Page 73 of 330

71
F  trek de handrem aan.
F  se lecteer de stand P of N .
F
  s
t
 art de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor waarden 
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal in 
combinatie met een waarschuwingsmelding.
F
  t
r
 ap bij draaiende motor het rempedaal in.
F
 
Z
 et de handrem vrij.
F
  s
e
 lecteer de stand R , D of M.
F
 
L
 aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Wegrijden
Als de motor stationair draait, het 
rempedaal is losgelaten en de stand R , 
D of M is geselecteerd, zet de auto zich 
zelfs al in beweging als het gaspedaal 
niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen 
kinderen alleen in de auto achter.
tr
ek de handrem aan en 
selecteer de stand P indien er 
onderhoudswerkzaamheden moeten 
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Als tijdens het rijden per ongeluk de 
stand N wordt geselecteerd, laat het 
motortoerental dan zakken tot stationair 
toerental, zet de selectiehendel in de 
stand D en trap het gaspedaal weer in.
Zet de selectiehendel nooit in de stand 
N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand 
P of R als de auto niet volledig stilstaat.
Automatisch 
schakelprogramma
F  selecteer de stand D om automatisch 
te laten schakelen tussen de vier 
versnellingen.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve 
stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. 
De transmissie kiest voortdurend de meest 
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl, 
het profiel van de weg en de belading van de 
auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de 
stand van de selectiehendel te wijzigen, 
moet het gaspedaal volledig worden 
ingetrapt (kickdown). De transmissie 
schakelt automatisch terug of handhaaft de 
ingeschakelde versnelling totdat de motor het 
maximumtoerental bereikt.
bij
 het remmen schakelt de transmissie 
automatisch terug om sterker op de motor af te 
remmen.
om d
e veiligheid te verbeteren schakelt de 
transmissie niet naar een hogere versnelling 
als u het gaspedaal plotseling loslaat.
Laat bij temperaturen onder -23°
c de
 
motor gedurende vier minuten stationair 
draaien. Dit is belangrijk voor de goede 
werking en de levensduur van de motor 
en transmissie. 
5  
rijden  
         
        
        
     
        
        Page 74 of 330

72
Handmatig schakelen
F  selecteer de stand M om sequentieel te 
schakelen tussen de vier versnellingen.
F
 
D
 uw de selectiehendel naar het symbool + 
om één versnelling op te schakelen.
F
  t
r
 ek de selectiehendel naar het symbool 
- om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling 
kan alleen als de snelheid van de auto en 
het toerental van de motor dit toestaan, 
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de 
automatische bediening.
D en verschijnen achtereenvolgens 
de ingeschakelde versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, 
knippert de geselecteerde versnelling enkele 
seconden en vervolgens wordt de werkelijk 
ingeschakelde versnelling weergegeven.
er k
an elk moment van de stand D (rijden in de 
automatische stand) naar de stand M (rijden in 
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de 
transmissie automatisch de stand M1 .
De programma's 
s
p
 ort en  s
n
 eeuw kunnen 
niet worden ingeschakeld in de handbediende 
stand.
Programma's Sport en Sneeuw
Programma Sport "S"
F Druk op de toets "S"  als de motor is 
gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch 
een dynamische rijstijl mogelijk.
S 
o
p h
 et instrumentenpaneel 
verschijnt de aanduiding.
Programma Sneeuw " T"
F Druk op de toets " T" als de motor is 
gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op 
gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u 
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond 
met weinig grip.
T 
o
p h
 et instrumentenpaneel 
verschijnt de aanduiding.
Terugkeren naar het 
automatische programma
F  om terug te keren naar het automatische  programma kunt u het programma  sp ort 
of 
s
n
 eeuw op elk gewenst moment 
uitschakelen door opnieuw op de 
desbetreffende toets te drukken.
Deze twee specifieke programma's vullen de 
automatische werking aan onder bijzondere 
rijomstandigheden. 
Rijden  
         
        
        
     
        
        Page 75 of 330

73
Onjuiste waarde bij handmatige 
bediening
Dit symbool verschijnt als een 
versnelling niet goed is ingeschakeld 
(de selectiehendel bevindt zich 
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de 
selectiehendel in de stand P of N bewegen om 
de neutraalstand te selecteren.
tr
ek in beide gevallen de handrem aan om de 
auto stil te zetten.
Storing
Als bij aangezet contact dit 
verklikkerlampje gaat branden 
in combinatie met een geluidssignaal en een 
waarschuwingsmelding op het display, duidt dit 
op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een 
noodprogramma en blijft de 3e versnelling 
ingeschakeld. 
u  kunt dan een hevige schok 
voelen bij het selecteren van R vanuit de stand 
P , of R vanuit de stand N . Dit beschadigt de 
transmissie niet.
ri
jd niet harder dan 100   km/h (afhankelijk van 
de geldende snelheidslimiet).
ra
adpleeg zo snel mogelijk het  c
It
 ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De automatische transmissie kan 
beschadigd raken:
-
 
