Page 153 of 185

Verzorging van de auto151WieldoppenGebruik wieldoppen en banden die
door de fabriek voor de desbetref‐
fende auto zijn goedgekeurd en daar‐
mee aan alle eisen voor de desbe‐
treffende combinatie van wielen en
banden voldoen.
Indien geen wieldoppen en banden
worden gebruikt die door de fabriek
zijn goedgekeurd, mogen de banden
niet voorzien zijn van een velgbe‐
schermingsrand.
Wieldoppen mogen de koeling van de remmen niet belemmeren.9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte ban‐
den of wieldoppen kan tot plotse‐
ling drukverlies leiden met onge‐
lukken als mogelijk gevolg.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de vooras.
Fijne sneeuwkettingen gebruiken, die (inclusief kettingslot) maximaal
10 mm buiten het loopvlak en de bin‐
nenkant van de band uitsteken.
Rijd met sneeuwkettingen maximaal
50 km/u.
9 Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Bandenreparatieset
Lichte beschadigingen van het loop‐
vlak van de banden kan met de ban‐
denreparatieset worden verholpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de ban‐
den verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang zitten,
kunnen niet met de bandenreparatie‐ set worden verholpen.9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Bestuurbaarheid en rijeigen‐
schappen worden mogelijk nade‐
lig beïnvloed.
Bij bandenpech:
Handrem aantrekken en eerste of
achteruitversnelling inschakelen.
De bandenreparatieset kan onder de
voorstoel, in het handschoenenkastje
of rechts in de bagageruimte achter een klep liggen.
Page 154 of 185
152Verzorging van de auto
1.Haal de bandenreparatieset uit de
auto.
2. Verwijder de compressor. 3. Zet de compressor rechtop bij de band.
4. Ventieldop van defecte band los‐ schroeven.5. Schroef de flexibele vulslang ophet ventiel.
6. De schakelaar van de compres‐ sor moet op J staan.
7. Steek de compressorstekker in de
12V-aansluiting of de aansteke‐
raansluiting.
Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de mo‐
tor te laten draaien.8. Zet de wipschakelaar van de com‐
pressor op I. De band wordt nu
met afdichtmiddel gevuld.
9. Al het afdichtmiddel wordt in de band gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
Bandenspanning 3 175. Schakel
de compressor uit wanneer de
juiste bandenspanning is bereikt.
10. Demonteer de bandenreparatie‐ set als de druk niet binnen
5 minuten tot 1,5 bar opgelopen
is. De auto één wielomwenteling
verplaatsen. De bandenreparatie‐
set weer aansluiten en het vulpro‐ ces 5 minuten lang voortzetten.
Page 155 of 185

Verzorging van de auto153
De band is te zeer beschadigd alsde druk niet binnen nog eens
5 minuten tot 1,8 bar opgelopen
is. De hulp van een werkplaats in‐
roepen.
De compressor niet langer dan
20 minuten laten werken.
11. Maak de bandenreparatieset los. 12. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.
13. Het op de fles met afdichtmiddel aanwezige etiket met de maxi‐
maal toelaatbare snelheid in het
gezichtsveld van de bestuurder
aanbrengen.
14. De rit onmiddellijk voortzetten, zo‐
dat het afdichtmiddel zich gelijk‐
matig in de band kan verspreiden. Na ca. 10 km rijden (uiterlijk na
10 minuten) stoppen en de ban‐
denspanning controleren. Hier‐
voor de luchtslang van de com‐
pressor rechtstreeks op bandven‐
tiel en compressor schroeven.
Bij een bandenspanning hoger
dan 1,8 bar, de bandenspanning
op de voorgeschreven waarde
brengen. Procedure herhalen tot‐ dat de bandenspanning niet meer
afneemt.
Bij een bandenspanning lager
dan 1,8 bar, de auto niet meer ge‐ bruiken. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
15. Bandenreparatieset in de baga‐ geruimte opbergen.
Let op
De rijeigenschappen van de her‐ stelde band zijn veel minder goed,
laat deze band daarom vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke ver‐ hitting van de compressor, deze uit‐
schakelen en laten afkoelen.
Let op de vervaldatum van de set. Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Op de bewaarinstructies op
de fles met afdichtmiddel letten.
Gebruikte fles met afdichtmiddel
vervangen. Afvoeren volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐ ten.
De compressor en het afdichtmiddel
zijn vanaf ca. -20 °C te gebruiken.
Blik afdichtmiddel vervangen Vervang het blik afdichtmiddel als
volgt:
1. Ontkoppel de luchtslang van de compressor.
Page 156 of 185

154Verzorging van de auto
2.Til het blik linksom draaiend eruit.
3. Plaats het nieuwe blik rechtsom draaiend.
4. Sluit de luchtslang van de com‐ pressor aan op het blik en breng
de flexibele vulslang op zijn plaats
aan.
Wiel verwisselen Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 151.
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
■ Auto op een vlakke, stevige en slip‐
vrije ondergrond parkeren. Voor‐
wielen in de rechtuitstand draaien.
■ Handrem aantrekken en eerste of achteruitversnelling inschakelen.
■ Reservewiel verwijderen 3 155.
■ Nooit meerdere wielen tegelijkertijd
vervangen.
■ Gebruik de krik alleen om een wiel te wisselen in geval van banden‐
pech en niet voor de jaarlijkse mon‐
tage van winter- of zomerbanden.
■ De krik is onderhoudsvrij.
■ Bij een zachte ondergrond, een ste‐
vige plank (max. 1 cm dik) onder de
krik leggen.
■ In de op te krikken auto mogen zich
geen personen of dieren bevinden.
■ Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
■ Opgekrikte auto niet starten.
■ Reinig de wielmoeren en de draad met een schone doek voordat u het
wiel plaatst.9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
1. Wielmoerdoppen met een schroe‐
vendraaier loswippen en verwij‐
deren. Trek de wieldop met ge‐
schikt gereedschap eraf.
2. Plaats de wielsleutel goed en draai elke wielmoer met een halve
slag los.
Page 157 of 185

