Page 193 of 281

Rijden en bediening191● Als de cameralens door ijs,sneeuw, modder of iets anders is
vervuild. Reinig de lens, spoel
deze met water en veeg deze
met een zachte doek af.
● De auto een aanhangwagen trekt.
● De auto een aanrijding aan de achterzijde heeft gehad.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.
Verkeersbordherkenning Werking
De verkeersbordherkenning herkent
bepaalde borden via een frontcamera en toont deze op het Driver Informa‐
tion Center.
Als de auto over een ingebouwd na‐
vigatiesysteem beschikt, kunnen er
ook verkeersborden van datakaarten
zijn opgenomen.
Verkeersborden die worden herkend,
zijn:
Borden met snelheidsbeperkingen en verboden in te halen ● maximumsnelheid
● inhaalverbod
● einde maximumsnelheid
● einde inhaalverbodVerkeersborden
Begin en einde van:
● stadsregio's (landspecifiek)
● snelwegen
● rijkswegen
● woonervenOnderborden ● aanvullingen op verkeersborden
● verbod op trekken van aanhan‐ gers
● beperkingen voor trekkers
● bij natheid
● bij ijs
● tijdsbeperkingen
● afstandsbeperkingen
● richtingspijlen
Borden voor maximumsnelheid en in‐ haalverbod worden getoond op het
Driver Information Center, tot het vol‐
gende bord maximumsnelheid of
einde maximumsnelheid of als er ge‐
durende een bepaalde periode geen
ander bord wordt geconstateerd.
Weergeven van meerdere borden op
het display is mogelijk.
Page 194 of 281

192Rijden en bediening
Een uitroepteken in een kader duidt
erop dat er een bijkomend verkeers‐
bord is gedetecteerd dat niet duidelijk
door het systeem wordt herkend.
Het systeem werkt zonder prestatie‐
verlies tot een snelheid van maximaal 200 km/u, afhankelijk van de verlich‐
ting. ’s Nachts is het systeem actief tot een snelheid van 160 km/u.
Displayweergave
Informatie over de op dit moment gel‐
dige verkeersborden is beschikbaar
op de betreffende pagina in het Driver
Information Center.
Bovendien wordt de huidige geldige
snelheid permanent op de onderste
regel van het Driver Information Cen‐ ter aangegeven. Als er een snel‐
heidslimiet met add-on beschikbaar
is, staat het symbool + in dit gebied.
Kies op een Midlevel-display Info
menu ? via MENU en selecteer
met het stelwiel op de richtingaanwij‐
zer de pagina met de verkeersborder‐
herkenning 3 100.
Kies op het Uplevel-display het menu
Info met de toetsen rechts op het
stuurwiel en druk op P of Q om de
pagina met de verkeersbordherken‐
ning te selecteren 3 100.
Wanneer u een andere pagina op het menu Driver Information Center hebt
gekozen en u daarna weer de pagina met de verkeersbordherkenning
kiest, wordt het laatst herkende ver‐
keersbord getoond.
Waarschuwingsfunctie U kunt de waarschuwingsfunctie ac‐
tiveren en deactiveren in het instellin‐
genmenu van de pagina met ver‐
keersbordherkenning.
Page 195 of 281

Rijden en bediening193Wanneer de functie is geactiveerd en
de pagina met verkeersbordherken‐
ning wordt niet getoond, worden de
net waargenomen snelheidslimiet en 'niet inhalen'-borden weergegeven
als waarschuwingen in het Driver In‐
formation Center.
Druk wanneer op het Midlevel-display de pagina met de verkeersbordher‐
kenning wordt getoond, op SET/CLR
op de richtingaanwijzer.
Selecteer Waarschuw. AAN of
Waarschuw. UIT met het stelwiel en
druk op SET/CLR .
Druk wanneer op het Uplevel-display
de pagina met de verkeersbordher‐
kenning wordt getoond, op q op het
stuurwiel.
Activeer de waarschuwingen door J
in te stellen, deactiveer de waarschu‐ wingen door met toets 9 I in te stel‐
len.
De pop-upwaarschuwing wordt onge‐
veer acht seconden lang weergege‐
ven op het Driver Information Center.
Systeem terugstellen
De inhoud van de verkeersbordpa‐
gina kan in het menu Instellingen van
de pagina Verkeersbordherkenning
worden gewist door Terugstellen te
selecteren en te bevestigen door SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel of 9 op het stuurwiel in te
drukken.
U kunt ook SET/CLR of 9 drie se‐
conden indrukken om de inhoud van
de pagina te wissen.
Als het resetten is gelukt, klinkt er een toon. Het onderstaande "standaard‐
teken" wordt aangegeven tot het vol‐
gende verkeersbord wordt waargeno‐ men of door de kaartgegevens van
het navigatiesysteem wordt geleverd.
In sommige gevallen wordt verkeers‐
bordherkenning automatisch door het
systeem gewist.
Wissen van verkeersborden
Er zijn verschillende scenario's waar‐
bij de op dit moment getoond ver‐
keersborden worden gewist. Na het
Page 196 of 281

