Page 153 of 280

Ten slotte
❒plaats het noodreservewiel in de daarvoor bestemde ruimte in de
bagageruimte;
❒berg de krik en de andere werktuigen in de gereedschapshouder
op;
❒plaats de gereedschaphouder en de werktuigen op het
noodreservewiel;
❒hermonteer de bekleding van de bagageruimte."Fix&Go Automatic" kit
Deze bevindt zich in de bagageruimte.
In deze houder zitten ook een schroevendraaier en het trekoog.
De kit bevat:
❒een busje fig. 127 met afdichtmiddel, voorzien van: een vulleiding B
en een sticker C met daarop het opschrift “max. 80 km/h” die na
reparatie op een voor de bestuurder goed zichtbare plaats moet
worden aangebracht (bv. op het instrumentenpaneel);
❒een compressor D met drukmeter en aansluitstukken;
❒een informatiefolder fig. 128 met de aanwijzingen voor een correct
gebruik van de bandenreparatiekit. Deze informatiefolder moet
worden overhandigd aan het personeel dat de band behandeld met
deze kit moet repareren;
❒een paar handschoenen in het zijvak van de compressor;
❒adapters voor het oppompen van verschillende elementen.
fig. 127A0J0112
149
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 154 of 280

BELANGRIJK Het afdichtmiddel van de snelle bandenreparatiekit werkt
bij buitentemperaturen tussen –20 °C en +50 °C. Het afdichtmiddel
heeft een houdbaarheidsdatum.
Overhandig de informatiefolder aan het personeel dat
de band zal repareren die behandeld is met de
"Fix&Go Automatic" bandenreparatiekit.
Als de band door vreemde voorwerpen lek is gelaakt, kan
de kit gebruikt worden voor beschadigingen in het
loopvlak of de schouder met een diameter van maximaal
4 mm.
Lekken en beschadigingen in de flanken kunnen niet
gerepareerd worden. Gebruik de reparatiekit niet
als de band beschadigd is geraakt door het rijden met
een lege band.
Reparatie is niet mogelijk bij schade aan de velg
(zodanige vervorming van de groef dat er lucht
weglekt). Verwijder niet het eventueel in de band
binnengedrongen voorwerp (schroef of spijker).
Bedien de compressor nooit langer dan 20 minuten
achter elkaar. Gevaar voor oververhitting. De snelle
bandenreparatiekit is niet geschikt voor definitieve
reparatie. Banden gerepareerd met de snelle bandenreparatiekit
mogen slechts tijdelijk gebruikt worden.
Laat het busje en het afdichtmiddel niet in het milieu achter.
Verwerk het busje en het afdichtmiddel overeenkomstig
de nationale en plaatselijke voorschriften.
Het busje bevat ethyleenglycol en latex: kan een
allergische reactie veroorzaken. Schadelijk bij
inslikken. Irriterend voor de ogen. In geval van
inhalatie of contact zou er geen reactie moeten optreden. Vermijd
contact met huid, ogen en kleding. Spoel bij contact onmiddellijk
uit met rijkelijk water. Vermijd braken bij inslikken. Spoel de
mond uit, drink veel water en raadpleeg onmiddellijk een arts.
Buiten bereik van kinderen bewaren. Het product mag niet
gebruikt worden door astmapatiënten. Adem de dampen niet in
tijdens het inbrengen en oppompen. Raadpleeg onmiddellijk
een arts bij allergische reacties. Bewaar het busje in zijn houder,
uit de buurt van warmtebronnen. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum. Vervang het busje als het vervallen
afdichtmiddel bevat.
fig. 128A0J0113
150
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 155 of 280

OPPOMPEN
Doe de beschermende handschoenen aan die bij de
bandenreparatiekit zijn geleverd.
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan, draai de ventieldop los, neem de vulleiding A
fig. 129 uit en draai de ringmoer B op het ventiel van de band;
❒controleer of schakelaar A fig. 130 voor de compressor in stand 0
(uit) staat, start de motor, steek de stekker A fig. 131 in het
stopcontact op de tunnelconsole en schakel de compressor in door
schakelaar A fig. 130 in stand I (aan) te zetten;
❒pomp de band op tot de juiste bandenspanning, vermeld in de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk "Technische gegevens", is
bereikt. Controleer de bandenspanning op de drukmeter B fig. 130;
doe dit bij uitgeschakelde compressor om een preciezere aflezing
te verkrijgen;❒als het na 5 minuten nog steeds niet mogelijk is om minstens 1,8 bar
te krijgen, koppel dan de compressor van het ventiel en het
stopcontact af en verplaats vervolgens de auto ongeveer 10 meter
naar voren of naar achteren, zodat de afdichtvloeistof zich
gelijkmatig in de band kan verdelen; pomp de band vervolgens
weer op;
fig. 129A0J0214
fig. 130A0J0114
fig. 131A0J0116
151
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 156 of 280

