Page 249 of 330

6
Controle tijdens het rijden
   
De afstand tot de eerstvolgende 
beurt is overschreden 
  Als het contact wordt aangezet, gaat 
gedurende 5 seconden de  sleutel 
knipperen 
 om aan te geven dat de 
onderhoudswerkzaamheden zo spoedig 
mogelijk uitgevoerd moeten worden. 
   
Voor beeld: 
 u hebt de afstand tot de eerstvolgende 
onderhoudsbeurt met 300 km overschreden. 
  Als het contact wordt aangezet, geeft het display 
gedurende 5 seconden het volgende aan:  
   
Bij de BlueHDi-uitvoeringen met 
dieselmotor wordt deze waarschuwing, 
zodra het contact is aangezet, 
gecombineerd met het permanent 
branden van het verklikkerlampje Ser vice.     
Bij de berekening van de resterende 
hoeveelheid af te leggen kilometers kan 
ook de factor tijd worden meegewogen, 
afhankelijk van de rijgewoontes van de 
bestuurder. 
  De sleutel kan dus ook gaan branden 
als het inter val in tijd sinds de laatste 
onderhoudsbeurt, zoals vermeld in het 
onderhoudsschema van de fabrikant, is 
overschreden. 
  Bij de BlueHDi-uitvoeringen met 
dieselmotor kan de sleutel ook eerder 
gaan branden, afhankelijk van de 
kwaliteit van de motorolie (volgens land 
van bestemming). 
  De afname van de kwaliteit van 
de motorolie is afhankelijk van de 
rijomstandigheden van de auto.  
     
5 seconden na het aanzetten van het contact 
treedt de kilometerteller weer in werking en 
  blijft de sleutel branden 
.   
         
        
        
     
        
        Page 250 of 330

7
5
Rijden
   
 
 
 
 
 
Stop & Start-systeem 
 
 
Werking 
 
 
Overgang naar de STOP-stand 
 
Het controlelampje  "ECO" 
 op het 
instrumentenpaneel gaat branden en de 
motor wordt in de STOP-stand gezet: 
   
 
-   als u,  bij een elektronisch gestuurde 
5-versnellingsbak, 
 bij stilstaande auto het 
rempedaal intrapt of de selectiehendel in 
de stand  N 
 zet.  
  Een teller telt de duur van de momenten dat de 
motor afgezet is, op. Elke keer als u het contact 
opnieuw aanzet, wordt deze teller op 0 gezet.  
 
 
Bijzonderheden: STOP-stand niet 
beschikbaar 
  De STOP-stand wordt niet geactiveerd als: 
   
 
-   het bestuurderportier geopend is, 
   
-   de veiligheidsgordel van de bestuurder 
losgemaakt is, 
   
-   de klimaatregeling in het interieur dat niet 
toelaat, 
   
-   de voorruitontwaseming is ingeschakeld, 
   
-   er bepaalde bijzondere omstandigheden 
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur, 
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).  
  Het controlelampje  "ECO" 
 knippert 
een paar seconden en gaat 
ver volgens uit. 
   
Deze werking van het systeem is volkomen 
normaal. 
 
    Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart 
(START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil. 
  Het Stop&Start-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een 
aangename rust in het interieur tijdens het wachten. 
   
Tank nooit als de motor door het 
Stop & Start-systeem in de STOP-
stand is gezet. Zet in dat geval altijd het 
contact af en neem de sleutel uit het 
contactslot.      
Het systeem werkt de eerste 
10 seconden na het inschakelen van de 
achteruitversnelling niet. 
  Als de motor door het systeem in de 
STOP-stand wordt gezet, blijven alle 
andere componenten zoals de remmen 
en de stuurbekrachtiging normaal 
functioneren.   
         
        
        
     
        
        Page 251 of 330

8
Rijden
   
Uitschakelen 
 
 
Overgang naar de START-stand 
 
U kunt deze functie op elk willekeurig moment 
uitschakelen door de schakelaar  "ECO OFF" 
 in 
te drukken. 
  Het controlelampje in de schakelaar gaat 
branden en er verschijnt een melding op het 
display. 
   
