
Sleutels, portieren en ruiten33Inschakelen zonder bewaking
passagiersruimte en hellingshoek auto
Schakel de bewaking van het interi‐
eur en de hellingshoek van de auto uit
als u huisdieren in de auto achterlaat, om te voorkomen dat hoge ultrasonetonen of bewegingen het alarm acti‐
veren. Schakel ze ook uit wanneer de
auto op een veerboot of een trein
staat.
1. Sluit de achterklep, de motorkap, de ruiten en het zonnedak.
2. Druk op o. De LED in de knop
o brandt maximaal
tien minuten.
3. Portieren sluiten.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Het statusbericht verschijnt op het
Driver Information Centre.
Status-led
De status-led is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:Led
aan:test, inschakelvertragingLed
knip‐
pert
snel:portieren, achterklep of mo‐
torkap niet goed dicht,
eventuele systeemstoring
Status nadat systeem is geactiveerd:
Led knip‐
pert lang‐
zaam:systeem is geactiveerd
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Uitschakelen
Handzender: Bij het ontgrendelen
van de auto door indrukken van c
wordt het diefstalalarmsysteem ge‐
deactiveerd.

Rijden en bediening1699Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp b 3 97.
Uitschakelen
U kunt de TC uitschakelen wanneer
de aangedreven wielen moet kunnen doorslaan: druk even op b.
De controlelamp k brandt.
Bij het deactiveren van TC verschijnt
er een statusbericht op het Driver In‐
formation Center.
Wanneer TC wordt gedeactiveerd,
blijft de ESC actief maar met een ho‐
gere regeldrempelwaarde.
U kunt TC weer activeren door nog‐
maals op b te drukken. Bij het weer
activeren van TC verschijnt er een
statusbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
De TC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u het contact de vol‐
gende keer weer inschakelt.
Storing
Bij een storing in het systeem licht het
controlelampje b ononderbroken op
en verschijnt er een bericht in het Dri‐ ver Information Center. Het systeem
is buiten werking.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling (ESC)
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) verbetert indien nodig de rij‐
stabiliteit ongeacht de staat van het
wegdek of de grip van de banden.
Zodra de auto dreigt uit te breken (on‐
derstuur/overstuur) wordt het motor‐
vermogen verminderd en worden de
wielen afzonderlijk afgeremd.
ESC werkt in combinatie met het
Traction Control-systeem (TC). Het
voorkomt dat de aangedreven wielen doorslaan.
De special functie 'koppeldistributie'
verdeelt het koppel tussen de aan‐
drijfwielen voorafgaand aan de ESC-
ingreep. In een bocht worden de bin‐
nenste wielen apart afgeremd en bo‐
vendien wordt het motorkoppel op de
buitenste wielen gezet. Hierdoor
wordt de neiging tot onderstuur ver‐
minderd en neemt de grip op de weg
toe wanneer een bocht snel wordt ge‐ nomen.

170Rijden en bediening
ESC werkt na elke motorstart zodra
controlelamp b dooft.
Wanneer ESC werkt, knippert b.
9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp b 3 97.
Uitschakelen
U kunt ESC en TC deactiveren:
● houd b gedurende minimaal
vijf seconden ingedrukt: ESC en TC worden beide gedeactiveerd:
k en n lichten op en er verschij‐
nen statusberichten op het Driver
Information Center.
● Druk alleen voor deactiveren van
het Traction Control-systeem
even op de toets b: TC werkt niet
maar ESC blijft werken, k licht
op. Bij het deactiveren van TC
verschijnt er een statusbericht op
het Driver Information Center.
U kunt de ESC weer activeren door nogmaals op de toets b te drukken.
Als het TC-systeem eerder uitge‐ schakeld was, worden zowel TC als
ESC opnieuw geactiveerd. k en n
doven wanneer TC en ESC opnieuw
worden geactiveerd.
De ESC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u de ontsteking de
volgende keer weer inschakelt.

