Page 161 of 185

Verzorging van de auto159
■Ook de auto's mogen elkaar tijdens
de hulpstart niet raken.
■ Handrem aantrekken, versnellings‐
bak in neutrale stand.
Aansluitvolgorde van de kabels:
1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Het andere uiteinde van de rode kabel op de pluspool van de ont‐
laden accu aansluiten.
3. Zwarte kabel op de minpool van de hulpstartaccu aansluiten.
4. Het andere uiteinde van de zwarte
kabel op de massa van de auto
aansluiten, bijv. op het motorblok
of op een bout van de motorop‐
hanging. Zo ver mogelijk van de
ontladen accu aansluiten, op min‐ stens 60 cm afstand.
De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte geraakt kunnen worden.
Om de motor te starten: 1. De motor van het stroom leve‐ rende voertuig starten.
2. Na 5 minuten de andere motor starten. Startpogingen niet langer
dan 15 seconden laten duren met
tussenpozen van 1 minuut.
3. Beide motoren met aangesloten kabels ca. 3 minuten stationair la‐
ten draaien.
4. Elektrische verbruikers (bijv. kop‐ lampen, achterruitverwarming)
van de stroom ontvangende auto
inschakelen.
5. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.Trekken
Auto slepen
Til de kap voorzichtig met een schroe‐vendraaier eraf. Plaats ter voorko‐
ming van schade een doek tussen de schroevendraaier en het frame.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 146.
Sleepoog inschroeven en tot aan de
aanslag in horizontale stand vast‐
draaien.
Sleepkabel – beter is een sleepstang
– aan sleepoog bevestigen.
Page 162 of 185

160Verzorging van de autoVoorzichtig
Het sleepoog mag alleen worden
gebruikt om te slepen en niet om
de auto te bergen.
Ontsteking inschakelen om het stuur‐
slot te ontgrendelen en remlichten,
claxon en voorruitwisser te kunnen
bedienen.
Versnellingsbak in neutrale stand.
Let op
Als bij auto's met geautomatiseerde versnellingsbak (MTA) de Neutral-
stand niet kan worden geselecteerd,
mag de auto alleen met de aandrijf‐
wielen van de grond af worden ge‐
sleept.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten kun‐
nen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde motor gaat rem‐
men en sturen aanmerkelijk zwaar‐
der.
Recirculatiesysteem inschakelen en ruiten sluiten, zodat geen uitlaatgas‐
sen van de slepende auto kunnen
binnendringen.
De hulp van een werkplaats inroepen. Na het wegslepen, sleepoog los‐
draaien en afdekkapje terugplaatsen.
Andere auto slepen
Steek een schroevendraaier in de
gleuf bij de zijkant van de afdekking.
Maak de afdekking los door de
schroevendraaier voorzichtig om‐
hoog te bewegen. Plaats ter voorko‐
ming van schade een doek tussen de schroevendraaier en het frame.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 146.
Sleepoog inschroeven en tot aan de
aanslag in horizontale stand vast‐
draaien.
Sleepkabel – of nog beter, een sleep‐ stang – aan sleepoog bevestigen.
Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten kun‐ nen de auto beschadigen.
Na het slepen verwijdert u het sleep‐
oog.
Breng de kap aan.
Page 163 of 185

Verzorging van de auto161Verzorging van uiterlijk
Verzorging exterieur
Sloten De sloten zijn af fabriek gesmeerd
met een hoogwaardig slotcilindervet. Ontdooimiddelen alleen in dringende
gevallen gebruiken, omdat ze ontvet‐
tend werken en de werking van de
sloten belemmeren. Na gebruik van
ontdooimiddelen, de sloten door een
werkplaats opnieuw laten smeren.
Wassen
Het lakwerk van de auto staat bloot
aan invloeden van buitenaf. De auto
daarom regelmatig wassen en met
was conserveren. Bij het bezoek aan
wasstraten, een programma met een
wasbehandeling selecteren.
Vogeluitwerpselen, dode insecten,
boomhars en stuifmeel e.d. onmid‐
dellijk verwijderen. Hierin zitten
agressieve bestanddelen bevatten
die lakschade kunnen veroorzaken.Bij een bezoek aan een wasstraat, de aanwijzingen van de exploitant opvol‐
gen. De voorruitwisser en achterruit‐ wisser moeten worden uitgescha‐keld. Antenne en accessoires op de
buitenkant van de auto zoals een dak‐ dragersysteem verwijderen.
Bij handmatig wassen erop letten dat
ook de binnenkant van de wielkasten grondig schoongespoten wordt.
Randen en naden van geopende por‐
tieren, achterklep en motorkap en de
gebieden die erdoor bedekt worden
reinigen.Voorzichtig
Gebruik altijd een reinigingsmid‐
del met een pH-waarde van 4 tot 9.
Gebruik reinigingsmiddelen niet
op warme oppervlakken.
Laat alle portierscharnieren door een
werkplaats smeren.
Reinig de motorruimte niet met een
stoomcleaner of hogedrukreiniger.
Daarna de auto grondig afspoelen en afzemen. Zeemlap vaak uitspoelen.
Voor de carrosserie en de ruiten ver‐
schillende zeemlappen gebruiken:
wasresten op de ruiten belemmeren
het zicht.
Teervlekken niet met harde voorwer‐
pen verwijderen. Op gelakte opper‐
vlakken een spray voor het verwijde‐
ren van teervlekken gebruiken.
Buitenverlichting De afdekking van de koplampen en
de overige verlichting zijn gemaakt
van kunststof. Geen schurende, bij‐ tende of agressieve middelen of ijs‐
krabbers gebruiken en ze niet droog reinigen.
Polijsten en in de was zetten De auto regelmatig met was conser‐
veren (uiterlijk wanneer het water
geen parels meer vormt). Zo niet,
droogt de lak uit.
Polijsten is alleen nodig als de laklaag mat geworden is of aanslag vertoont.
Page 164 of 185