Bijzonderheden: automatisch 
activeren van de START-stand 
  Het controlelampje  "ECO" 
 gaat uit en de 
motor wordt automatisch gestart bij een 
  elektronisch gestuurde versnellingsbak 
: 
 
 
 
-   met de selectiehendel in de stand  A 
 of  M 
, 
wanneer u het rempedaal loslaat, 
   
-   met de selectiehendel in de stand  N 
 en het 
rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de 
selectiehendel in de stand  A 
 of  M 
 zet, 
   
-   of wanneer u de achteruitversnelling 
inschakelt.  
   Uit veiligheids- of comfortover wegingen kan de 
START-stand automatisch worden geactiveerd als: 
   
 
-   het bestuurderportier wordt geopend, 
   
-   de veiligheidsgordel van de bestuurder 
wordt losgemaakt, 
   
-   de snelheid van de auto hoger is dan 
3 km/h bij een elektronisch gestuurde 
versnellingsbak, 
   
-   er bepaalde bijzondere omstandigheden 
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur, 
rembekrachtiging, instelling 
airconditioning...).  
  Het controlelampje  "ECO" 
 knippert 
een paar seconden en gaat 
ver volgens uit. 
   
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen 
normaal. 
 
 
    
Als het systeem in de STOP-stand 
wordt uitgeschakeld, dan wordt de 
motor direct weer gestart.  
  
         
        
        
     
        
        Page 252 of 330

9
5
Rijden
   
Onderhoud 
 
Bij een storing in het systeem gaat het 
controlelampje in de schakelaar  "ECO OFF" 
 
knipperen en ver volgens constant branden. 
  Laat het systeem controleren door het 
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde 
werkplaats. 
  Als er in de STOP-stand een storing zou 
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer 
wil aanslaan of direct afslaat. Alle lampjes op 
het instrumentenpaneel gaan dan branden. Zet 
in dat geval het contact af en start de auto dan 
met behulp van de sleutel.  
 
 
Storingen 
 
Dit systeem heeft specifieke kenmerken 
en maakt gebruik van een speciale accu 
(raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats). 
  Het gebruik van een andere dan de door 
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden 
tot storingen in het systeem.    
Schakel omwille van de veiligheid het 
Stop & Start-systeem altijd uit als u 
handelingen onder de motorkap wilt 
uitvoeren.  
   
Het Stop & Start-systeem maakt 
gebruik van geavanceerde technologie. 
Laat eventuele werkzaamheden 
aan dit type accu uitvoeren door 
het CITROËN-netwerk of door een 
gekwalificeerde werkplaats.  
 
 
 
Inschakelen 
 
 
Het systeem wordt automatisch 
ingeschakeld zodra u het contact 
opnieuw aanzet.  
    Druk nogmaals op de schakelaar  "ECO OFF" 
. 
  Het systeem is dan weer ingeschakeld; het 
controlelampje in de schakelaar gaat uit en er 
wordt een melding op het display weergegeven.  
         
        
        
     
        
        Page 253 of 330

10
Veiligheid
   
 
 
 
 
 
Bandenspanningscontrolesysteem  
 
 
Het bandenspanningscontrolesysteem 
is niet meer dan een hulpmiddel, 
hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid 
van de bestuurder niet door het 
systeem kan worden ver vangen. 
  Het systeem onthoudt u niet van de 
verantwoordelijkheid om elke maand 
de bandenspanning te controleren (ook 
die van het reser vewiel). Doe dit ook 
voordat u een lange rit gaat maken. 
  Het rijden met een te lage 
bandenspanning heeft een nadelige 
invloed op het weggedrag en de remweg 
van de auto en veroorzaakt vroegtijdige 
bandenslijtage, vooral onder zware 
omstandigheden (zware belading, hoge 
snelheden, een lange rit).     
De voor uw auto voorgeschreven 
bandenspanning vindt u op de sticker 
met de bandenspanningen. 
  Zie de rubriek "Identificatie". 
  De bandenspanning moet worden 
gecontroleerd als de banden "koud" zijn 
(de auto staat langer dan een uur stil 
of er is minder dan 10 km gereden met 
een beperkte snelheid). 
  Onder andere omstandigheden 
(bij warme banden) moet de 
bandenspanning ten opzichte van de 
op de sticker vermelde spanning met 
0,3 bar worden verhoogd.  
 
   
Het rijden met een te lage 
bandenspanning veroorzaakt bovendien 
een hoger brandstofverbruik.      
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.  
   
Het systeem bewaakt de spanning van de vier 
banden zodra de auto begint te rijden. 
  Het systeem vergelijkt de signalen van de 
snelheidssensoren van de wielen met  de 
referentiewaarden die elke keer nadat de 
banden op spanning zijn gebracht of na het 
ver wisselen van een wiel moeten worden 
gereset 
. 
  Het systeem geeft een waarschuwing zodra 
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of 
meer banden te laag is.   
         