194Rijden en bedieningwissen wordt het "standaardteken" of
een verkeersbord uit de kaartgege‐
vens van het navigatiesysteem in het Driver Information Center weergege‐
ven.
Redenen voor het wissen van ver‐
keersborden:
● Een vooraf ingestelde afstand werd gereden of een vooraf inge‐stelde periode is verlopen (ver‐
schillend per verkeersbord)
● Er wordt een bocht genomen
● Als er geen navigatiekaartgege‐ vens beschikbaar zijn en de snel‐heid daalt tot onder 52 km/h (er
wordt een bebouwde kom waar‐
genomen)
● Als er navigatiekaartgegevens beschikbaar zijn en het systeem
nam op basis van een verande‐
ring in de kaartgegevens waar
dat de bebouwde kom werd in‐ geredenVerkeersbordherkenning in
combinatie met het
navigatiesysteem
Als de auto met een navigatiesys‐
teem is uitgerust, kan het weergege‐
ven verkeersbord zijn waargenomen
door een optische verkeersbordher‐
kenning of uit de kaartgegevens af‐
komstig zijn.
Als het op dit moment weergegeven
verkeersbord uit de kaartgegevens
afkomstig is en de kaartinformatie
verandert, wordt er een ander ver‐
keersbord getoond. Dit kan beteke‐
nen dat er een nieuw verkeersbord
wordt geregistreerd, als bent u er mis‐ schien geen voorbij gereden.
Storing
De Verkeersbordherkenning werkt onder de volgende omstandigheden
mogelijk niet correct:
● Het deel van de voorruit waar de frontcamera zich bevindt, is nietschoon of er zijn bijvoorbeeld
stickers geplakt.● Verkeersborden geheel of ge‐ deeltelijk bedekt zijn of lastig
waarneembaar zijn.
● De omgevingsomstandigheden ongunstig zijn, bijv. harde regen,
sneeuw, direct zonlicht of scha‐
duwen.
● De verkeersborden incorrect ge‐ monteerd of beschadigd zijn.
● Verkeersborden niet voldoen aan
het Verdrag van Wenen inzake
de verkeerstekens (Wiener Übe‐
reinkommen über Straßenver‐
kehrszeichen).Voorzichtig
Het systeem is bedoeld om de be‐ stuurder binnen een vast snel‐
heidsbereik te helpen bij de waar‐
neming van bepaalde verkeers‐
borden. Negeer geen verkeers‐
borden die het systeem niet weer‐
geeft.
Het systeem herkent geen andere
verkeersborden dan de conventi‐
onele versies die een maximum‐
snelheid aangeven of beëindigen.
Page 197 of 281

Rijden en bediening195Laat u door dit speciale systeem
niet verleiden tot een roekeloze rij‐
stijl.
Pas uw snelheid altijd aan de staat van het wegdek aan.
De hulpsystemen ontnemen de
bestuurder niet zijn verantwoorde‐
lijkheid voor het besturen van de
auto.
Lane keep assist
Lane keep assist helpt bij het voorko‐ men van botsingen, doordat de rij‐
strook per ongeluk werd verlaten. De
frontcamera aan de voorkant regis‐
treert de markeringen op het wegdek. Wanneer de auto de markeringen na‐
dert, wordt het stuurwiel licht ver‐
draaid om de auto binnen de rijstrook
te houden. Verdraai het stuurwiel zelf om de handeling van het systeem op
te heffen.
Als een wegmarkering wordt over‐
schreden en u grijpt niet in bij de wer‐
king van de Lane keep assist, wordt
er een visuele en akoestische waar‐
schuwing gegeven.
In de volgende gevallen wordt aan‐ genomen dat u de rijstrook per onge‐
luk verlaat
● u gebruikt de richtingaanwijzer niet
● u gebruikt de richtingaanwijzer van de tegenovergestelde kant
dan dat u de rijstrook verlaat
● u remt niet
● u accelereert niet
● u stuurt niet actief.
Let op
Het systeem wordt uitgeschakeld als er onduidelijke markeringen zijn, bij‐
voorbeeld bij wegwerkzaamheden.
Let op
Het systeem kan worden uitgescha‐
keld als het wegen waarneemt die te
smal, te breed of te kronkelig zijn.Inschakelen
U activeert de Lane keep assist door
a in te drukken. De brandende led
in de knop geeft aan dat het systeem is ingeschakeld.
Wanneer de controlelamp a in de
instrumentengroep groen brandt, is
het systeem klaar voor ondersteu‐
ning.
Page 198 of 281