a
 ls u gelijktijdig het gas- en het 
rempedaal intrapt,
-
 
a
 ls u, wanneer de accu geen 
stroom levert, de selectiehendel 
geforceerd in de stand P of een 
andere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende 
motor (files...), kunt u, om brandstof te 
besparen, de selectiehendel in de stand 
N zetten en de handrem aantrekken.
Als de selectiehendel niet in de 
stand P staat, verschijnt bij het 
openen van het bestuurdersportier 
of na ongeveer 45
 
seconden een 
waarschuwingsmelding op het display.
F
 
Z
et de selectiehendel in de stand P; 
de melding verdwijnt.
ri
jd stapvoets wanneer u op een 
ondergelopen weg rijdt of een beek 
doorkruist. 
5  
Rijden  
         
        
        
     
        
        Page 76 of 330

74
opschakelindicator
Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
bi
j auto's met handgeschakelde 
versnellingsbak wordt naast de pijl 
ook de geadviseerde versnelling 
weergegeven.
bi
j een elektronisch gestuurde of 
automatische versnellingsbak is 
dit systeem uitsluitend actief in de 
handgeschakelde stand. Het systeem past het schakeladvies 
aan de rijomstandigheden (helling, 
belading van de auto, ...) en de rijstijl 
van de bestuurder (veel vermogen 
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
 
d
 e eerste versnelling in te 
schakelen,
-
 
de achteruitversnelling in te schakelen,- terug te schakelen.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de 
uitrusting van uw auto kan het systeem u 
adviseren één of meer versnellingen op te 
schakelen. u  kunt deze aanwijzingen opvolgen 
zonder de tussenliggende versnellingen in te 
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen 
versnellingen ook daadwerkelijk in te 
schakelen. De keuze van de optimale 
versnelling hangt namelijk altijd af van de 
situatie op de weg, de verkeersdrukte en 
de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve 
altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan 
niet opvolgen van een schakeladvies van het 
systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld. Voorbeeld:
-
  u  rijdt in de derde versnelling.
-   u  trapt het gaspedaal in.
-  
H
 et systeem kan u in dit geval adviseren 
een hogere versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op 
het instrumentenpaneel weergegeven. 
rijden  
         
        
        
     
        
        Page 77 of 330

75
snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de 
auto de door de bestuurder ingestelde 
maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, 
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal 
geen effect.
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer 
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid 
dient minimaal 30
  km/h te bedragen.
Het uitschakelen  van de snelheidsbegrenzer 
geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
Door het gaspedaal tot voorbij het zware punt 
in te trappen, kan de ingestelde snelheid 
tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer 
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder 
de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de 
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
bi
j het gebruik van de snelheidsbegrenzer 
moet de bestuurder te allen tijde de 
snelheidslimiet in acht nemen en zijn 
aandacht op het verkeer blijven vestigen. De bediening van de snelheidsbegrenzer is 
ondergebracht in de hendel A
.
1.
 
k
n
 op voor het selecteren van de 
snelheidsbegrenzer
2.
 
t
o
 ets voor het verlagen van de ingestelde 
snelheid
3.
 
t
o
 ets voor het verhogen van de ingestelde 
snelheid
4.
 
t
o
 ets voor het in-/uitschakelen van de 
snelheidsbegrenzerStuurkolomschakelaars
De informatie van de snelheidsbegrenzer 
wordt weergegeven op het display van het 
instrumentenpaneel.
5.  
  s
n
 elheidsbegrenzer A A
n/uI
 t
6. 
  s
n
 elheidsbegrenzer geselecteerd
7.  
 
I
 ngestelde snelheid
Weergave op het display
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het 
afzetten van het contact opgeslagen in het 
geheugen. 
5  
rijden  
         
        
        
     
        
        Page 78 of 330

76
F Draai de knop 1  in de stand "LIMIT": 
de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, 
maar nog niet ingeschakeld (PA
u
se
)
 .
er k
an een snelheid worden ingesteld 
zonder de begrenzer in te schakelen.
Programmeren Uitschakelen van de 
snelheidsbegrenzer
F Draai de knop 1  in de stand "0": de 
selectie van de snelheidsbegrenzer wordt 
ongedaan gemaakt. 
o
p h
 et display wordt 
weer de kilometerteller weergegeven.
bi
j een steile afdaling of bij het krachtig 
intrappen van het gaspedaal kan de 
snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de 
ingestelde snelheid wordt overschreden.
om t
e voorkomen dat de pedalen 
blijven hangen:
-
 
c
 ontroleer of de mat goed is 
bevestigd,
-
 
g
 ebruik nooit meer dan één mat per 
plaats.
In het geval van een storing in de 
snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid 
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het 
c
It
 ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
F  stel de snelheid in door op de toets 2   of 3   te drukken (bijv.: 
90  km/h).
u
 kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2  
e
 n 3:
-
 
