Wij hebben uw auto ontworpen en gebouwd en kennen er dan ook werkelijk elk detail en onderdeel van.
In de erkende Alfa Romeo Service garagesbieden rechtstreeks door ons opgeleide technici u kwaliteit
en professionaliteit voor alle onderhoudswerken.
De Alfa Romeo garages staan altijd tot uw beschikking voor het periodieke onderhoud, de seizoenscontroles
en voor praktische adviezen door onze deskundigen.
Met de Originele Alfa Romeo-onderdelen behoudt u steeds de betrouwbaarheid,
het comfort en de prestaties van uw nieuwe wagen: daarvoor heeft u ook voor deze wagen gekozen.
Vraag altijd om Originele Onderdelen voor de componenten in onze auto's; wij bevelen u deze aan omdat ze het resultaat
zijn van ons engagement bij de research en de ontwikkeling van uiterst innovatieve technologieën.
Vertrouw daarom op Originele Onderdelen omdat zij alleen specifiek door Alfa Romeo
voor uw auto ontworpen zijn.
VEILIGHEID:
REMSYSTEEMECOLOGIE: ROETFILTERS,
ONDERHOUD AIRCONDITIONINGCOMFORT: WIELOPHANGING
EN RUITENWISSERS PERFORMANCE: BOUGIES,
INSPUITVENTIELEN EN ACCU'SLINEACCESSORI:
STANGEN IMPERIAAL, VELGEN
WAAROM KIEZEN VOOR
ORIGINELE ONDERDELEN
Cop Alfa Mito NL QUAD 13/03/14 15.42 Pagina 2
Start&Stop systeem uitschakelen
❒Versies met multifunctionele display:er wordt een melding getoond
wanneer het Start&Stop-systeem wordt uitgeschakeld.
❒Versies met herconfigureerbare multifunctionele display:het symbool
en een melding worden getoond wanneer het Start&Stop-
systeem wordt uitgeschakeld.
Als het systeem is uitgeschakeld, gaat het
lampje op het
instrumentenpaneel branden. Er worden, bij bepaalde versies/
markten, ook een bericht en een symbool weergegeven als het systeem
in- of uitgeschakeld wordt.
OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ DE
MOTOR NIET WORDT AFGEZET
Bij ingeschakeld systeem wordt, om redenen van comfort,
emissiecontrole en veiligheid, de motor niet afgezet onder de volgende
omstandigheden:
❒nog koude motor;
❒buitengewoon lage buitentemperatuur;
❒onvoldoende acculading;
❒bezig met regeneratie van het roetfilter (DPF) (alleen bij
dieselmotoren);
❒bestuurdersportier niet gesloten;
❒veiligheidsgordel van de bestuurder niet omgelegd;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij het parkeren);
❒bij versies met dual zone automatische klimaatregeling (voor
bepaalde versies/markten), wanneer een comfortabele temperatuur
in het interieur moet worden bereikt of bij ingeschakelde MAX-DEF
functie;
❒tijdens de inrijperiode, als het systeem wordt geïnitialiseerd.
Als een comfortabele temperatuur prioritair is, dan kan het
Start&Stop-systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ DE
MOTOR HERSTART
Bij ingeschakeld systeem wordt, om redenen van comfort,
emissiecontrole en veiligheid, de motor niet afgezet onder de volgende
omstandigheden:
❒onvoldoende acculading;
❒onvoldoende onderdruk in het remsysteem (bijvoorbeeld na
meermaals intrappen van het rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld als bergaf wordt gereden);
❒als de motor langer dan circa 3 minuten is afgezet door het
Start&Stop-systeem;
❒bij versies met dual zone automatische klimaatregeling (voor
bepaalde versies/markten), wanneer een comfortabele temperatuur
in het interieur moet worden bereikt of bij ingeschakelde MAX-DEF
functie.
Wanneer een versnelling is ingeschakeld, kan de motor alleen
automatisch worden gestart door het koppelingspedaal helemaal in te
trappen. De start wordt aan de bestuurder gemeld met een bericht
en, voor bepaalde versies/markten, gaat het symbool
op de
display knipperen.
Opmerkingen
Als de bestuurder het koppelingspedaal niet intrapt, kan de motor, 3
minuten na het afzetten, alleen m.b.v. de contactsleutel worden gestart.
97
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Sluiten
Breng de dop (compleet met sleutel) na het tanken aan en draai hem
rechtsom tot de aanslag. Draai vervolgens de sleutel rechtsom en
verwijder hem, sluit dan het klepje.
De hermetische afsluiting kan een lichte toename van de druk in de
tank veroorzaken. Een eventueel ontluchtingsgeluid wanneer de dop
wordt losgedraaid is dus volkomen normaal.
