Page 25 of 185
Sleutels, portieren en ruiten23Kindersloten9Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Gebruik een geschikt gereedschap
en draai het kinderslot op de zijschuif‐
deur in de horizontale stand. Het por‐ tier kan van binnenuit niet geopend
worden.
Om de functie te deactiveren, draait u de kinderslotschakelaar in de verti‐
cale stand.
Portieren
Schuifdeur
Aan binnenhandgreep trekken en
deur verschuiven.
Voorzichtig
Controleer vóór het wegrijden of
de zijdeur geheel gesloten is en
dicht zit.
Centrale vergrendeling 3 21.
Voorzichtig
Open de zijschuifdeur niet wan‐
neer de tankklep nog open is.
Tanken 3 124.
Achterdeuren
Om de linker achterdeur te openen
aan de buitenste handgreep trekken.
Page 26 of 185
24Sleutels, portieren en ruiten
De deur wordt van de binnenkant ge‐
opend door de binnenste handgreep
omlaag te drukken.
De rechter achterdeur wordt ontgren‐ deld met de hendel.9 Waarschuwing
Wanneer de auto langs de kant
van de weg geparkeerd is en de
achterportieren openstaan, zijn de
achterlichten mogelijk niet te zien.
Medeweggebruikers attent makenop de auto door een gevarendrie‐
hoek te gebruiken of andere ap‐
paratuur zoals aanbevolen door
het verkeersreglement in uw land.
De deuren worden met deurvangers
onder een hoek van 90º gehouden.
Open de deuren 180° door op de klink
te drukken en deze in de gewenste
stand te openen.9 Waarschuwing
Ver openslaande deuren goed
vastzetten bij maximale opening.
Geopende deuren kunnen door de wind met kracht dichtslaan!
Altijd eerst de rechter deur sluiten en
daarna de linker deur.
Centrale vergrendeling 3 21.
Page 27 of 185
Sleutels, portieren en ruiten25Bagageruimte
Achterklep Openen
Toets onder de lijst indrukken.
9 Gevaar
Niet met een geopende of op een
kier staande achterklep rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u kijken of er boven de auto
niets in de weg zit, zoals een ga‐ ragedeur, om schade van de ach‐
terklep te voorkomen. Controleer
altijd het bewegingsgebied boven en achter de achterklep.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Sluiten
Binnenste handgreep gebruiken.
Alvorens weg te rijden controleren of
de achterklep goed dichtzit.
Centrale vergrendeling 3 21.
Page 28 of 185

26Sleutels, portieren en ruiten
Achterklep in noodsituaties van
binnenuit openen
Via ene toegangsgat (pijlen) kan het
achterklepslot met geschikt gereed‐
schap worden ontgrendeld. Druk op
de hendel rechts om de achterklep te ontgrendelen en te openen.
Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Het systeem wordt automatisch op
elk portier uitgeschakeld bij:
■ het ontgrendelen van de portieren
■ het in MAR draaien van de contact‐
sleutel
Inschakelen
Druk op de handzender twee keer op
e .
Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de con‐ tactschakelaar en het controleert of
de auto met de gebruikte sleutel mag worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Page 29 of 185

Sleutels, portieren en ruiten27
Brandt controlelamp d bij het starten,
dan is er een storing in het systeem:
de auto kan niet worden gestart. Con‐ tact uitschakelen en opnieuw probe‐
ren te starten.
Als d blijft branden, kunt u proberen
om de motor met de reservesleutel te
starten en daarna de hulp van een
werkplaats inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. De auto na het verla‐ ten altijd vergrendelen 3 21.
Controlelamp d 3 81.Buitenspiegels
Bolle vorm De bolle buitenspiegel bevat een as‐
ferisch gebied en verkleint de dode
hoek. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Handmatig verstellen
Spiegels instellen door deze in de ge‐ wenste richting te draaien.
De onderste spiegels zijn niet te ver‐stellen.
Elektrische verstelling
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren door de knop naar links _ of
rechts 6 te draaien. Beweeg daarna
de knop om de spiegel te verstellen.
In de stand o is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Page 30 of 185
28Sleutels, portieren en ruitenInklappen
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Parkeerstand U klapt de buitenspiegels in door
zachtjes op de buitenrand van de be‐
huizing te drukken, bijv. bij een
krappe parkeerplek.
Verwarmde spiegels
Om in te schakelen toets Ü indruk‐
ken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Binnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing verstellen.
Page 31 of 185

Sleutels, portieren en ruiten29Ruiten
Voorruit
Stickers op de voorruit Breng rondom de binnenspiegel geen
stickers, zoals bijv. tolvignetten of
soortgelijke stickers aan.
Handbediende ruiten
De portierruiten zijn met de handslin‐
gers te bedienen.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening in‐
schakelen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen
dat niets of niemand bekneld
raakt.
Schakel het contact in om de elek‐ trisch bediende ruiten te bedienen.
Druk de schakelaar van de desbetref‐ fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Kort induwen of uittrekken: ruit bij
vasthouden van de schakelaar gaat
in stappen omhoog of omlaag
Toets indrukken of uittrekken en los‐
laten: ruit gaat geheel omhoog of om‐ laag met geactiveerde beveiligings‐functie. U stopt de ruit door de scha‐
kelaar nogmaals in dezelfde richting te bedienen.
Bij losgetrokken contactsleutel of in
de stand STOP kunnen de ruiten na
het openen van een portier ca.
2 minuten worden bediend en worden
gedeactiveerd.
Beveiligingsfunctie Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten op weerstand, dan stopt het
sluiten onmiddellijk en beweegt de
ruit weer omlaag.
Bij het vijf keer binnen een minuut ac‐ tiveren van de beveiligingsfunctie
wordt deze gedeactiveerd. De ruiten
sluiten alleen in stappen en niet auto‐ matisch.
Activeer de ruitelektronica door de
ruiten te openen. De beveiligings‐
functie werkt weer en de ruiten wer‐
ken normaal.
Page 32 of 185

30Sleutels, portieren en ruiten
Overbelasting
Door herhaalde, snel opeenvolgende bediening wordt de stroomvoorzie‐
ning van de ruitbediening enige tijd
onderbroken.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Als de ruiten niet automatisch sluiten
(bijv. na het loskoppelen van de
accu), dan moet u de ruitelektronica
als volgt activeren:
1. Portieren sluiten.
2. Ontsteking inschakelen.
3. Trek aan de schakelaar totdat de ruit gesloten is en blijf nog eens
5 seconden eraan trekken.
4. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.Kinderbeveiliging voor
achterportierruiten
Druk op schakelaar , om elektrisch
bediende ruiten achter te deactive‐
ren.
Druk voor het activeren nogmaals
op ,.
Ruiten van de buitenzijde
bedienen
Bij het vergrendelen of ontgrendelen van de auto kunnen de ruiten van bui‐
ten de auto op afstand worden be‐
diend.
Centrale vergrendeling 3 21.
Houd de knop Ä ingedrukt om de
ruiten te openen.
Houd de knop e ingedrukt om de rui‐
ten te sluiten.
Laat de knop los om de ruit te stop‐
pen.