        
        
     
        
        Page 254 of 330

11
7
Veiligheid
   
Controleer voordat u het systeem 
gaat resetten of de spanning van 
de vier banden overeenkomstig de 
gebruiksomstandigheden van de auto 
en de voorschriften op de sticker met 
de bandenspanningen is. 
 
Het bandenspanningscontrolesysteem 
geeft geen meldingen als de 
bandenspanning bij het resetten onjuist is.  
 
 
 
Een te lage bandenspanning is niet 
altijd aan de band te zien. Een visuele 
controle is dus niet voldoende.     
De waarschuwing blijft actief tot het 
systeem is gereset.  
 
 
 
Waarschuwing te lage bandenspanning 
 
 
U krijgt deze waarschuwing als dit 
lampje blijft branden in combinatie 
met een geluidssignaal en een 
melding.  
   
 
 
 ) 
  Verminder onmiddellijk uw snelheid en 
vermijd plotselinge stuurbewegingen en 
krachtig remmen. 
   
 ) 
  Stop zodra dit mogelijk is op een veilige 
plaats.  
    
 
 
 ) 
  Controleer als u een compressor in 
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de 
bandenreparatieset) de spanning van de 
vier banden als deze zijn afgekoeld. Rijd 
voorzichtig verder als het niet mogelijk is 
om deze controle onmiddellijk uit te voeren.  
  of 
   
 
 ) 
  Gebruik in het geval van een lekke band 
de bandenreparatieset of het reservewiel 
(volgens uitvoering),  
 
 
 
Resetten 
 
 
Elke keer nadat u een of meer banden op 
spanning hebt gebracht en na het ver wisselen van 
een of meer wielen, moet u het systeem resetten. 
  Er is een sticker op de middenstijl aan de 
bestuurderszijde aangebracht om u hierop 
attent te maken.   
         
        
        
     
        
        Page 255 of 330

12
Veiligheid
   
 
 
 
Het resetten van het systeem moet gebeuren  bij afgezet contact 
 en  stilstaande auto 
: 
   
 
-   via het configuratiemenu van de auto bij auto's met display, 
   
-   met de knop in het dashboardkastje bij auto's zonder display.  
 
 
   
 
 ) 
  Druk op de toets  MENU 
 om het algemene 
menu te openen. 
   
 ) 
  Druk op de toets "   
" of "   
" om het 
menu " Persoonlijke instellingen - 
configuratie 
", te selecteren en bevestig 
uw keuze door op de middelste toets te 
drukken. 
   
 ) 
  Druk op de toets "   
" of "   
" om het 
menu " Configuratie auto instellen 
", te 
selecteren en bevestig uw keuze door op 
de middelste toets te drukken.    
 ) 
  Druk op de toets "   
" of "   
" om de 
categorie " Rijhulpsysteem 
", te selecteren 
en bevestig uw keuze door op de middelste 
toets te drukken. 
   
 ) 
  Druk op de toets "   
" of "   
" om 
" Bandenspanning 
 
" 
" en ver volgens 
" Reset 
" te selecteren en bevestig uw 
keuzes door op de middelste toets te 
drukken.  
  Het resetten wordt bevestigd door een 
melding.  
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Monochroom display C    
 
 
 
 
 
Auto's zonder display 
 
 
 
 ) 
  Open het dashboardkastje. 
   
 ) 
  Houd deze knop enige tijd ingedrukt.  
  Een geluidssignaal met een lage toon geeft aan 
dat het systeem is gereset. 
  Een geluidssignaal met een hoge toon geeft 
aan dat het systeem niet is gereset.  
   
De nieuw opgeslagen waarden van de 
bandenspanning worden door het systeem 
beschouwd als referentiewaarden.  
  
         
        
        
     
        
        Page 256 of 330
13
7
Veiligheid
   
Storing 
 
 
 
Het bandenspanningscontrolesysteem 
werkt alleen betrouwbaar als bij het 
resetten van het systeem de vier 
banden de correcte spanning hebben.  
 
 
Sneeuwkettingen 
 
Het systeem hoeft niet gereset 
te worden na het aanbrengen of 
ver wijderen van sneeuwkettingen.  
 
   
Controleer na werkzaamheden aan 
het systeem altijd de spanning van 
de vier banden en reset het systeem 
ver volgens.  
    Als het waarschuwingslampje te lage 
bandenspanning gaat knipperen en ver volgens 
blijft branden in combinatie met het lampje 
Ser vice, wijst dit op een storing in het systeem. 
  In dat geval werkt de bandenspanningscontrole 
mogelijk niet goed. 
  Laat het systeem controleren door het 
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde 
werkplaats.