Breng geen open vuur of brandende sigaretten in de
buurt van de vulopening van de tank: brandgevaar.
Kom niet te dicht met het gezicht bij de vulopening, om
geen schadelijke dampen in te ademen.
MILIEUBESCHERMING
Benzinemotoren hebben de volgende emissiereductiesystemen:
katalysator, lambda sensoren en brandstofverdampingsregelsysteem
Dieselmotoren hebben de volgende emissiereductiesystemen:
oxidatiekatalysator, katalysator, uitlaatgasrecirculatie (EGR) en
dieselroetfilter (DPF).
DIESELROETFILTER (DPF)
(Dieselroetfilter)
(voor bepaalde versies/markten)
Het dieselroetfilter is een mechanisch filter in het uitlaatsysteem dat
roetdeeltjes in de uitlaatgassen van dieselmotoren opvangt.
Het dieselroetfilter is nodig om praktisch alle roetdeeltjes op te vangen
overeenkomstig de huidige en toekomstige regelgeving en normen.
Tijdens normale rijomstandigheden registreert de elektronische
regeleenheid een reeks gegevens (bijv. reistijd, type route,
temperaturen, etc.) en berekent vervolgens hoeveel roetdeeltjes door
het filter zijn opgevangen.
Aangezien dit filter roetdeeltjes opvangt, moet het regelmatig
geregenereerd (gereinigd) worden om de roetdeeltjes te kunnen
verbranden.
De regeneratie wordt automatisch geregeld door de elektronische
motorregeleenheid afhankelijk van de toestand van het roetfilter en de
gebruiksomstandigheden van het voertuig.
Tijdens de regeneratie kan er een beperkte toename van de stationaire
motorsnelheid optreden, kan de ventilator geactiveerd worden, kunnen
de rookgassen iets toenemen en kunnen er hoge uitlaattemperaturen
optreden.
109
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren 12345678910
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil
controleren, schoonmaken en mechanismen smeren●●●●●
Slag van handrem controleren en zo nodig afstellen●●●●●
Conditie en slijtage van remblokken van schijfremmen voor/achter
visueel controleren●●●●●●●●●●
Visueel de conditie controleren van de getande distributieriem
(behalve Turbo TwinAir-versies)●
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel controleren●
Olieniveau van de Alfa TCT regeling controleren en eventueel
bijvullen (voor bepaalde versies/markten)
(1)●●●●●
Motorolie en oliefilter vervangen
(2)●●●●●
Bougies vervangen
(3)●●●●●
(1) Jaarlijks uit te voeren controle voor auto's in landen met zeer strenge klimaten (koude landen).
(2) Als het voertuig voornamelijk binnen de bebouwde kom gebruikt wordt of wanneer het aantal jaarlijks afgelegde kilometers minder dan 10.000 bedraagt, moeten
de motorolie en het oliefilter elk jaar vervangen worden.
(3) Voor 1.4 Turbo MultiAir versies zijn de volgende zaken zijn van vitaal belang om de correcte werking te verzekeren en om ernstige schade aan de motorte
voorkomen: gebruik uitsluitend bougies die speciaal gecertificeerd zijn voor deze motoren; alle bougies moeten van hetzelfde type en merk zijn (ziede paragraaf
“Motor” in het hoofdstuk “Technische gegevens”); houd u zich strikt aan de vervangingsintervallen van de bougies die vermeld zijn in het Geprogrammeerde
Onderhoudsschema. Het wordt aanbevolen contact op te nemen met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de bougies te laten vervangen.
176
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren 12345678910
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen
(4)●
Getande distributieriem vervangen
(met uitzondering van TwinAir Turbo versies)
(4)●
Re air cleaner cartridge
(5)●●●●●
Remvloeistof vervangen●●●●●
O●O●O●O●O●
(4) Voor gebieden waar weinig stof is wordt een maximale kilometerstand van 120.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand moet de riem eens per 6 jaar
worden vervangen.
In stoffige omgevingen en/of gebruik van het voertuig onder zware omstandigheden (koude klimaten, gebruik in de stad, periodes van langdurige stilstand): wordt
een maximale kilometerstand van 60.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand, moet de riem om de 4 jaar vervangen worden.
177
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
mvloeistof
(5) As het voertuig gebruikt wordt in stoffige omgevingen, moet dit filter om de 15.000 km vervangen worden.
(O) Aanbevolen werkzaamheden
(●) Verplichte werkzaamheden
Interieurfilter vervangen(5)
PERIODIEKE CONTROLES
Elke 1.000 km of vóór een lange reis controleren en eventueel
bijvullen:
❒niveau motorkoelvloeistof, remvloeistof en ruitensproeiervloeistof;
❒conditie en spanning banden;
❒werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, etc.);
❒werking ruitenwissers/-sproeiers en stand/slijtage wisserbladen
voor/achter.