Verzorging van de auto155
3. Er zijn hefpunten voor en achterop de auto.
4.Zet de krik op de vereiste hoogte.
Zet deze zo onder het krikpunt dat losschieten onmogelijk is.
Plaats de krik goed en draai eraantotdat het wiel van de ondergrond
loskomt.
5. Draai de wielmoeren los.
6. Wiel verwisselen. Reservewiel 3 155.
7. Draai de wielmoeren erop.
8. Auto laten zakken.
9. Wielsleutel aanbrengen, let er hierbij op dat deze stevig vastzit
en de wielmoeren kruiselings
aanhalen. Het aanhaalkoppel is
85 Nm (stalen velg) of 120 Nm
(lichtmetalen velg).
10. Wieldop voor het aanbrengen zo verdraaien dat de ventielopeningover het bandventiel valt.
Wielmoerdoppen aanbrengen.
11. Het vervangen wiel 3 155 en het
boordgereedschap 3 146 opber‐
gen.
12. Bandenspanning en het aanhaal‐ koppel van de wielmoeren van het
gemonteerde wiel zo spoedig mo‐ gelijk controleren.
Defecte band zo spoedig mogelijk la‐
ten vervangen of repareren.
Reservewiel Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 151.
Het reservewiel kan afhankelijk van de uitvoering en de landelijke bepa‐
lingen ook als compact reservewiel
(thuiskomer) worden aangemerkt.
Page 158 of 185
156Verzorging van de autoVoorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Afhankelijk van de modelvariant zit
het reservewiel onder de vloer of in de
bagageruimte.
1. Bevestig het verlengstuk 2 aan de
wielsleutel 1. Boordgereedschap
3 146.
2. Zet de wielsleutel in de opening in
de vloer van de bagageruimte.
3. Laat het reservewiel in de vloer zakken door aan de wielsleutel te
draaien.4. Haal het reservewiel onder de auto uit.
5. Schroef knop 2 los en haal kabel‐
bevestiging 1 van het reservewiel.
Page 159 of 185
Verzorging van de auto157
6. Wiel verwisselen.
7. Plaats het vervangen wiel aan de achterkant van de auto met de
buitenkant van het wiel omlaag.
8. Steek de houder 1 door het gat in
de rand en de paspen in een van
de boutgaten en zet deze vast met knop 2.
9. Zet de wielsleutel in de opening in
de vloer van de bagageruimte en
zet het reservewiel geheel om‐
hoog door aan de sleutel te
draaien.
Defecte band zo spoedig mogelijk la‐ ten vervangen of repareren.
Auto's op CNG
Bij auto's op CNG zit het reservewiel
in de bagageruimte.
1. Schroef twee bouten met de wiel‐
sleutel los en haal het reservewiel
van de steun. Boordgereedschap
3 146.
2. Wiel verwisselen.
3. Plaats het vervangen reservewiel
op de steun en ga hierbij na of de
paspen goed uitgelijnd is.
4. Zet het reservewiel vast door de twee bouten met de wielsleutel
vast te draaien.
Defecte band zo spoedig mogelijk la‐
ten vervangen of repareren.
Page 160 of 185

158Verzorging van de auto
Draairichtingsgebonden
banden
Draairichtingsgebonden banden zo
monteren dat ze in de rijrichting afrol‐ len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool ( bijv. een pijl) op de
zijwand van de band.
Voor banden die tegen de draairich‐
ting in gemonteerd zijn geldt:
■ Rijeigenschappen worden mogelijk
nadelig beïnvloed. Defecte band zo
spoedig mogelijk laten vervangen
of repareren.
■ Bij regen en sneeuw bijzonder voorzichtig rijden.Starthulp gebruiken
Niet starten met behulp van een snel‐
lader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een andere auto.9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de ui‐
terste voorzichtigheid gebruiken.
Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat zwa‐
velzuur, dat bij direct contact letsel en schade kan veroorzaken.
■ De accu nooit aan vonken of open vuur blootstellen.
■ Een ontladen accu kan al bij een temperatuur van 0 °C bevriezen.
Bevroren accu ontdooien alvorens
hulpstartkabels aan te sluiten.
■ Bij werkzaamheden aan de accu oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
■ Hulpstartaccu met dezelfde span‐ ning (12 volt) gebruiken. De capa‐
citeit van de hulpaccu (Ah) mag niet veel minder zijn dan die van de lege
accu.
■ Hulpstartkabels met geïsoleerde aansluitklemmen en een diameter
van minstens 16 mm 2
(bij diesel‐
motoren 25 mm 2
) gebruiken.
■ De ontladen accu niet van het boordnet loskoppelen.
■ Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
■ Tijdens de hulpstart niet over de accu leunen.
■ De aansluitklemmen van de ene kabel mogen die van de andere nietraken.