Page 49 of 281
Stoelen, veiligheidssystemen47Zithoogte
Duw de schakelaar omhoog/omlaag.Zithoek
Kantel het voorste gedeelte van scha‐ kelaar omhoog/omlaag.
Hoek van rugleuning
Kantel de schakelaar naar voren/ach‐
teren.
Lendensteun
Stel de lendensteun naar uw per‐
soonlijke wens af met de vierweg
schakelaar.
Lendensteun omhoog en omlaag:
duw de schakelaar omhoog of om‐
laag.
Meer of minder ondersteuning: duw
de schakelaar naar voren of ach‐
teren.
Page 50 of 281
48Stoelen, veiligheidssystemenVerstelbare dijbeensteun
Trek aan de hendel en verschuif de
dijbeensteun.
Zijkussen
Stel de breedte van de rugleuning
naar wens af.
Druk op e om de breedte van de rug‐
leuning te verminderen.
Druk op d om de breedte van de rug‐
leuning te vergroten.
Geheugenfunctie voor elektrische
stoelverstelling
U kunt twee verschillende bestuur‐
dersstoelinstellingen opslaan.
Opgeslagen instellingen 3 24, per‐
soonlijke instellingen 3 110.
Geheugenpositie opslaan
● Verstel de bestuurdersstoel naar wens.
● Houd MEM en 1 of 2 tegelijkertijd
ingedrukt tot er een signaal klinkt.
Geheugenstanden opvragen
Houd 1 of 2 ingedrukt tot de opgesla‐
gen stoelpositie is bereikt. Als de
toets tijdens het bewegen van de
stoel wordt losgelaten, wordt het op‐
vragen geannuleerd.
Page 51 of 281

Stoelen, veiligheidssystemen49Stand met de handzender opslaan
De huidige stand van de bestuurders‐
stoel wordt elke keer bij het uitscha‐
kelen van de sleutel door de hand‐
zender opgeslagen. Deze opgesla‐
gen standen zijn onafhankelijk van de geheugenstanden die onder de toets
1 of 2 zijn opgeslagen.
De opgeslagen posities worden auto‐
matisch opgeroepen wanneer het
contact wordt aangezet.
U beëindigt het opvragen van de
standen door een van de knoppen
voor het geheugen of de elektrisch verstelbare stoelen in te drukken.
Deze functie kan worden geactiveerd of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Selecteer de betreffende instelling in
het menu Voertuig op het Info-Dis‐
play.
Info-Display 3 106.
Persoonlijke instellingen 3 110.
Uitstaphulp
Voor comfortabel uitstappen beweegt
de elektrisch verstelbare bestuur‐
dersstoel bij een stilstaande autonaar achteren. Activeer deze functie
door het contact uit te schakelen, de sleutel uit het contactslot te trekken
en het bestuurdersportier te openen.
Als het portier al open is, schakel dan
het contact uit om het opvragen te ac‐ tiveren.
U beëindigt het opvragen van de
standen door een van de knoppen
voor het geheugen of de elektrisch
verstelbare stoelen in te drukken.
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Selecteer de betreffende instelling in
het menu Voertuig op het Info-Dis‐
play.
Info-Display 3 106.
Persoonlijke instellingen 3 110.
Beveiligingsfunctie
Als de bestuurdersstoel in de bewe‐
ging op weerstand stuit, kan het op‐
vragen stoppen. Nadat u de belem‐
mering hebt verwijderd, houdt u de
geheugenstandtoets twee seconden
ingedrukt. Probeer de geheugen‐stand weer op te vragen. Raadpleeg
een werkplaats als het opvragen niet
werkt.
Overbelasting
Wordt de stoelverstelling elektrisch
overbelast, dan wordt de stroomvoor‐ ziening automatisch enige tijd onder‐
broken.
Let op
Na een ongeluk waarin de airbags
zijn geactiveerd, worden de geheu‐
genfunctie van elke positieknop uit‐
geschakeld.
Armsteun
Page 52 of 281

