Page 137 of 281

Klimaatregeling135KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............135
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................135
Airconditioning ......................... 136
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 138
Hulpverwarming ......................143
Luchtroosters ............................. 143
Verstelbare luchtroosters ........143
Vaste luchtroosters ..................144
Onderhoud ................................. 144
Luchtinlaat ............................... 144
Pollenfilter ................................ 144
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 145
Service .................................... 145Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtverdeling l, M en K
● luchtdebiet Z
● ontwasemen en ontdooien V
Achterruitverwarming Ü 3 39.
Temperatuur
rood bereik:warmblauw bereik:koudDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdelingl:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐
bare luchtroostersK:naar de voetenruimte
Alle combinaties zijn mogelijk.
Ventilatorsnelheid
Ventilatorsnelheid instellen door de
ventilatorknop in de gewenste stand
te zetten.
Page 138 of 281

136KlimaatregelingOntwasemen en ontdooien
●Druk op V: de luchtverdeling
wordt in de richting van de voor‐
ruit geleid.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Ventilatorsnelheid op hoogste stand zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters naar wens openen en op de zijruiten
richten.
Airconditioning
Behalve de bedieningselementen
voor het verwarmings- en ventilatie‐ systeem kunnen de volgende functies via het airconditioningssysteem wor‐den geregeld:
A/C:Koeling4:Luchtrecirculatie
Achterruitverwarming Ü 3 39, Stoel‐
verwarming ß 3 50, Geventileerde
stoelen A 3 51, Verwarmd stuurwiel
A 3 79.
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid doordat de LED in de toets
brandt. Koeling werkt alleen bij een
draaiende motor en ingeschakelde
aanjager van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht wanneer de bui‐
tentemperatuur iets boven het vries‐
punt ligt. Er kan zich dan condens
vormen en onder de auto op de grond
druppelen.
Page 139 of 281

Klimaatregeling137Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen. Ge‐
activeerde koeling kan een Autostop
verhinderen.
Luchtrecirculatiesysteem 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
in‐
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid door de led in de knop.
Luchtrecirculatiemodus weer met
4 uitschakelen.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de voorruit aan de buitenkant aandampt,moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling A/C inschakelen.
● Luchtrecirculatiesysteem 4
aan.
● Luchtverdelingsschakelaar M in‐
drukken.
● Draaiknop voor temperatuur in laagste stand zetten.
● Ventilatorsnelheid op hoogste stand zetten.
● Alle luchtroosters openen.
Page 140 of 281

138KlimaatregelingRuiten ontwasemen en
ontdooien V
●
Druk op V: de luchtverdeling
wordt in de richting van de voor‐
ruit geleid.
● Ventilatorsnelheid op hoogste stand zetten.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters naar wens openen en op de zijruiten
richten.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op V wordt
gedrukt.
Als l wordt ingedrukt terwijl de aan‐
jager ingeschakeld is en de motor
loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op l wordt
gedrukt of totdat de aanjager uitge‐
schakeld wordt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor in een Autostop is, zal de motor
automatisch herstarten.
Als l wordt ingedrukt terwijl de aan‐
jager ingeschakeld is en de motor in
een Autostop is, zal de motor auto‐
matisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 152.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Dankzij de twee zones van de kli‐
maatregeling kunt u de temperatuur
aan de bestuurders- en passagiers‐
kant voorin afzonderlijk regelen.In de automatische modus worden
temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur bestuurderskant
● luchtverdeling l M K
● luchtdebiet Z
● temperatuur passagierskant voorin
● systeem aan of uit ON/OFF
● koeling A/C
● automatische modus AUTO
● handmatig bediende luchtrecir‐ culatie 4
Page 141 of 281

Klimaatregeling139●ontwasemen en ontdooien V
● temperatuursynchronisatie met twee zones SYNC
Achterruitverwarming Ü 3 39, Stoel‐
verwarming ß 3 50, Geventileerde
stoelen A 3 51, Verwarmd stuurwiel
A 3 79.
Elke wijziging in de instellingen ver‐
schijnt enkele seconden lang op het
Info-display.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal com‐
fort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden au‐ tomatisch geregeld.
● Open alle luchtroosters voor op‐ timale luchtverdeling in de auto‐
matische modus.
● Druk op A/C voor het inschakelen
van optimale koeling en ontwa‐
seming. De activering wordt aan‐ geduid doordat de LED in de
toets brandt.
● Stel de voorkeurtemperaturen voor de bestuurders- en passa‐
gierskant voorin in met de linker en rechter draaiknop. De aanbe‐
volen temperatuur is 22 °C.
U kunt de snelheidsregeling van de
aanjager in de automatische modus
veranderen in het menu Instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 110.
Temperatuur selecteren
Page 142 of 281

