Page 145 of 330

143
Vervangen van een zekering
GoedDefectc I troËn i s niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren
van extra accessoires die niet door
cIt
ro
Ën
aanbevolen en geleverd
worden, en niet volgens haar
voorschriften zijn gemonteerd. Dit geldt
met name als het totale stroomverbruik
van alle extra accessoires meer dan
10
milliampère bedraagt.
Montage van elektrische
accessoires
bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voordat
u andere elektrische voorzieningen of
accessoires in de auto monteert of laat
monteren.
Voordat u een zekering vervangt, dient u:
F
d
e oorzaak van de storing te achterhalen
om deze te verhelpen,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
d
e auto stil te zetten met het contact uit,
F
d
e defecte zekering te achterhalen
met behulp van de zekeringtabel en de
schema's op de volgende bladzijden.
Voor ingrepen aan een zekering geldt:
F
g
ebruik een speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en
controleer of het smeltdraadje van de
zekering intact is,
F
v
ervang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur); een afwijkende
stroomsterkte kan storingen veroorzaken
(brand).
Tang
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de volgende tabellen
genoemd, kan tot ernstige storingen
leiden.
r
aadpleeg het
cIt
roËn-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Mocht de storing kort na het vervangen
van de zekering terugkeren, laat dan
de elektrische uitrusting controleren
door het
c
It
ro
Ën-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
9
Praktische informatie
Page 146 of 330
144
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Zie de paragraaf "toegang tot het gereedschap".
ZekeringnummerStroomsterkteFuncties
F02 5
A Hoogteverstelling koplampen, diagnoseaansluiting,
bedieningspaneel airconditioning.
F09 5
A Alarm, alarm (montage achteraf).
F11 5
A
ex
tra verwarming.
F13 5
A Parkeerhulp, parkeerhulp (montage achteraf).
F14 10
A
be
dieningspaneel airconditioning.
F16 15
A Aansteker, 12V-aansluiting.
F17 15
A Autoradio, autoradio (montage achteraf).
F18 20
A Autoradio /
b
l
uetooth, autoradio (montage achteraf).
F19 5
A Monochroom display
c
.
F2
3 5
A Plafonniers, kaartleeslampen.
F26 15
A
cl
axon.
F27 15
A
ru
itensproeierpomp.
F28 5
A
s
tuurslot.
Overzicht zekeringen
Praktische informatie
Page 147 of 330
145
ZekeringnummerStroomsterkteFuncties
F29 -
nie
t gebruikt.
F30 10
A Verwarming buitenspiegels.
F31 25
A Achterruitverwarming.
F32 -
nie
t gebruikt.
F33 30
A
el
ektrische ruitbediening vóór.
F34 30
A
el
ektrische ruitbediening achter.
F35 30
A
st
oelverwarming vóór.
F36 -
nie
t gebruikt.
F37 20
A
se
rvicecentrale trekhaakaansluiting.
9
Praktische informatie
Page 148 of 330
146
ZekeringStroomsterkteFuncties
F14 15
A Verwarming onderzijde voorruit.
F15 5
A Aircocompressor.
F16 15
A Mistlampen vóór.
F18 10
A Grootlicht rechts.
F19 10
A Grootlicht links.
F29 40
A
ru
itenwissermotor vóór.
F30 80
A Gloeibougies (diesel).
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F
V ervang de zekering (zie de
desbetreffende paragraaf).
F
s
l
uit na het vervangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
Overzicht zekeringenZekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).
Praktische informatie
Page 149 of 330
147
12V- ac c u
Accukabels loskoppelen
F trek de vergrendelingshendel zo ver mogelijk omhoog.
Weer aansluiten van de kabels
F Plaats de geopende accupoolklem 1 op de
pluspool (+) van de accu.
F
D
ruk verticaal op de accupoolklem 1 om
hem goed tegen de accu aan te drukken.
F
Z
et de accupoolklem vast door de pasnok
opzij te bewegen en vervolgens de hendel
2
omlaag te duwen.Forceer de hendel niet, aangezien
de accupoolklem niet kan worden
vergrendeld als deze niet correct is
geplaatst; herhaal de procedure.
Procedure voor het opladen van de accu en het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels.
De accu bevindt zich in de motorruimte.to
egang tot de accu:
F
o
pen de motorkap via hendel in het
interieur en bedien gebruik vervolgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde,
F
b
evestig de motorkapsteun,
F
v
erwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de pluspool.
Toegang tot de accu
9
Praktische informatie
Page 150 of 330

148
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels.F
V
er wijder, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+).
F s
l
uit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A en vervolgens op
de pluspool (+) van de hulpaccu B .
F s
l
uit de groene of zwarte kabel aan op de
minpool (-) van de hulpaccu B (of op het
massapunt van de auto met de hulpaccu).
F s
l
uit het andere uiteinde van de groene
of zwarte kabel aan op het massapunt C
van de auto met de lege accu (of op de
motorsteun).
F s
t
art de motor van de auto met de
hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien.
F st el de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
A
ls de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een
nieuwe poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
b
r
eng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).co ntroleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12
V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
st
art de motor niet door een acculader
aan te sluiten.
ko
ppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait.
Praktische informatie
Page 151 of 330

149
spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
ti
jdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,
...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan een
maand buiten gebruik is. Accu's bevatten schadelijke stoffen,
zoals zwavelzuur en lood. Accu's
moeten volgens de wettelijke
voorschriften worden afgevoerd en
mogen in geen geval bij het huisvuil
terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
be
scherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Probeer niet een bevroren accu
op te laden: de accu moet eerst
worden ontdooid om explosiegevaar
uit te sluiten. Als de accu bevroren
is geweest, laat deze dan eerst
controleren, voordat u hem laat
opladen door het
c
It
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Zij controleren of de inwendige
componenten zijn beschadigd en of de
behuizing scheuren vertoont, waardoor
giftige en corrosie-veroorzakende
accuzuren zouden kunnen weglekken.
ke
er de polariteiten niet om en gebruik
uitluitend een 12-volt accu.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de
accupoolklemmen los te nemen.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak of een
automatische versnellingsbak niet
toegestaan.
Laden met behulp van een
acculader
F Maak de accupoolklemmen los.
F
V olg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
F
s
l
uit de accukabels weer aan, te beginnen
met de (-) kabel.
F
c
o
ntroleer of de accupolen en de klemmen
schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een
(witte of groene) oxidatielaag, neem dan
de accukabels los en reinig de polen en
klemmen.
ee
n aantal functies is niet beschikbaar
als de laadtoestand van de accu
onvoldoende is.
9
Praktische informatie
Page 152 of 330

150
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
na
dat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal
maximaal 30
minuten gebruiken.
eco-mode
Inschakelen van de eco-
mode
Als deze tijd is verstreken, geeft een melding
op het display aan dat de eco-mode is
ingeschakeld en worden de actieve functies in
de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten
worden voortgezet via de handsfree set van uw
autoradio.
Uitschakelen van de eco-
mode
De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
F
s
t
art om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze minstens
5
minuten draaien.Als de accu ontladen is, kan de
motor niet gestart worden (zie de
desbetreffende paragraaf).
Praktische informatie