Page 225 of 281
Verzorging van de auto223Nr.Stroomkring1Startmotor2Startmotor3Uitlaatsensor4Motorregelmodule5Motorfuncties6Transmissieregelmodule7–8Motorregelmodule9Verwarming en ventilatie10–11Achterklepvergrendelsysteem12Massage lendensteun13Nadraaipomp14–15Uitlaatsensor16Brandstofinjectie17Brandstofinjectie18–19–20–Nr.Stroomkring21–22ABS23Sproeisysteem voor voorruit en
achterruit24–25Verwarming dieselbrandstof26Transmissieregelmodule27Module elektrisch bediende
achterklep28–29Verwarmbare achterruit30–31–32DC-transformator/LED-display/
elektrische verwarming/klimaat‐
regeling/gloeibougiecontroller/
brandstofpomp33–34Claxon35Stekkerdoos bagageruimte36Grootlicht rechts (halogeen)/
dimlicht rechts (LED)
Page 226 of 281

224Verzorging van de autoNr.Stroomkring37Grootlicht links (halogeen)38LED-koplamp/automatische
koplampverstelling39Mistlamp40OnStar41'Water in brandstof'-sensor/
waterpomp42Handmatige koplampverstelling43Brandstofpomp44Achteruitkijkcamera/binnen‐
spiegel/aanhangermodule/elek‐
triciteitsstekker45LED-koplamp, links/automati‐
sche koplampverstelling, links46Instrumentengroep47Stuurslot48Achterruitenwisser49Spiegelverwarming50LED-koplamp, rechts/automati‐
sche koplampverstelling, rechts51Linker dimlicht (LED)Nr.Stroomkring52Motorregelmodule/transmissie‐
regelmodule53–54Voorruitwissers55–56–57–
Klik na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen het deksel van de
zekeringenkast weer vast.
Wanneer u het deksel van het zeke‐
ringenkastje niet goed sluit, kan een
storing optreden.
Zekeringenkastinstrumentenpaneel
De zekeringendoos bevindt zich ach‐ ter een afdekking.
Trek de afdekking los en haal hem
weg.
Auto's met elektriciteitsstekker:
Als de zekeringhouder een stekker
heeft, moet u deze met een adapter
en een schroevendraaier verwijde‐
ren. De adapter bevindt zich in het handschoenenkastje 3 68. De
schroevendraaier bevindt zich in de bagageruimte 3 228.
Page 227 of 281
Verzorging van de auto225
Bevestig de adapter op de elektrici‐
teitsstekker.
Duw de schroevendraaier door de uit‐ sparing in de adapter. Verwijder de
afdekking door aan de schroeven‐
draaier te trekken.Nr.Stroomkring1–2Verwarming en ventilatie, venti‐
lator3Elektrisch bediende stoel
bestuurderskant4Aansteker, elektriciteitsaanslui‐
ting voor5–6Elektrisch bediende ruit, voor7ABS8Verwarmd stuurwiel9Carrosserieregelmodule10Elektrisch bediende ruit, achter11Zonnedak12Carrosserieregelmodule13Stoelverwarming (alleen bij
auto's zonder alarmclaxon)14Buitenspiegel/regensensor/
Lane keep assist/grootlichtas‐
sistentie15Carrosserieregelmodule16Carrosserieregelmodule
Page 228 of 281