Rijden en bediening171Storing
Bij een storing in het systeem licht het controlelampje b ononderbroken op
en verschijnt er een bericht in het Dri‐
ver Information Center. Het systeem
is buiten werking.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Sportmodus
De Sport-modus past de instellingen
van sommige autosystemen aan voor een sportievere rijstijl.
● De motor reageert sneller op be‐ wegingen van het gaspedaal.
● De stuurinrichting reageert actie‐
ver voor een beter contact met
het wegdek.
● De automatische versnellings‐ bak schakelt later.Inschakelen
Druk bij een draaiende motor op
SPORT .
De LED in de toets brandt wanneer de Sport-modus actief is en er verschijnt
een statusbericht in het Driver Infor‐
mation Center.
Uitschakelen
Druk kort op SPORT. De volgende
keer dat u het contact inschakelt,
wordt de Sport-modus gedeacti‐
veerd.
Bestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de be‐
stuurder te ondersteunen en niet
om zijn aandacht te vervangen.
De bestuurder aanvaardt de volle‐
dige verantwoordelijkheid wan‐
neer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu‐
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssitua‐
tie letten.
Cruise control
De cruise control kan snelheden tus‐
sen ca. 30 km/u en de topsnelheid
van de auto opslaan en aanhouden.
Bij het op- en afrijden van hellingen
zijn afwijkingen van de opgeslagen
snelheid mogelijk.

226Verzorging van de autoNr.Stroomkring17Carrosserieregelmodule18Carrosserieregelmodule19Datalinkconnector20Airbagsysteem21Verwarming en ventilatie22Centrale vergrendeling, achter‐
klep23Elektronisch sleutelsysteem24Geheugenfunctie elektrisch
bediende stoel25Verlichtingsschakelaar stuurwiel26Contactslot/stuurslot27Carrosserieregelmodule28USB-aansluiting29–30Keuzehendel31Achterruitwisser32De transmissieregelmodule
(alleen bij auto's met een stop/
start-systeem)Nr.Stroomkring33Diefstalalarmsysteem/alarm‐
claxon34Parkeerhulp/blindehoeksys‐
teem/infotainmentsysteem/
USB-aansluiting35OnStar36Info-Display/instrumenten‐
groep/cd-speler37Infotainmentsysteem, radio
Klik na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen het deksel van de
zekeringenkast weer vast.
Auto's met elektriciteitsstekker: 1. Breng de afdekking aan de rech‐ terkant aan.2. Klap de linkerkant van de afdek‐ king naar voren. Geleid de beves‐tigingsklem naar beneden; zie de
illustratie.
Zekeringenkast in bagageruimte
De zekeringenkast bevindt zich links
in de bagageruimte achter een dek‐
sel.

Klantinformatie2713. Gewijzigde versies, met inbegripvan maar niet beperkt tot poorten
naar nieuwe besturingssystemen, bestaande poorten met nieuwe
grafische interfaces en dynami‐
sche, gedeelde of statische ver‐
sies van bibliotheken, moeten dui‐
delijk als zodanig herkenbaar zijn en mogen niet verkeerd worden
geïnterpreteerd als zijnde de ori‐
ginele bron. Dergelijke gewijzigde versies mogen niet verkeerd wor‐
den geïnterpreteerd als informa‐
tie-ZIP-versies, met inbegrip van
maar niet beperkt tot het labelen
van de gewijzigde versie met de
naam "info-ZIP" (of een variant
daarvan, inclusief maar niet be‐
perkt tot verschillende uitvoerin‐
gen van de hoofdletters en kleine
letters), "Pocket UnZip", "WiZ" of
"MacZip", zonder de uitdrukkelijke
toestemming van Info-ZIP. In der‐ gelijke gewijzigde versies is het
daarnaast verboden om een on‐
juiste voorstelling van zaken te
geven als gevolg van het gebruikvan de e-mailadressen van Zip-
Bugs of Info-ZIP of de URL('s) van Info-ZIP.
4. Info-ZIP behoudt het recht om de namen “Info-ZIP,” “Zip,” “UnZip,”
“UnZipSFX,” “WiZ,” “Pocket Un‐
Zip,” “Pocket Zip” en “MacZip” te
gebruiken voor zijn eigen bronver‐
sies en binaire versies.Registratie van
voertuigdata en privacy
Event Data Recorders(EDR)
Gegevensopslagmodules in de
auto
Een groot aantal elektronische com‐ ponenten van uw auto bevat gege‐
vensopslagmodules die tijdelijk of
permanent technische gegevens
over de staat van de auto, voorvallen en fouten opslaan. In het algemeen
documenteert deze technische infor‐
matie de staat van onderdelen, mo‐
dules, systemen of de omgeving:
● bedrijfsomstandigheden van sys‐
teemcomponenten (bijv. vulni‐
veaus)
● statusberichten van de auto en de componenten ervan (bijv.
aantal wielomwentelingen / rota‐
tiesnelheid, afremming, dwars‐
acceleratie)
● storingen en defecten in belang‐ rijke systeemcomponenten