196Rijden en bedieningHet systeem werkt bij snelheden tus‐
sen 60 km/u en 180 km/u en als er
wegmarkeringen zijn.
Het systeem verdraait het stuurwiel langzaam en het controlelampje a
wordt geel als de auto een waarge‐
nomen wegmarkering nadert en u de
richtingaanwijzer naar die kant niet
hebt ingeschakeld.
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der door a te laten knipperen en drie
waarschuwingstonen te laten horen
vanaf de kant waar u de wegmarke‐
ringen overschrijdt.
Het systeem kan niet werken als het
geen rijstrookmarkering waarneemt.
Als het systeem alleen wegmarkerin‐
gen aan één kant van de weg waar‐
neemt, is er alleen ondersteuning
voor die kant.
Lane keep assist neemt waar dat u de handen van het stuurwiel haalt. In dat
geval verschijnt er een bericht op het
Driver Information Center en klinkt er
een geluidssignaal zo lang als de lane keep assist waarneemt dat u de han‐
den van het stuurwiel haalt.Uitschakelen
Het systeem wordt gedeactiveerd
door a in te drukken; de led in de
toets gaat uit.
Storing
De werking van het systeem kan wor‐
den beïnvloed door:
● Voorruit niet schoon of bedekt met vreemde voorwerpen, bijv.
stickers
● Voorliggers vlakbij
● Overhellende wegen
● Bochtige of heuvelachtige wegen
● Bermen
● Wegen met slechte wegmarke‐ ringen
● Plotselinge veranderingen in de lichtsterkte
● Ongunstige weersomstandighe‐ den, zoals zware regen- of
sneeuwval
● Wijzigingen aan de auto, bijv. banden.Schakel het systeem uit als dit niet
goed kan werken door sporen in het
teer, schaduwen, scheuren in het
wegdek, tijdelijke wegmarkeringen of
wegwerkzaamheden, of andere im‐
perfecties in het wegdek.9 Waarschuwing
Houd altijd uw aandacht op de
weg en rijd goed in het midden van de rijstrook, omdat anders schade
aan de auto, letsel of de dood het
gevolg zou kunnen zijn.
Lane keep assist bestuurt de auto
niet continu.
Het systeem houdt de auto wel‐
licht niet op de rijstrook of geeft
geen waarschuwing, zelfs als er
een rijstrookmarkering wordt ge‐
detecteerd.
Lane keep assist stuurt wellicht
onvoldoende bij om afwijken van
de rijstrook te voorkomen.
Het systeem neemt door invloe‐
den van buitenaf (staat van de
weg, type wegdek, het weer enz.)
wellicht niet waar dat u de handen
Page 199 of 281

Rijden en bediening197van het stuurwiel hebt. De be‐
stuurder is volledig verantwoorde‐
lijk voor het besturen van de auto
en moet onderweg de handen al‐
tijd op het stuurwiel houden.
Bij gebruik van het systeem met
een aanhanger of op een glad
wegdek kunt u de macht over het stuur verliezen en een botsing ver‐ oorzaken. Schakel het systeem
uit.Brandstof
Brandstof voorbenzinemotoren
Gebruik alleen loodvrije brandstof die voldoet aan de Europese norm
EN 228 of E DIN 51626-1 of gelijk‐
waardig.
De motor kan draaien op brandstof
met een ethanolgehalte van maxi‐
maal 10% (bijv. E10).
Brandstof met het aanbevolen oc‐ taangetal gebruiken 3 259.Voorzichtig
Gebruik geen brandstof of brand‐
stofadditieven die metalen be‐
standdelen bevatten, zoals addi‐
tieven op mangaanbasis. Dat kan
motorschade veroorzaken.
Voorzichtig
Gebruik van brandstof die niet vol‐ doet aan EN 228 of E DIN 51626-1
of soortgelijk, kan leiden tot afzet‐
tingen of motorschade.
Voorzichtig
Het gebruik van brandstof met een te laag octaangetal kan ongecon‐
troleerde verbranding en daarmee
motorschade tot gevolg hebben.
Brandstof voor
dieselmotoren
Alleen loodvrije dieseloliën gebruiken
die voldoen aan EN 590.
Landen buiten de Europese Unie ge‐
bruiken Euro-Diesel met een zwavel‐ concentratie onder 50 ppm.
Page 200 of 281

198Rijden en bedieningVoorzichtig
Gebruik van brandstof die niet vol‐doet aan EN 590 of soortgelijk,kan leiden tot een verminderd mo‐ torvermogen, meer slijtage of mo‐
torschade.
Gebruik geen scheepsdiesel, verwar‐ mingsolie, Aquazole en vergelijkbare
diesel-wateremulsies. Het is niet toe‐
gestaan om dieseloliën aan te lengen
met brandstoffen voor benzinemoto‐
ren.
Tanken
9 Gevaar
Schakel het contact en externe
verwarmingen met verbrandings‐ kamers uit alvorens te beginnenmet tanken.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.
9 Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in de auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
De tankklep zit achteraan aan de
rechterzijde van de auto.
De tankklep kan alleen bij een ont‐
grendelde auto worden geopend.
Ontgrendel de tankklep door tegen de
klep te duwen.
Open de tank door de dop langzaam
linksom te draaien.