162Verzorging van de auto
Autopolish met siliconen vormt een
vuilwerende laag, waardoor in de was
zetten overbodig is.
Kunststof carrosseriedelen mogen niet met autowas of polijstmiddelen
worden behandeld.
Ruiten en ruitenwisserbladen
Een zachte, pluisvrije doek of een
zeemleer en een ruitenreiniger en in‐
sectenverwijderaar gebruiken.
Wrijf bij het reinigen van de achterruit van de binnenkant altijd parallel aan
het verwarmingselement om schade
te voorkomen.
Om handmatig ijs te verwijderen, een ijskrabber met een scherpe rand ge‐
bruiken. IJskrabber stevig tegen de
ruit drukken, zodat er geen vuil onder de krabber kan komen en er geenkrassen op de ruit worden gemaakt.
Wisserbladen die strepen trekken,
met een zachte doek en een ruiten‐
reiniger reinigen.Panoramadak
Voor het reinigen nooit oplos- of
schuurmiddelen, brandstoffen,
agressieve middelen (bijv. lakreini‐ gers, acetonhoudende oplossingenetc.), zuurhoudende of sterk alka‐
lische middelen dan wel schuurspon‐
zen gebruiken. Geen was of poets‐
middelen op het panoramadak aan‐
brengen.
Velgen en banden
Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.
Velgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.
Velgen zijn gelakt en kunnen met de‐ zelfde middelen worden behandeld
als de carrosserie.
Lakschade
Geringe lakschade voordat er roest‐ vorming optreedt met een lakstift her‐
stellen. Grotere lakschade of roest‐
vorming door een werkplaats laten
herstellen.Onderstel
Sommige delen van de bodemplaat zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende was‐
laag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze/rubber materialen kun‐
nen de pvc-laag aantasten. Werk‐
zaamheden aan de bodemplaat door een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de be‐
schermende waslaag laten controle‐
ren.
Aardgasinstallatie
Stoom- of hogedrukstraal niet op de
onderdelen van de aardgasinstallatie
richten. In het bijzonder de aardgas‐ tanks en de drukkleppen op de bo‐
demplaat en het schutbord in de mo‐
torruimte beschermen.
Deze onderdelen niet behandelen
met chemische reinigers of conserve‐ ringsmiddelen.
Page 165 of 185

Verzorging van de auto163
Reiniging van de onderdelen van de
aardgasinstallatie door een voor on‐
derhoud van aardgasauto's be‐
voegde werkplaats laten uitvoeren.
Trekhaak Kogelstang niet met een stoom- of
hogedrukreiniger reinigen.
Verzorging interieur Interieur en bekleding
Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met zui‐
ver water en een zachte doek. Ge‐
bruik een reinigingsmiddel voor leder
als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays al‐
leen met een zachte, vochtige doek
reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.Het weefsel van de stof is wellicht niet
kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op lichtgekleurde bekleding. Reinig ver‐
wijderbare vlekken en verkleuringen
zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten om‐
dat geopende klittenbandsluitin‐
gen schade aan de stoelbekleding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen wor‐
den gereinigd als de carrosserie. Zo nodig een interieurreiniger gebruiken.
Geen andere middelen gebruiken.
Vooral geen oplosmiddelen of brand‐ stof. Niet schoonmaken met hoge‐
drukreinigers.
Page 166 of 185