140KlimaatregelingStel de temperaturen in op de gewen‐ste waarde. Met de knop aan de pas‐
sagierszijde verandert u de tempera‐
tuur voor de passagierszijde.Met de
knop aan de bestuurderskant veran‐
dert u de temperatuur voor de be‐
stuurderskant of beide kanten, afhan‐
kelijk van de activering van de syn‐
chronisatie SYNC.
De geselecteerde temperatuur wordt
in het display van de knop aangege‐
ven.
Als de minimumtemperatuur Lo is in‐
gesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling
A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als A/C wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of een Autostop worden belemmerd.Temperatuursynchronisatie met
twee zones SYNC
Druk op SYNC om de temperatuur
aan passagierszijde te koppelen aan
die aan bestuurderszijde. De active‐
ring wordt aangeduid door de led in
de knop.
Wanneer de instellingen voor de pas‐
sagierskant worden veranderd, wordt
de synchronisatie gedeactiveerd en dooft de LED.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien V●
Druk op V. De activering wordt
aangeduid doordat de led in de toets brandt.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de ventilator draait met een hoge
snelheid.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Om terug te gaan naar de vorige modus: V indrukken; om naar
de automatische modus te gaan:
AUTO indrukken.
U kunt de instellingen van de auto‐
matische achterruitverwarming wijzi‐
gen in het menu Instellingen op het
Info-display . Persoonlijke instellingen
3 110.
Page 143 of 281

Klimaatregeling141Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op V wordt
gedrukt.
Als l wordt ingedrukt terwijl de aan‐
jager ingeschakeld is en de motor loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op l wordt
gedrukt of totdat de aanjager uitge‐
schakeld wordt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor in een Autostop is, zal de motor
automatisch herstarten.
Als l wordt ingedrukt terwijl de aan‐
jager ingeschakeld is en de motor in een Autostop is, zal de motor auto‐matisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 152.
Systeem aan of uit ON/OFF
De koeling, ventilator en automati‐ sche modus kunnen worden uitge‐
schakeld door op ON/OFF te druk‐
ken. Wanneer het systeem gedeacti‐ veerd is, is de LED in de toets
ON/OFF uit.Activering door indrukken van
ON/OFF , A/C of AUTO . De activering
wordt aangeduid door de led in de
knop.
Handmatige instellingen
U kunt de instellingen van het klimaat‐
regelsysteem op onderstaand be‐
schreven manier met de toetsen en
draaiknoppen wijzigen. Wanneer u
een instelling wijzigt, wordt de auto‐
matische modus gedeactiveerd.
Luchtdebiet ZDruk op de linkertoets om de ventila‐
torsnelheid te verlagen of op de rech‐
tertoets om deze te verhogen. De
ventilatorsnelheid wordt aangegeven
de LED's in de toets.
Wanneer u de linker toets langer in‐
drukt, worden de aanjager en de koe‐
ling uitgeschakeld.
Wanneer u de rechtse toets langer in‐ drukt: de aanjager draait op maxi‐
mumsnelheid.
Automatische modus opnieuw in‐ schakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling l, M , K
Page 144 of 281

142KlimaatregelingDruk op de betreffende toets voor de
gewenste afstelling. De activering
wordt aangeduid doordat de LED in
de toets brandt.l:naar de voorruit en de voorpor‐
tierruiten (de airco werkt op de
achtergrond om te voorkomen
dat de ruiten beslaan)M:naar hoofdhoogte via de verstel‐
bare luchtroostersK:naar de voetenruimte
Alle combinaties zijn mogelijk.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: AUTO indrukken.
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid doordat de LED in de toets
brandt. Koeling werkt alleen bij een
draaiende motor en ingeschakelde
aanjager van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en on‐
der de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Wanneer het koelsysteem wordt uit‐
geschakeld, vereist de klimaatrege‐
ling niet dat de motor wordt herstart
tijdens een Autostop. Uitzondering:
ruitontdooiing werkt en buitentempe‐
ratuur boven 0 °C vraagt om opnieuw starten.
Op het display verschijnt A/C ON
wanneer de koeling aanstaat of A/C
OFF wanneer de koeling uitstaat.U kunt de koelwerking na het starten
van de motor in- of uitschakelen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 110.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie 4
Luchtrecirculatiemodus met 4 in‐
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid doordat de LED in de toets
brandt.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.