226Verzorging van de autoNr.Stroomkring17Carrosserieregelmodule18Carrosserieregelmodule19Datalinkconnector20Airbagsysteem21Verwarming en ventilatie22Centrale vergrendeling, achter‐
klep23Elektronisch sleutelsysteem24Geheugenfunctie elektrisch
bediende stoel25Verlichtingsschakelaar stuurwiel26Contactslot/stuurslot27Carrosserieregelmodule28USB-aansluiting29–30Keuzehendel31Achterruitwisser32De transmissieregelmodule
(alleen bij auto's met een stop/
start-systeem)Nr.Stroomkring33Diefstalalarmsysteem/alarm‐
claxon34Parkeerhulp/blindehoeksys‐
teem/infotainmentsysteem/
USB-aansluiting35OnStar36Info-Display/instrumenten‐
groep/cd-speler37Infotainmentsysteem, radio
Klik na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen het deksel van de
zekeringenkast weer vast.
Auto's met elektriciteitsstekker: 1. Breng de afdekking aan de rech‐ terkant aan.2. Klap de linkerkant van de afdek‐ king naar voren. Geleid de beves‐tigingsklem naar beneden; zie de
illustratie.
Zekeringenkast in bagageruimte
De zekeringenkast bevindt zich links
in de bagageruimte achter een dek‐
sel.
Page 229 of 281
Verzorging van de auto227
Verwijder het deksel.
Maak het deksel van de zekeringen‐
kast los en verwijder het.
Nr.Stroomkring1–2–3Aanhanger4Elektrisch bediende stoel passa‐ gierskant5–6Afstandwaarschuwingsmodule7–8–9Achterbankverwarming (bij
auto's zonder alarmclaxon)10–11–12Voorstoelverwarming (bij auto's
met alarmclaxon)13Achterbankverwarming (bij
auto's met alarmclaxon)14Verwarmd stuurwiel (bij auto's
met stoelverwarming en alarm‐
claxon)15Stoelventilatie16Aanhangeraansluiting
Page 230 of 281
228Verzorging van de autoNr.Stroomkring17Aanhangeraansluiting18–19–20–21Rugleuning elektrisch neer‐
klappen22–
Klik na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen het deksel van de
zekeringenkast weer vast.
Boordgereedschap
Gereedschap
Auto met reservewiel
De krik, het sleepoog,\ een riem voor
het vastzetten van een beschadigd
wiel en de gereedschappen liggen in
de gereedschapskist onder het reser‐
vewiel in de bagageruimte. Reserve‐
wiel 3 242.
Auto’s met bandenreparatieset
Sommige gereedschappen en het
sleepoog bevinden zich samen met
de bandenreparatieset in een gereed‐ schapskist in de rechterwand van de
bagageruimte.
Open de afdekking van de opberg‐
ruimte.
Page 231 of 281

Verzorging van de auto229Velgen en banden
Conditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben.
Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een werkplaats inroepen.
Winterbanden
Winterbanden verhogen de veiligheid bij temperaturen onder 7 °C en moe‐ten daarom op alle wielen worden ge‐ monteerd.
Alle bandenmaten zijn toegestaan als
winterbanden 3 265.
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.Aanduidingen op banden
Bijv. 215/60 R 16 95 H215:Bandbreedte in mm60:Hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R:Type koordlagen: RadiaalRF:Type: RunFlat16:Velgdiameter in inches95:Kengetal voor draagvermo‐
gen, 95 komt bijv. overeen met
690 kgH:Kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q:maximaal 160 km/uS:maximaal 180 km/uT:maximaal 190 km/uH:maximaal 210 km/uV:maximaal 240 km/uW:maximaal 270 km/u
Kies een band die geschikt is voor de
topsnelheid van uw auto.
De topsnelheid is bereikbaar op rij‐
klaar gewicht met bestuurder (75 kg)
plus 125 kg nuttige last. Door optio‐
nele uitrusting kan de topsnelheid van de auto afnemen.
Prestaties 3 261.
Bandenspanning
De bandenspanning minstens om de
14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐
vewiel niet vergeten.
Dit geldt ook voor auto's met een ban‐ denspanningscontrolesysteem.
Draai het ventieldopje los.
Bandenspanning 3 265.
Page 232 of 281

230Verzorging van de autoHet informatie-etiket bandenspan‐
ning op het portierframe links ver‐
meldt de originele bandenmaat en de bijbehorende
bandenspanningswaarden.
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
Bij de ECO-bandenspanning is het
brandstofverbruik zo laag mogelijk.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de ban‐
denslijtage.
De bandenspanningswaarden ver‐
schillen afhankelijk van de diverse
opties. Ga voor de juiste banden‐ spanningswaarde als volgt te werk:
1. Bepaal de code van de motor-ID. Motorgegevens 3 259.
2. Bepaal de betreffende band.De bandenspanningswaardetabellen
vermelden alle mogelijke banden‐
combinaties 3 265.
Voor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteits‐
verklaring die bij uw auto is geleverd, of andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.
De bestuurder is verantwoordelijk voor het juist instellen van de ban‐
denspanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Schakel het contact uit als de ban‐
denspanning moet worden verhoogd
of verlaagd op een auto met banden‐ spanningscontrolesysteem.
Afhankelijkheid van temperatuur
De bandenspanning hangt af van detemperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning van de band op. De bandenspannin‐
gen op de bandinformatiesticker en in
de bandenspanningentabel verwijzen naar koude banden, dus bij een tem‐
peratuur van 20 °C.
De druk wordt voor iedere tempera‐
tuurstijging van 10 °C met bijna
10 kPa verhoogd. Houd hiermee re‐
kening wanneer u warme banden
controleert.
De bandenspanningswaarde die u op
het Driver Information Center ziet, is
de werkelijke bandenspanning. Bij
een afgekoelde band is deze waarde
iets lager, maar is de band niet lek.
Bandenspanningscontrole‐systeem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem controleert vanaf een bepaalde
snelheid eenmaal per minuut de ban‐ denspanning van alle vier de banden.