
Elektrische handrem ..................96
Elektrische handrem defect .......96
Antiblokkeersysteem (ABS) .......97
Schakelen .................................. 97
Afstand tot voorligger ................97
Lane keep assist .......................97
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ..............97
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....97
Traction Control-systeem UIT ...98
Voorverwarming ........................98
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 98
Motoroliedruk ............................. 98
Te laag brandstofpeil .................99
Startbeveiliging .......................... 99
Rijverlichting .............................. 99
Grootlicht ................................... 99
Grootlichtassistentie ..................99
LED-koplampen .........................99
Mistlamp .................................... 99
Mistachterlicht ........................... 99Cruise control.......................... 100
Voorligger gedetecteerd ..........100
Snelheidsbegrenzer ................100
Verkeersbordherkenning .........100
Portier open ............................. 100
Informatiedisplays ......................100
Driver Information Center ........100
Info-Display ............................. 106
Boordinformatie ......................... 108
Geluidssignalen .......................109
Batterijspanning .......................110
Persoonlijke instellingen ............110
OnStar ....................................... 118
Page 80 of 281
78Instrumenten en bedieningsorganenBedieningsorganenStuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen U kunt het Driver Information Center,
bepaalde bestuurdersondersteu‐
ningssystemen, het Infotainmentsys‐
teem en een aangesloten mobiele te‐
lefoon bedienen met de knoppen op
het stuurwiel.
De illustraties tonen verschillende
versies.
Driver Information Center 3 100.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 171.
Meer informatie staat in de handlei‐ ding van het infotainment-systeem.