❒als na deze handeling nog steeds geen 1,8 bar wordt verkregen
binnen 5 minuten na inschakeling van de compressor, rij dan niet
verder maar neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk;
❒stop na ongeveer 10 minuten en controleer opnieuw de
bandenspanning; vergeet de handrem niet aan te trekken;
❒als een spanning van minstens 1,8 bar wordt gemeten, herstel dan
de correcte bandenspanning (bij draaiende motor en aangetrokken
handrem), ga weer rijden en rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde garage van het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Breng de sticker op een voor de bestuurder goed
zichtbare plaats aan, om eraan te herinneren dat de
band behandeld is met de snelle bandenreparatiekit.
Rijd voorzichtig, met name in bochten. Rijd niet harder dan 80
km/h. Vermijd bruusk accelereren en remmen.
Rij niet verder als de bandenspanning onder 1,8 bar is
gedaald: de Fix&Go Automatic snelle
bandenreparatiekit kan de vereiste wegligging niet
garanderen omdat de band te ernstig beschadigd is. Raapleeg
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Informeer de dealer dat de band gerepareerd is met
de snelle bandenreparatiekit. Overhandig de
informatiefolder aan het personeel dat de band zal
repareren die behandeld is met de snelle bandenreparatiekit.
BANDENSPANNING CONTROLEREN EN
HERSTELLEN
De compressor kan ook gebruikt worden voor het controleren en
eventueel herstellen van de bandenspanning.
Maak de snelkoppeling A fig. 132 los en verbind deze rechtstreeks
met de ventieldop van de op te pompen band.
fig. 132A0J0225
152
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 157 of 280

BUSJE MET AFDICHTMIDDEL
VERVANGEN
Ga als volgt te werk:
❒maak de stekker A fig. 133 en de leiding B los;
❒draai het te vervangen busje linksom en trek het omhoog;
❒breng het nieuwe busje aan en draai het rechtsom;
❒plaats stekker A en leiding B in hun houders.
EEN LAMP VERVANGEN
ALGEMENE INSTRUCTIES
❒Controleer alvorens een lamp te vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
❒vervang defecte lampen door exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
❒controleer na vervanging van een gloeilamp in de koplamp altijd of
de koplampafstelling goed is;
❒als een lamp niet functioneert, controleer dan of de betreffende
zekering is doorgebrand alvorens de lamp te vervangen. Om de
zekeringen te vinden wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit hoofdstuk.
Raak alleen het metalen gedeelte van halogeenlampen
aan. Het aanraken van de bol met de vingers kan de
lichtopbrengst en de levensduur van de lamp reduceren.
Als de bol per ongeluk toch wordt aangeraakt, moet hij worden
schoongewreven met een doekje gedrenkt met alcohol en vervolgens
laten drogen.
fig. 133A0J0115
153
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 158 of 280
Wijzigingen of reparaties aan het elektrisch systeem
die niet correct zijn uitgevoerd en waarbij geen
rekening wordt gehouden met de technische
systeemgegevens, kunnen storingen in de werking en zelfs
brand tot gevolg hebben.
In halogeenlampen bevindt zich gas onder druk. Als ze
breken, kunnen er glassplinters wegschieten.
BELANGRIJK Bij een lage temperatuur en of bij een hoge
luchtvochtigheidsgraad kan de binnenzijde van de koplamp een
beetje beslagen zijn. Dit is geen defect maar een natuurlijk
verschijnsel dat veroorzaakt wordt door de temperatuur- en
vochtverschillen tussen de binnen- en buitenzijde van het glas, en
dat geen enkele nevenwerking heeft op de normale werking van de
lichten. Deze aanslag verdwijnt geleidelijk aan (van het midden
tot de randen) zodra de koplampen worden ingeschakeld.
154
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 159 of 280
TYPEN LAMPEN
De auto heeft de volgende typen lampen:
Volglas lampen:(type A) klemmontage. Trek om te verwijderen.
Lamp met bajonet-sluiting:(type B) druk de lamp ietwat in en draai
linksom om hem uit de houder te verwijderen.
Buislampen:(type C) trek de lamp uit de veercontacten om hem te
verwijderen.
Halogeenlampen:(type D) haak de borgveer los om de lamp uit de
zitting te verwijderen.
Halogeenlampen:(type E) haak de borgveer los om de lamp uit de
zitting te verwijderen.
155
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 160 of 280
Lampen Type Vermogen Zie Figuur
Parkeer-/dagverlichting W21/5W 5/21W A
Stadslichten achter LED – –
Dimlichten H7 55W D
Grootlicht H7 55W D
Richtingaanwijzers voor 24W module 24W B
Richtingaanwijzers achter P21W 21W B
Richtingaanwijzers op flanken WY5W 5W A
Remlichten LED – –
Derde remlicht LED – –
Kentekenverlichting W5W 5W A
Mistlampen H1 55W E
Mistachterlichten P21W 21W B
Achteruitrijlichten P21W 21W B
Plafondverlichting voor C10W 10W C
Bagageruimteverlichting W5W 5W A
Dashboardkastverlichting C5W 5W C
Instaplichten in de spiegels W5W 5W A
156
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER