Page 33 of 185
Sleutels, portieren en ruiten31Achterste zijruiten
Achterste zijruiten openen
Zet de hendel naar buiten totdat de
ruit geheel open is.
Trek de hendel naar u toe en druk
erop totdat de ruit geheel gesloten is.
Achterruitverwarming
Om in te schakelen toets Ü indruk‐
ken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Zonnekleppen
Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Afdekkingen van eventueel in de zon‐ nekleppen aanwezige make-upspie‐
gels tijdens het rijden gesloten hou‐ den.
Aan de achterkant van de zonneklep
zit een kaartjeshouder.
Page 34 of 185
32Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssystemenHoofdsteunen .............................. 32
Voorstoelen .................................. 33
Achterbank ................................... 36 Veiligheidsgordels .......................38
Airbagsysteem ............................. 41
Kinderveiligheidssystemen ..........48Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun
moet op gelijke hoogte zijn als de bo‐
venzijde van het hoofd. Is dit bij zeer
lange personen niet mogelijk, dan de
hoofdsteun in de hoogste stand zet‐
ten (bij zeer kleine personen de
hoofdsteun juist in de laagste stand
zetten).
Instellen
Hoofdsteunen voor,
hoogteverstelling
Knop aan de zijkant indrukken,
hoogte instellen en vergrendelen.
Page 35 of 185
Stoelen, veiligheidssystemen33
Hoofdsteunen achter,hoogteverstelling
Hoofdsteun omhoogtrekken of borg‐
veren indrukken om hoofdsteun te
ontgrendelen en omlaag te schuiven.
Verwijderen
Hoofdsteunen achter, verwijderen Druk beide pallen in, trek de hoofd‐
steun omhoog en verwijder deze.
Berg de verwijderde in de bagage‐
ruimte op.
Let op
Goedgekeurde accessoires mogen alleen bevestigd worden als de stoel
niet wordt gebruikt.Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
■ Met zitvlak zo ver mogelijk tegen de
rugleuning zitten. De afstand tot de
pedalen zo instellen dat de benen
bij het intrappen van de pedalen
licht gebogen zijn. De passagiers‐
stoel voor zo ver mogelijk naar ach‐ teren schuiven.
Page 36 of 185

34Stoelen, veiligheidssystemen
■ Met schouders zo ver mogelijk te‐gen de rugleuning zitten. De hoek
van de rugleuning dusdanig instel‐
len dat u het stuurwiel met licht ge‐
bogen armen kunt vastpakken. Bij
het verdraaien van het stuurwiel,
contact blijven houden tussen
schouders en rugleuning. De rug‐
leuning niet te ver laten achterover‐
hellen. De aanbevolen maximale
hellingshoek bedraagt ca. 25°.
■ Stuurwiel instellen 3 63.
■ De zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en alle
instrumenten goed kunt aflezen. Tussen hoofd en dakframe moet
minstens een handbreed tussen‐
ruimte zitten. De dijen moeten licht
op de zitting rusten, zonder druk uit te oefenen.
■ Hoofdsteun instellen 3 32.
■ Hoogte veiligheidsgordel instellen 3 39.
Stoelverstelling
Rijd alleen met goed vastgeklikte
stoelen en rugleuningen.9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Berg nooit voorwerpen onder de
stoelen op, behalve in het opberg‐
vak onder de passagiersstoel
3 56.
Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten.
Page 37 of 185
Stoelen, veiligheidssystemen35
Rugleuning voorstoelen
Aan handwiel draaien. Bij het verstel‐
len de rugleuning niet belasten.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog=stoel hogeromlaag=stoel lager
Hendel omhoog trekken en meer of
minder gewicht op stoel zetten om
deze hoger of lager te zetten.
Armsteun
Armsteun zo nodig omhoog of om‐
laag zetten.
Page 38 of 185

36Stoelen, veiligheidssystemenVerwarming
De stoelverwarming activeren door bijingeschakelde ontsteking toets ß
voor de betreffende voorstoel in te
drukken. De activering wordt aange‐
duid door de LED in de toets.
Druk de knop ß nogmaals in om de
stoelverwarming te deactiveren.
Langdurig gebruik voor personen met
een gevoelige huid wordt afgeraden.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop. Stop/Start-systeem 3 107.
Achterbank
Zitplaatsen achterin9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
Stoelen neerklappen
De bagageruimte kan worden ver‐
groot door de achterstoelen neer te
klappen.
9 Waarschuwing
Bij het opklappen van de bank
voorzichtig zijn – oppassen voor bewegende delen. Ervoor zorgendat de bank goed vastzit wanneer
deze volledig ingeklapt is.
■ Laat de hoofdsteun zakken en leg
de veiligheidsgordel aan een kant
opzij.
■ Verwijder zo nodig de bagage‐ ruimte-afdekking 3 58.
■ Trek aan de ontgrendelingshef‐
boom en klap de rugleuning naar
de zitting.
■ Trek aan het onderste bandje en klap de stoel naar voren.
Page 39 of 185

Stoelen, veiligheidssystemen37
■Zet de ingeklapte stoel rechtop vast
door het flexibele koord op het
stoelframe aan de hoofdsteun op
de achterbank te bevestigen.
Stoelen uitklappen ■ Laat de achterbank zakken door het flexibele koord los te maken ende stoel op de vloer te laten zakken.
Hierbij moet de achtersteun op het
ankerpunt zitten en goed vergren‐
deld zijn.
■ Zet de rugleuning omhoog en ver‐ stel de hoofdsteun.
■ De rugleuning is goed vastgeklikt wanneer de rode markering op de
ontgrendelingshefboom niet meer
zichtbaar is.
Stoelen verwijderen ■ Verwijder de hoofdsteun 3 32 en
verwijder zo nodig de afdekking ba‐
gageruimte 3 58.
■ Druk met de stoel rechtop op de
ontgrendelingshefboom en verwij‐
der de stoel compleet.
■ Berg de hoofdsteun achter op het stoelframe op.
Stoelen aanbrengen
■ Bevestig de voorsteunen van de stoel compleet op de ankerpunten.
■ Druk op de ontgrendelingshefboom
om te controleren of de stoel goed
vergrendeld is.
■ Haal de hoofdsteun achter uit het stoelframe.
■ Laat de stoel op de vloer zakken. Hierbij moet de achtersteun op het
ankerpunt zitten en goed vergren‐
deld zijn.
Page 40 of 185

38Stoelen, veiligheidssystemen
■ Zet de rugleuning omhoog enplaats de hoofdsteun weer.
■ De rugleuning is goed vastgeklikt wanneer de rode markering op de
ontgrendelingshefboom niet meer
zichtbaar is.9 Waarschuwing
Controleer bij het plaatsen van het
zitje of het goed op de ankerpun‐
ten zit, de vergrendelpallen goed
zijn vastgeklikt en de rugleuning
weer in de juiste stand staat.
Veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels worden bij snel optrekken of hard remmen geblok‐
keerd om de inzittenden op hun stoel te houden. Daarom neemt het gevaar
voor letsel aanzienlijk af.
9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit om‐
doen.
Inzittenden die geen gebruik ma‐
ken van de veiligheidsgordel bren‐ gen bij eventuele aanrijdingen me‐
depassagiers en zichzelf in ge‐
vaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon te‐ gelijk. Kinderveiligheidssysteem
3 48.
Alle onderdelen van het gordelsys‐
teem regelmatig op schade, veront‐
reiniging en juiste werking controle‐
ren.
Beschadigde onderdelen laten ver‐
vangen. Na een aanrijding de veilig‐
heidsgordels en de gordelspanners
door een werkplaats laten vervangen.