+
 /- 1   km = kort indrukken,
-
 
+
 /- 5   km = lang indrukken,
-
 
+
 /- in stappen van 5   km = ingedrukt houden.
F
 
I
 nschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4 .
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid 
niet verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot 
voorbij het zware punt , wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld, 
gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen en klinkt een 
geluidssignaal.
Het knipperen van de ingestelde snelheid en de weergave van 
het geluidssignaal stoppen automatisch als het gaspedaal wordt 
losgelaten. de toets 4
.
F   u
i
 tschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de 
toets 4 : het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PA
u
 se
)
 .
F  
W
 eer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op  
rijden  
         
        
        
     
        
        Page 79 of 330

77
snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan 
de bestuurder met een constante ingestelde 
snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Het inschakelen  van de snelheidsregelaar 
geschiedt handmatig waarbij de ingestelde 
snelheid minimaal 40
  km/h dient te bedragen en:
-
 
d
 e vierde versnelling moet zijn 
ingeschakeld bij een handgeschakelde 
versnellingsbak,
-
 
d
 e tweede versnelling moet zijn 
ingeschakeld bij rijden in de handmatige 
stand bij een elektronisch gestuurde 
versnellingsbak of automatische 
versnellingsbak,
-
 bij
 een elektronisch gestuurde versnellingsbak 
moet stand A  zijn geselecteerd en bij een 
automatische versnellingsbak moet stand D 
zijn geselecteerd.
Het  uitschakelen  van de snelheidsregelaar 
geschiedt handmatig met de hendel, door het 
rem- of koppelingspedaal in te trappen of, uit 
veiligheidsoverwegingen, door activering van het 
es
P
 .
Door het gaspedaal in te trappen, kan de 
ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.
na h
et afzetten van het contact worden alle 
ingestelde snelheden gewist. 
o
m
  weer terug 
te keren naar de ingestelde snelheid is het 
voldoende het gaspedaal los te laten.
bi
j het gebruik van de snelheidsregelaar moet 
de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet 
in acht nemen en zijn aandacht op het verkeer 
blijven vestigen. De bediening van de snelheidsregelaar is 
ondergebracht in de hendel A
.
1.
 knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar2. toets voor het verlagen van de ingestelde  snelheid
3.
 toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid4. toets voor het in-/uitschakelen van de  snelheidsregelaar
Stuurkolomschakelaars
bij het gebruik van de snelheidsregelaar 
moet de bestuurder te allen tijde de 
snelheidslimiet in acht nemen, zijn 
aandacht op het verkeer blijven vestigen 
en zijn verantwoordelijkheid nemen.
De informatie van de snelheidsregelaar 
wordt weergegeven op het display van het 
instrumentenpaneel.
5. 
  s nelheidsregelaar AA
n/u
 I
t6.
    s nelheidsregelaar geselecteerd
7. 
 
I
 ngestelde snelheid
Weergave op het display 
5  
rijden  
         
        
        
     
        
        Page 80 of 330

78
F Draai de knop 1  in de stand "CRUISE" : 
de snelheidsregelaar is geselecteerd, 
maar nog niet ingeschakeld (PA
u
se
)
 .
Programmeren
u kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 e n 3:
-  + /- 1   km = kort indrukken,
-
 
+
 /- 5   km = lang indrukken,
-
 
+
 /- in stappen van 5   km = ingedrukt houden. Let tijdens het gebruik van de 
snelheidsregelaar op wanneer u de 
snelheid met de toetsen instelt; dit kan 
een plotselinge verandering van de 
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op 
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
bi
j een steile afdaling kan de 
snelheidsregelaar niet voorkomen 
dat de ingestelde snelheid wordt 
overschreden.
om t
e voorkomen dat de werking van 
de pedalen wordt geblokkeerd:
-
 
c
 ontroleer of de mat goed is 
bevestigd,
-
 
g
 ebruik nooit meer dan één mat per 
plaats.
In het geval van een storing in de 
snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid 
gewist en knipperen de streepjes op het display. 
Laat het systeem controleren door het 
c
It
 ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
Uitschakelen van de snelheidsregelaar
F Draai de knop 1   in de stand "0": de selectie van de 
snelheidsregelaar wordt ongedaan gemaakt.  op h et display wordt 
weer de kilometerteller weergegeven.
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de ingestelde 
snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als de 
snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid. F
  s
t
 el de snelheid in door de 
wagensnelheid op het gewenste niveau 
te brengen en vervolgens op de toets 
2   of 3   te drukken (bijv.: 110   km/h).
F   u
i
 tschakelen van de snelheidsregelaar: druk op de toets 4
: het 
uitschakelen wordt bevestigd op het display (PA
u
 se
)
 .
F  
W
 eer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk nogmaals op de 
toets 4 . 
rijden