Page 121 of 281

Instrumenten en bedieningsorganen119SOS knop
Druk op [ om een noodoproep te
plaatsen naar een speciaal opgeleide
adviseur.
Statuslampje
Groen: Het systeem is gereed.
Groen knipperend: Het systeem is
bezig met een oproep.
Rood: Er is een probleem opgetre‐
den.
Uit: Het systeem is uit.
Rood/groen knipperend gedurende
een korte periode: Doorgeven van
voertuiglocatie is gedeactiveerd.
OnStar-services
OnStar-noodhulpdiensten
De OnStar-noodhulp is een service
met speciaal opgeleide adviseurs
voor contact, hulp en informatie bij
een noodgeval.
In een noodsituatie, waaronder pech
onderweg, een lekke band of een
lege brandstoftank, drukt u op [ om
met een adviseur te spreken. De ad‐viseur neemt vervolgens contact op
met de (nood)hulpdiensten en stuurt
ze naar uw locatie.
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners zijn geactiveerd,
wordt er een automatische noodhulp‐
oproep geplaatst. De adviseur wordt
onmiddellijk met uw auto verbonden
en gaat na of er hulp nodig is.
Wi-Fi Hotspot van OnStar
De Wi-Fi Hotspot van de auto maakt
een verbinding met internet mogelijk
via het mobiele 4G/LTE-netwerk.
Let op
De functionaliteit voor Wi-Fi hot‐
spots is niet voor alle markten ver‐
krijgbaar.
Er kunnen maximaal zeven toestellen worden aangesloten.
Een mobiel toestel met de OnStar
WiFi Hotspot verbinden:
1. Druk op j en selecteer vervol‐
gens de WiFi-instellingen in het
Info-Display. De getoonde instel‐
lingen zijn onder andere de naamvan de Wi-Fi Hotspot (SSID), het
wachtwoord en het verbindings‐
type.
2. Start een Wi-Fi-netwerkzoekop‐ dracht via uw mobiele apparaat.
3. Selecteer de hotspot van uw auto
(SSID) wanneer deze wordt aan‐
gegeven.
4. Voer uw wachtwoord in, wanneer u daarom wordt gevraagd.
Let op
Selecteer Z en spreek met een On‐
Star-adviseur of log in bij uw account als u de SSID of het wachtwoord wilt
wijzigen.
U kunt de functie Wi-Fi Hotspot uit‐
schakelen door op Z te drukken en
een OnStar-adviseur te spreken.
Smartphone-app
Met de myOpel-app voor smartpho‐
nes kunt u bepaalde autofuncties via
uw smartphone bedienen.
Page 122 of 281

120Instrumenten en bedieningsorganenDe volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Portieren vergrendelen of ont‐ grendelen.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
● Brandstofpeil, resterende le‐ vensduur motorolie en banden‐
spanning (alleen met het ban‐
denspanningscontrolesysteem)
controleren.
● Navigatiebestemming naar het apparaat sturen als er een inge‐
bouwd navigatiesysteem is.
● Auto op een map lokaliseren.
● Wi-Fi-instellingen beheren.
U kunt deze functies gebruiken door
de app uit de betreffende app store te
downloaden.
Externe service
U kunt, indien gewenst, iedere wille‐
keurige telefoon gebruiken om een
OnStar-adviseur te bellen. Deze kan
dan vanaf zijn locatie specifieke au‐
tofuncties aansturen. U vindt het be‐
treffende OnStar-telefoonnummer op
de landspecifieke website.De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Portieren vergrendelen of ont‐ grendelen.
● Informatie over de voertuigloca‐ tie doorgeven.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
Hulp bij gestolen voertuig
Als de auto is gestolen, kan de On‐
Star-service 'Hulp bij gestolen voer‐ tuig' helpen bij het lokaliseren en op‐
halen van de auto.Diefstalalarm
Als het diefstalalarmsysteem is geac‐
tiveerd, wordt er een bericht naar On‐ Star gestuurd. U ontvangt hierover
een sms of e-mail.
Indien nodig, geeft u de diefstal door
aan de autoriteiten en vraagt u hulp
van de OnStar-service 'Hulp bij ge‐
stolen voertuig'. Neem telefonisch
contact op met een OnStar-adviseur.
U vindt het betreffende OnStar-tele‐
foonnummer op de landspecifieke
website.Externe startblokkering
OnStar kan met externe signalen de
startcyclus blokkeren, zodat de auto
niet meer kan worden gestart wan‐
neer het contact is afgezet.
Diagnose op aanvraag
U kunt te allen tijde, bijvoorbeeld als
de auto een onderhoudsbericht laat
zien, op Z te drukken om contact op
te nemen met een OnStar-adviseur.
U kunt hem vragen een realtime dia‐ gnose uit te voeren om de oorzaak
van het probleem na te gaan. Afhan‐
kelijk van de resultaten biedt de advi‐
seur meer ondersteuning.
Maandelijkse voertuigdiagnose
De auto stuurt automatisch diagnose‐ gegevens naar OnStar. U en uw ga‐
rage ontvangen maandelijks per e-
mail een rapport.
Let op
De werkplaatsmeldingsfunctie kan
in uw account worden uitgescha‐
keld.
Page 123 of 281

Instrumenten en bedieningsorganen121Het rapport bevat de status van de
belangrijkste besturingssystemen
van de auto, zoals de motor, trans‐
missie, airbags, antiblokkeerrem, en
andere grote systemen. Ook bevat
het informatie over mogelijke onder‐
houdspunten en de bandenspanning
(alleen als er een bandenspannings‐
controlesysteem is).
U kunt meer details opvragen door op
de link in de e-mail te klikken en u bij
uw account aan te melden.
Bestemming downloaden
Een gewenste bestemming kan
rechtstreeks naar het navigatiesys‐
teem worden gedownload.
Druk op Z om een OnStar-adviseur
te bellen en beschrijf de bestemming
of de nuttige plaats.
De OnStar-adviseur kan elk adres en
elke nuttige plaats opzoeken en deze naar het ingebouwde navigatiesys‐
teem downloaden.OnStar-instellingen
OnStar-PIN
U hebt een viercijferige PIN nodig
voor toegang tot alle OnStar-servi‐
ces. U moet een eigen PIN invoeren
wanneer u voor de eerste keer met
een OnStar-adviseur belt.
Druk op Z om een OnStar-adviseur
te bellen en de PIN te veranderen.
Accountgegevens
Een OnStar-abonnee heeft een ac‐ count, waar alle gegevens in zijn op‐
geslagen. Druk op Z en spreek met
een OnStar-adviseur of log in bij uw
account als u accountinformatie wilt
veranderen.
Als de OnStar-service voor een an‐
dere auto moet worden gebruikt, druk dan op Z en vraag of de account op
de nieuwe auto kan worden overge‐
dragen.
Let op
Informeer OnStar onmiddellijk over
de wijzigingen als de auto wordt af‐
gevoerd, verkocht of anderszins overgedragen en beëindig de On‐
Star-service voor deze auto.Voertuiglocatie
De voertuiglocatie wordt aan OnStar
doorgegeven wanneer er een service
wordt verzocht of getriggerd. Een be‐ richt op het Info-Display geeft door
dat deze informatie is verzonden.
Als u het doorgeven van de voertuig‐
locatie wilt activeren of deactiveren,
drukt u op j tot u een audiobericht
hoort.
Het deactiveren wordt aangegeven
door het controlelampje dat korte tijd
rood of groen knippert en iedere keer
wanneer de auto wordt gestart.
Let op
Als het verzenden van de voertuig‐
locatie wordt gedeactiveerd, zijn
sommige diensten niet meer be‐
schikbaar.
Let op
OnStar wordt in een noodsituatie al‐
tijd geïnformeerd over de voertuig‐
locatie.
Ga naar het document met het priva‐
cybeleid in uw account.
Page 124 of 281
122Instrumenten en bedieningsorganenSoftware-updates
OnStar kan op afstand software-up‐
dates uitvoeren, zonder dat zij u daar‐ over van tevoren inlichten of om uw
toestemming vragen. Deze updates
verbeteren of behouden de veiligheid
en beveiliging of de werking van uw
voertuig.
Deze updates kunnen betrekking
hebben op privacykwesties. Ga naar
het document met het privacybeleid
in uw account.
Page 125 of 281

Verlichting123VerlichtingRijverlichting.............................. 123
Lichtschakelaar .......................123
Automatische verlichting .........124
Grootlicht ................................. 124
Lichtsignaal ............................. 124
Koplampverstelling ..................125
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 125
Dagrijlicht ................................. 125
LED-koplampen .......................125
Alarmknipperlichten .................129
Richtingaanwijzers ..................130
Mistlampen voor ......................130
Mistachterlicht ......................... 130
Parkeerlichten ......................... 131
Achteruitrijlichten .....................131
Beslagen lampglazen ..............131
Binnenverlichting .......................131
Regelbare instrumentenverlichting .........131
Leeslampen ............................. 132
Verlichting zonneklep ..............132
Verlichtingsfuncties ....................133
Verlichting middenconsole ......133
Instapverlichting ......................133Uitstapverlichting .....................133
Ontlaadbeveiliging accu ..........134Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:automatische verlichting
schakelt automatisch tus‐
sen dagrijlicht en koplamp8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of grootlicht
Wanneer u het contact inschakelt, is
de automatische verlichting actief.
Controlelamp 8 3 99.
Page 126 of 281

