Page 49 of 330

47
neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.
F
c
o
ntroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
F
L
aat de airconditioning regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en
onderhoudsboekje om het systeem in perfecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
bi
j een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ververst
wordt.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
co
ndensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.
3
comfort
Page 50 of 330
48
1. Temperatuurregeling
F Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de
temperatuur naar behoefte in te
stellen. Dit systeem werkt alleen als de motor draait.
2. Luchtopbrengstregeling
F Draai de knop in één
van de
vier standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen. Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand
0
staat (uitschakeling van het systeem),
wordt het thermische comfort niet
meer geregeld.
e
r b
lijft door de rijwind
echter nog wel een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
Handbediende airconditioning
(zonder display)
Verwarming / ventilatie
Dit systeem werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Comfort
Page 51 of 330

49
3. Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en beenruimte.
be
enruimte.
Middelste ventilatieroosters,
zijventilatieroosters en beenruimte.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten of door de
ventilatieroosters te sluiten. F
V
erplaats de knop weer naar
rechts in de stand "
to
evoer van
buitenlucht".
F
V
erplaats de knop naar links in
de stand "Luchtrecirculatie".
5. Airconditioning aan/uit
Het systeem stelt u in staat:
- de temperatuur in het interieur 's zomers te verlagen,- in de winter bij temperaturen boven 3°c
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan
F Druk op de toets 5 : het desbetreffende
lampje gaat branden.
Uit
F Druk nogmaals op de toets 5 : het
desbetreffende lampje gaat uit.
Door het uitschakelen van de airconditioning
kan hinder ontstaan (vocht, beslaan van ruiten). De airconditioning kan tijdens alle
seizoenen effectief gebruikt worden,
mits de ruiten zijn gesloten.
De airconditioning werkt niet als de
aanjagerknop 2 in de stand "0"
staat.
om d
e toevoer van koele lucht te versnellen
kunt u gedurende enkele ogenblikken de
recirculatie van de interieurlucht inschakelen.
sc
hakel daarna weer over op de toevoer van
buitenlucht.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
4. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
sc
hakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en
de ruiten beslaan.
3
Comfort
Page 52 of 330

50
elektronische airconditioning (met display)
Dit systeem werkt uitsluitend bij draaiende motor.
1. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
sc
hakel deze stand, zodra dit mogelijk is, weer
2. Temperatuurregeling
F "6 " "5 "Druk op de toetsen
(rood voor warm) en (blauw voor
koud) om de temperatuur naar
behoefte in te stellen.
er
verschijnen of verdwijnen
geleidelijk temperatuurbalkjes op het
display van de airconditioning.
uit om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het
interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.
F
D
ruk op deze toets om de toevoer van
buitenlucht uit te schakelen en de lucht
in het interieur te laten recirculeren.
Het lampje op het display van de
airconditioning gaat branden. F
D
ruk nogmaals op de toets om
de toevoer van buitenlucht weer
in te schakelen. Het lampje op
het display van de airconditioning
gaat uit.
3. Ontdooiing - ontwaseming vóór
Zie de desbetreffende rubriek.
comfort
Page 53 of 330