164Service en onderhoudService en onderhoudAlgemene informatie..................164
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐
middelen en onderdelen ............165Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐
veiligheid en voor het behoud van de waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide en actuele service‐
schema voor uw auto is beschikbaar
in de werkplaats.
Service-display 3 72.
Onderhoudsintervallen -
benzine- en CNG-motoren Laat uw auto onderhouden om de
30.000 km of na 2 jaar, wat het eerst
van toepassing is.
Onderhoudsintervallen -
dieselmotoren Tenzij anders vermeld op het Driver
Information Center moet aan de auto
om de 35.000 km, of na 2 jaar, wat het
eerst voorkomt, onderhoud worden
gepleegd.Bij een zwaardere belasting, bijv. bij taxi's en politievoertuigen, geldt wel‐
licht een korter onderhoudsinterval.
Service-display 3 72.
Internationale service-
intervallen
Onderhoud van uw auto is nodig om
de 20.000 km of na 1 jaar, afhankelijk van wat zich het eerst voordoet, tenzij
anders aangegeven op het service-
display.
De internationale service-intervallen
gelden voor:
Albanië, Wit-Rusland, Bosnië-Herze‐
govina, Georgië, Macedonié, Molda‐
vië, Montenegro, Servië, Oekraïne.
Service-display 3 72.
Registraties
Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het Serviceboekje. De da‐
tum en afgelezen kilometerstand wor‐
den bevestigd met stempel en hand‐
tekening van de uitvoerende werk‐
plaats.
Page 167 of 185

Service en onderhoud165
Zorg ervoor dat het Serviceboekje
correct wordt ingevuld, omdat een
sluitend bewijs van service essentieel is bij aanspraken op garantie of good‐
will en tevens een pluspunt is bij ver‐
koop van de auto.
Service-interval met resterende
levensduur van motorolie
Het onderhoudsinterval is gebaseerd
op diverse parameters afhankelijk
van het gebruik.
Wanneer de motorolie moet worden
ververst, knippert controlelampje I
op de instrumentengroep 3 80. Af‐
hankelijk van de versie verschijnt er wellicht een bericht op het Driver In‐
formation Center 3 80.
Service-display 3 72.Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen
en smeermiddelen
Gebruik alleen producten die voldoen aan de aanbevolen specificaties.
Schade als gevolg van het gebruik
van producten die niet voldoen aan
deze specificaties, wordt niet gedekt
door de garantie.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig han‐ teren. Informatie op de verpakking in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis
van kwaliteit en viscositeit. Bij de
keuze van motorolie is kwaliteit be‐
langrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De vis‐
cositeit geeft informatie over de dikte
van de olie bij diverse temperaturen.
Dexos is de nieuwste kwaliteit motor‐ olie, en biedt optimale bescherming
voor benzine- en dieselmotoren. In‐ dien deze niet voorhanden i,s moet
motorolie van een andere gerenom‐
meerde kwaliteit worden gebruikt.
Aanbevelingen voor benzinemotoren
gelden ook voor CNG-motoren.
Selecteer de juiste motorolie op basis
van de kwaliteit en de viscositeit
3 168.
Motorolie bijvullen
Motoroliesoorten van verschillende fabrikanten en merken kunnen wor‐
den gemengd zolang ze voldoen aan de vereiste motoroliecriteria kwaliteit
en viscositeit.
Het gebruik van motorolie met alleen ACEA A1/B1 of alleen A5/B5-kwaliteit
is verboden, omdat deze in bepaalde
omstandigheden langdurige motor‐
schade kan veroorzaken.
Page 168 of 185

166Service en onderhoud
Selecteer de juiste motorolie op basis
van de kwaliteit en de viscositeit
3 168.
Extra motorolieadditieven
Het gebruik van extra motorolieaddi‐
tieven kan schade tot gevolg hebben
en de garantie ongeldig maken.
Motorolieviscositeit
De SAE-viscositeitswaarde geeft in‐
formatie over de dikte van de olie.
Multigrade-olie wordt geklasseerd
door twee cijfers, bijv. SAE 5W-30.
Het eerste cijfer, gevolgd door een W,
geeft de viscositeit bij lage tempera‐
turen, het tweede cijfer de viscositeit
bij hoge temperaturen aan.
Selecteer de juiste viscositeitswaarde 3 168.
Alle aanbevolen viscositeitswaarden
zijn geschikt voor hoge omgevings‐
temperaturen.
Koelvloeistof en antivries Gebruik alleen voor de auto goedge‐
keurde anti-vries. De hulp van een
werkplaats inroepen.Het systeem is af fabriek afgevuld
met koelvloeistof voor optimale cor‐
rosiebescherming en vorstbescher‐
ming tot een temperatuur van ca.
-28 °C. In noordelijke landen met ex‐
treem lage temperaturen biedt de af
fabriek bijgevulde koelvloeistof vor‐
stbescherming tot ca. -37 °C. Deze
concentratie dient het gehele jaar in
stand te worden gehouden.
Extra koelvloeistofadditieven die be‐
doeld zijn om extra corrosiebesten‐
digheid te bieden of om kleine lekken
te dichten kunnen functiestoringen
veroorzaken. Aansprakelijkheid voor
eventuele gevolgen van het gebruik
van extra koelvloeistofadditieven
wordt niet aanvaard.
Rem- en koppelingsvloeistof
Remvloeistof absorbeert na verloop
van tijd vocht waardoor de remmen
minder efficiënt werken. De remvloei‐ stof moet daarom na het aangegeven interval worden ververst.