124VerlichtingAchterlichtenDe achterlichten branden samen met
het dim-/grootlicht en de zijmarke‐
ringslichten.
Automatische verlichting
Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld en de motor loopt,
wordt er automatisch gewisseld tus‐
sen dagrijlicht en automatische ver‐
lichting afhankelijk van het omge‐
vingslicht en de informatie afkomstig
van het regensensorsysteem.
Dagrijlicht 3 125.
Automatische
koplampinschakeling
Wanneer het omgevingslicht zwak is, worden de koplampen ingeschakeld.
Bovendien worden de koplampen in‐ geschakeld als de ruitenwissers en‐
kele slagen geactiveerd zijn.
LED-koplampen 3 125
Tunneldetectie
Bij het inrijden van een tunnel worden de koplampen zonder vertraging in‐
geschakeld.
GrootlichtDuw tegen de hendel om van dimlicht
op grootlicht over te schakelen.
Trek aan de hendel om het grootlicht
uit te schakelen.
Grootlichtassistentie 3 125.
Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendel naar u toe te trekken.
Als u aan de hendel trekt, schakelt u
het grootlicht uit.
LED-koplampen 3 125.
Page 127 of 281

Verlichting125KoplampverstellingHandmatige koplampverstelling
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: draai het kartelwiel‐
tje ? in de gewenste stand.
0:zitplaatsen voorin bezet1:alle zitplaatsen bezet2:alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3:bestuurdersstoel bezet en ba‐
gage in de bagageruimte
Dynamische automatische koplamp‐
verstelling 3 125.
Koplampinstelling in het
buitenland
Het asymmetrische dimlicht biedt
meer zicht op de rand van de weg aan de passagierskant.
Stel bij het rijden in landen met links‐
rijdend verkeer de koplampen bij om
tegenliggers niet te verblinden.
Auto's met halogeenkoplampen
De koplampen moeten niet worden
afgesteld.
Auto's met LED-koplampen
De koplampen kunnen in het menu
Persoonlijke instellingen via het Info-
Display worden ingesteld voor rijden
aan de andere kant van de weg.
Selecteer de relevante instelling in Instellingen , I Voertuig .
Info-Display 3 106.
Persoonlijke instellingen 3 110.
Elke keer wanneer het contact wordt
aangezet, knippert f circa
vier seconden ter herinnering.Voor de deactivering volgt u dezelfde
procedure als hierboven. f knippert
niet wanneer de functie is gedeacti‐ veerd.
Controlelamp f 3 99.
Dagrijlicht
Het dagrijlicht maakt de auto overdag
beter zichtbaar.
Het wordt bij daglicht automatisch in‐
geschakeld wanneer de motor draait.
Het systeem schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en koplampen, af‐ hankelijk van het aanwezige licht. Au‐
tomatische verlichting 3 124.
LED-koplampen
Het LED-koplampensysteem omvat
twee koplampen met verschillende
LED's, waarmee verschillende ver‐
lichtingsprogramma's kunnen worden aangestuurd.
De lichtverdeling en -intensiteit wor‐ den getriggerd op basis van de licht‐
omstandigheden, het wegdek en de
rijsituatie. De auto past de koplampen
Page 128 of 281

126Verlichtingautomatisch aan de situatie aan vooreen optimale lichtverdeling voor de bestuurder.
Sommige functies van de LED-kop‐
lampen kunnen vanuit het menu Per‐
soonlijke instellingen worden gedeac‐
tiveerd en geactiveerd. Selecteer de
betreffende instelling in Instellingen, I
Voertuig op het Info-Display. Per‐
soonlijke instellingen 3 110 . De groot‐
lichtassistentie kan niet worden ge‐
deactiveerd.
De volgende verlichtingsfuncties zijn
beschikbaar als de lichtschakelaar in
de stand AUTO of 9 staat:
Stadslicht
Dit wordt automatisch geactiveerd bij
een snelheid tot maximaal 55 km/u en
in situaties met omgevingsverlichting.
De lichtverspreiding is breed en sym‐
metrisch. Er is een speciaal licht‐
straalpatroon ontworpen dat verblin‐
ding van andere weggebruikers voor‐ komt.
Verlichting landelijke gebieden
Dit wordt automatisch geactiveerd bij
een snelheid boven ca. 55 km/u wan‐
neer er in een landelijk gebied wordt
gereden. De verlichting van de weg
en de berm wordt verbeterd. Tege‐
moetkomend verkeer en voorliggers
worden niet verblind.
Bochtverlichting
Er gaan extra LED's, afhankelijk van
de stuurhoek en de snelheid, branden die de verlichting van bochten verbe‐
teren. Deze functie wordt geactiveerd
bij snelheden tussen 40 km/u en 70
km/u en is afhankelijk van de stuur‐
hoek.
Afbuigverlichting
Bij het afslaan, gaan, afhankelijk van
de stuurhoek en het knipperlichtsig‐
naal, bepaalde LED's branden die het wegdek in de rijrichting verlichten.
Wordt geactiveerd tot een snelheid
van 40 km/u.