Page 89 of 281
Instrumenten en bedieningsorganen87Waarschuwingslam‐
pen, meters en
controlelampen
Instrumentengroep Afhankelijk van de uitvoering zijn ertwee instrumentengroepen verkrijg‐
baar:
Page 90 of 281
88Instrumenten en bedieningsorganenInstrumentengroep Midlevel
Page 91 of 281
Instrumenten en bedieningsorganen89Instrumentengroep Uplevel
Page 92 of 281
90Instrumenten en bedieningsorganenOverzichtORichtingaanwijzer 3 94XGordelverklikker 3 94vAirbags en gordelspanners
3 95VAirbag deactiveren 3 95pLaadsysteem 3 96ZStoringsindicatielamp 3 96RRem- en koppelingssysteem
3 96mElektrische handrem 3 96jStoring elektrische handrem
3 96uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 97RSchakelen 3 97EAfstand tot voorligger 3 97aLane keep assist 3 97nElektronische stabiliteitsregeling
UIT 3 97bElektronische stabiliteitsregeling
en Traction Control-systeem
3 97kTraction Control-systeem uit
3 98!Voorverwarmen 3 98wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 98IMotoroliedruk 3 98YTe laag brandstofpeil 3 99dStartbeveiliging 3 998Buitenverlichting 3 99CGrootlicht 3 99fGrootlichtassistentie 3 99fLED-koplampen 3 99>Mistlamp 3 99rMistachterlicht 3 99mCruise control 3 100AVoorligger gedetecteerd 3 100LSnelheidsbegrenzer 3 100LVerkeersbordherkenning 3 100hPortier open 3 100Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Page 93 of 281

Instrumenten en bedieningsorganen91Kilometerteller
De totale geregistreerde afstand
wordt weergegeven in km.
Dagteller
De geregistreerde afstand sinds de
laatste keer terugzetten verschijnt op
de tripcomputerpagina. De auto is uit‐ gevoerd met twee dagtellers voor ver‐ schillende tochten.
De dagteller telt tot 9.999 km en be‐
gint dan weer bij 0.
Instrumentengroep Midlevel
Selecteer Info pagina ; door op
Menu op de richtingaanwijzerhendel
te drukken. Draai aan het stelwiel op
de richtingaanwijzerhendel en selec‐ teer Dagteller 1 of Dagteller 2 . Elke
dagteller kan afzonderlijk worden te‐
ruggezet door op de betreffende pa‐
gina gedurende enkele seconden op
SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel te drukken.
Instrumentengroep Uplevel
Selecteer Info pagina J op het
hoofdmenu. Kies Reis A of Reis B
door op het stuurwiel op o te druk‐
ken.
Elke dagteller kan apart worden te‐ ruggezet wanneer het contact aan is:
selecteer de betreffende pagina en
druk op >. Bevestig door op 9 te
drukken.
Driver Information Center 3 100.
Page 94 of 281
92Instrumenten en bedieningsorganenToerenteller
Geeft het motortoerental aan.
In elke versnelling zo veel mogelijk met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Brandstofmeter
Geeft het peil in de brandstoftank
aan.
De pijl wijst naar de kant van de auto
waar de tankklep zit.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp Y. Meteen tanken wan‐
neer deze knippert.
Brandstoftank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
aangegeven tankinhoud.
Koelvloeistoftemperatuur‐
meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
50:motor nog niet op be‐
drijfstemperatuurmiddelste
gedeelte:normale bedrijfstem‐
peratuur130:koelvloeistoftempera‐
tuur te hoog
Page 95 of 281

Instrumenten en bedieningsorganen93Voorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit informeert u wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
De resterende levensduur van de olie wordt weergegeven op het Driver In‐formation Center 3 100.
Selecteer op het Midlevel-display het
menu Instellingen door op MENU op
de richtingaanwijzerhendel te druk‐
ken. Draai aan het stelwiel om de pa‐ gina Resterende levensduur olie te
selecteren.
Selecteer op het Uplevel-display het
menu Info door op p op het stuurwiel
te drukken. Druk op P om de modus
Resterende levensduur olie te selec‐
teren.
De resterende levensduur van de olie wordt aangeduid met een percen‐
tage.
Terugzetten Druk op het Midlevel-display gedu‐rende enkele seconden op SET/CLR
op de richtingaanwijzer om terug te
zetten. Het contact moet ingescha‐
keld zijn maar de motor moet niet
draaien.
Page 96 of 281

94Instrumenten en bedieningsorganenDruk op het Uplevel-display op > op
het stuurwiel om de onderliggende
map te openen. Selecteer Reset en
bevestig dit door gedurende enkele
seconden op 9 te drukken. Het con‐
tact moet ingeschakeld zijn maar de motor moet niet draaien.
Bij het verversen van de olie moet het systeem altijd worden teruggezet om
goed te kunnen werken. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Volgende onderhoudsbeurt Wanneer het systeem heeft berekend
dat de gebruiksduur van de motorolie is verstreken, verschijnt Motorolie
spoedig verversen op het Driver In‐
formation Center. Laat de motorolie en het oliefilter binnen een week of
500 km door een werkplaats vervan‐
gen (wat het eerst voorkomt).
Service-informatie 3 251.
Controlelampen
De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze be‐
schrijving geldt voor alle instrument‐
uitvoeringen. Afhankelijk van de uit‐rusting kan de plaats van de contro‐
lelampjes variëren. Bij het inschake‐
len van de ontsteking lichten de
meeste controlelampen korte tijd op
bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:rood:gevaar, belangrijke herinne‐
ringgeel:waarschuwing, aanwijzing,
storinggroen:inschakelbevestigingblauw:inschakelbevestigingwit:inschakelbevestiging
Kijk naar alle controlelampjes op de
verschillende instrumentengroepen
3 87.
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt korte tijd De parkeerlichten zijn ingeschakeld.
Knippert
Een richtingaanwijzer of de alarm‐
knipperlichten zijn geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Gloeilamp vervangen 3 214, zeke‐
ringen 3 221.
Richtingaanwijzers 3 130.
Gordelverklikker
Gordelverklikker op de
voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood op de instrumenten‐
groep.
k van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood op de dakcon‐ sole wanneer de stoel bezet is.