50Stoelen, veiligheidssystemenDe armsteun kan 10 cm naar voren
worden geschoven. Onder de arm‐ steun zit een opbergruimte.
Opbergruimte armsteun 3 69.
Verwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, ß van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. De
controlelamp in de toets geeft de sta‐
tus aan.
Langdurig gebruik van de hoogste in‐ stelling wordt afgeraden voor perso‐
nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming wordt automa‐
tisch na 30 minuten automatisch van
het hoogste op het medium niveau te‐ ruggezet.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Stop/Start-systeem 3 152.
Automatische stoelverwarming Afhankelijk van de apparatuur, kunt u
de automatische stoelverwarming in
het menu met persoonlijke instellin‐
gen in het Info-Display inschakelen.
Persoonlijke instellingen 3 110.
Als deze optie is ingeschakeld, wor‐
den de stoelen automatisch ver‐
warmd wanneer de motor wordt ge‐
start. De activering is gebaseerd op
verschillende parameters, zoals de
temperatuur in het interieur, de inten‐ siteit en stand van de zon, en de tem‐peratuurinstelling van de elektroni‐
sche klimaatregeling voor de bestuur‐
ders- en passagierszijde.
Naarmate het interieur opwarmt, wordt het verwarmingsniveau auto‐
matisch verlaagd tot de verwarminguiteindelijk wordt uitgeschakeld. Het
verwarmingsniveau tijdens de auto‐
matische werking wordt door de con‐
trolelampjes voor de stoelverwarming aangegeven.
Als de passagiersstoel niet bezet is,
schakelt de automatische stoelver‐
warming de verwarming voor die stoel
niet in.
U kunt de stoelverwarmingstoetsen
op ieder willekeurig moment indruk‐
ken om de automatische stoelverwar‐ ming voor de betreffende stoel uit te
schakelen en de stoelverwarming
handmatig te bedienen.
Page 53 of 281
Stoelen, veiligheidssystemen51Ventilatie
Afhankelijk van de gewenste ventila‐
tie, A van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. De
controlelamp in de toets geeft de sta‐
tus aan.
Geventileerde stoelen werken bij een draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Stop/Start-systeem 3 152.
Massage
Druk op c om de rugmassagefunctie
in te schakelen. Druk nogmaals op
c om de functie uit te schakelen.
Achterbank
Armsteun
Klap de armsteun omlaag.
Page 54 of 281

52Stoelen, veiligheidssystemenVerwarming
Activeer de stoelverwarming door op
ß voor de betreffende achterstoel
aan de zijkant te drukken. De active‐
ring wordt aangeduid door de led in
de knop.
Druk nogmaals op ß om de stoelver‐
warming uit te schakelen.
Langdurig gebruik voor personen met
een gevoelige huid wordt afgeraden.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Stop/Start-systeem 3 152.
Veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels worden bij snel
optrekken of hard remmen geblok‐
keerd om de inzittenden op hun stoel te houden. Hierdoor neemt het ge‐
vaar voor letsel aanzienlijk af.
9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit om‐
doen.
Inzittenden die geen gebruik ma‐
ken van de veiligheidsgordel bren‐ gen bij eventuele aanrijdingen me‐
depassagiers en zichzelf in ge‐
vaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon te‐ gelijk. Kinderveiligheidssysteem
3 61.
Alle onderdelen van het gordelsys‐
teem regelmatig controleren op
schade, verontreiniging en juiste wer‐ king.
Beschadigde onderdelen laten ver‐ vangen. Na een aanrijding de veilig‐
heidsgordels en de gordelspanners
door een werkplaats laten vervangen.
Let op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet
door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Page 55 of 281

Stoelen, veiligheidssystemen53GordelwaarschuwingElke stoel is uitgerust met een gor‐
delverklikker. Voor de voorstoelen
zijn dit de controlelampjes X en k,
voor de zitplaatsen achterin is dit het
symbool X op het Driver Information
Center 3 94.
Gordelkrachtbegrenzers
De kracht die inwerkt op de carrosse‐
rie wordt beperkt doordat de gordels
tijdens een botsing geleidelijk worden ontspannen.
Gordelspanners De veiligheidsgordels van de voor- en
achterstoelen worden bij een vol‐
doende zware frontale botsing, of een aanrijding van achteren of tegen de
zijkant strakgetrokken. De gordels
van de voorstoelen worden bij iedere
stoel met twee voorspanners strak
getrokken. De gordels van de buiten‐
ste zitplaatsen worden met één gor‐
del per stoel strak getrokken.9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels) kan de gordelspanners in werking
stellen.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan de continu brandende
controlelamp v 3 95.
Geactiveerde gordelspanners door
een werkplaats laten vervangen. Gor‐
delspanners worden slechts eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐ res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners kun‐
nen verstoren. Geen aanpassingen
aan onderdelen van de gordelspan‐
ners aanbrengen, anders vervalt de typegoedkeuring van de auto.
Driepuntsgordel
Bevestiging
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs ha‐
len en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Page 56 of 281
54Stoelen, veiligheidssystemen
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of mo‐
biele telefoons tussen de gordel en
uw lichaam leggen.
9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Gordelverklikker X, k 3 94.
Demonteren
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Gebruik van de veiligheidsgordel
tijdens de zwangerschap9 Waarschuwing
De heupgordel moet zo laag mo‐
gelijk over het bekken lopen om
druk op de buik te voorkomen.