51
4. Aan / Uit airconditioning
F Druk op de toets "A /C ", het
verklikkerlampje op het display
van de airconditioning gaat
branden.
Uitschakelen
Met deze toets wordt de lucht in het
interieur snel gekoeld.
5. Airconditioning: toets A/C MAX
Aan
F Druk op de toets "A /C M A X " , het
verklikkerlampje op het display van de
airconditioning gaat branden.
F
D
ruk opnieuw op de toets "A /C " , het
verklikkerlampje op het display van de
airconditioning gaat uit.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).
Inschakelen
Uit
F Druk opnieuw op de toets "A /C M A X " ,
het verklikkerlampje op het display van de
airconditioning gaat uit.
6. Luchtverdeling
F Druk herhaaldelijk op de toets om de luchtstroom te verdelen
naar:
-
d
e voorruit en de zijruiten
(ontwasemen of ontdooien),
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
ventilatieroosters,
-
d
e voorruit, de zijruiten,
de ventilatieroosters en de
beenruimte,
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
beenruimte,
-
d
e beenruimte,
-
d
e ventilatieroosters en de
beenruimte,
-
d
e ventilatieroosters.
3
Comfort
Page 54 of 330
52
7. Luchtopbrengstregeling
F Druk op de toets "Grote
propeller " om de luchtopbrengst
te verhogen.
F
D
ruk op de toets "Kleine
propeller" om de luchtopbrengst
te verlagen.
Uitschakelen van het systeem
F Druk op de toets "Kleine propeller"
van de luchtopbrengstregeling totdat
alle balkjes op het display van de
airconditioning zijn verdwenen.
Hiermee worden alle functies van de
airconditioning uitgeschakeld.
De temperatuur wordt niet meer geregeld, maar
er blijft een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Druk op de toets "Grote propeller" van de
luchtopbrengstregeling om het systeem weer in
te schakelen.
er v
erschijnen geleidelijk balkjes van de
luchtopbrengst.
ri
jd niet te lang met een uitgeschakeld
airconditioningssysteem (kans op
beslaan van de ruiten en vermindering
van de luchtkwaliteit).
De balkjes van de luchtopbrengst verdwijnen
geleidelijk.
Comfort
Page 55 of 330

53
ontwasemen - on tdooien voorzijde
Deze opdruk op het bedieningspaneel geeft aan in welke stand de knoppen moeten
staan om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Met verwarmings-/
ventilatiesysteem Met handbediende
airconditioning (zonder
display)Met elektronische
airconditioning (met
display)
F Zet de knoppen van de luchttemperatuur
en de aanjagersnelheid in de met de
desbetreffende opdruk weergegeven
stand.
F
Z
et de knop van de luchttoevoer in de
stand "
to
evoer van buitenlucht"
(
knop naar rechts geschoven).
F
Z
et de knop van de luchtverdeling in de
stand "Voorruit". F
D ruk op deze toets. H
et lampje van de toets gaat
branden.
F
D
ruk nogmaals op deze toets om
de airconditioning uit te zetten.
H
et lampje van de toets gaat uit.
F
Z et de knoppen van de luchttemperatuur
en de aanjagersnelheid in de met de
desbetreffende opdruk weergegeven
stand.
F
Z
et de knop van de luchttoevoer in de
stand "
to
evoer van buitenlucht"
(
knop naar rechts geschoven).
F
Z
et de knop van de luchtverdeling in de
stand "Voorruit".
F
s
c
hakel de airconditioning in door de
desbetreffende toets in te drukken; de
bijbehorende knop gaat branden.
3
comfort
Page 56 of 330

54
Achterruitverwarming
De achterruitver warming kan worden ingeschakeld met de toets op het bedieningspaneel
van de verwarming/ventilatie of de airconditioning.
AAN
De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
F
D
ruk op deze toets om de achterruit
en de buitenspiegels (afhankelijk van
de uitvoering) te ontwasemen. Het
controlelampje van de toets gaat branden.
UIT
De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
F
u kunt de achterruitver warming ook eerder
uitschakelen door nogmaals op de toets te
drukken. Het controlelampje van de toets
gaat uit.
F
s
c
hakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit (volgens
uitvoering), omdat een geringer
stroomverbruik leidt tot een verlaging van
het brandstofverbruik.
Verwarming onderzijde
voorruit*
bij koud weer zal, bij het inschakelen van de
achterruitver warming, ook de onderzijde van
de voorruit worden ver warmd om er voor te
zorgen dat de ruitenwissers niet door sneeuw
of ijs op de voorruit vastgeplakt blijven.
Deze functie is actief zodra de
buitentemperatuur lager is dan 0°
c.
* V
olgens land van bestemming.
comfort