Elke 3.000 km controleren en eventueel bijvullen: motorolieniveau.
INTENSIEF GEBRUIK VAN DE
AUTO
Als vooral een intensief gebruik van de auto wordt gemaakt, zoals:
❒het trekken van aanhangers of caravans;
❒het rijden op stoffige wegen;
❒talrijke korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
❒vaak lang stationair draaiende motor of lange afstanden bij lage
snelheden of als de auto lang niet wordt gebruikt;
dan moeten de volgende controles vaker worden uitgevoerd dan is
aangegeven in het Geprogrammeerd onderhoudsschema:
❒remblokken van schijfremmen voor op conditie en slijtage
controleren;
❒slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil
controleren, schoonmaken en mechanismen smeren;
❒visueel de toestand controleren van: motor, versnellingsbak,
transmissie, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem)
en rubber elementen (hoezen, balgen, bussen enz.);
❒laadtoestand accu en niveau accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
❒conditie van aandrijfriemen hulporganen visueel controleren;
❒motorolie en oliefilter controleren en zo nodig vervangen;
❒pollenfilter controleren en zo nodig vervangen;
❒luchtfilter controleren en zo nodig vervangen.
180
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
MOTOROLIE
Controleer of het oliepeil tussen de referentietekens MIN en MAX staat
op de peilstok A.
Als het oliepeil dichtbij of onder het referentieteken MIN staat, olie
toevoegen via vulopening B tot het peil het referentieteken MAX
bereikt.
Het oliepeil mag het referentieteken MAX nooit
overschrijden.
1.4 Benzine, 1.4 Turbo MultiAir, 1.3 JTDM-2, 1.6 JTDMversies
Neem de oliepeilstok A uit, maak hem schoon met een niet pluizende
doek en breng hem weer in. Neem de peilstok weer uit en controleer
of het peil zich tussen het MIN- en MAX-teken op het reservoir bevindt.
Turbo TwinAir versies
De motoroliepeilstok A is in de dop B geïntegreerd. Draai de dop los,
maak de peilstok schoon met een niet pluizende doek, plaats de
peilstok terug en draai de dop vast.
Draai de dop weer los en controleer of het motoroliepeil zich tussen
het MIN- en MAX-teken op de peilstok bevindt.
Motorolieverbruik
Gewoonlijk ligt het maximale motorolieverbruik op 400 gram per
1000 km. Tijdens de eerste gebruiksperiode van de auto, moet de
motor worden ingereden. Daarom is het motorolieverbruik pas stabiel
na de eerste 5.000 - 6.000 km.
Vul geen olie bij met andere kenmerken dan de olie
waarmee de motor is gevuld.
Uitgewerkte motorolie en oude motoroliefilters bevatten
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu. Neem contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de olie en filters
te laten vervangen.
MOTORKOELVLOEISTOF
Draai, als het niveau te laag is, de reservoirdop C los en vul de
vloeistof bij zoals vermeld in het hoofdstuk "Technische gegevens".
Het motorkoelsysteem moet worden gevuld met PARAFLUUP
antivries. Vul koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als
de koelvloeistof waarmee het koelsysteem reeds is gevuld.
PARAFLU
UPmag niet met andere typen vloeistoffen worden gemengd.
Mocht dit toch gebeuren, start de motor dan in geen geval. Raapleeg
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de dop,
indien nodig, uitsluitend door een andere originele
dop, anders kan de werking van het systeem in
gevaar gebracht worden. Verwijder de dop van het reservoir niet
als de motor heet is: u loopt het risico van brandwonden.
187
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VULINHOUDEN
Turbo TwinAir 1.4 BenzineVoorgeschreven brand-
stof en originele smeer-
middelen liter kg liter kg
Brandstoftank 45 – 45 –Loodvrije benzine met
octaangetal van ten minste 95
RON (specificatie EN228) inclusief een reserve van 5 - 7 – 5 - 7 –
Motorkoelsysteem (met
klimaatregeling)5,4 5,3 5,2 4,6Mengsel van 50% gedestilleerd
water en 50% PARAFLU
UP
vloeistof(*)
Carterpan 2,8 2,5 2,7 2,3SELENIA DIGITEK P.E.
(Turbo TwinAir versies)
SELENIA StAR P.E.
(1.4 Benzineversies) Carterpan en filter 3,3 2, 2,9 2,5
Versnellingsbak-/differentieelhuis 1,65 1,5 1,6 1,4TUTELA TRANSMISSION
GEARFORCE
Hydraulisch remcircuit met ABS
antiblokkeersysteem0,53 0,5 0,53 0,5 TUTELA TOP 4
Ruitensproeier/achterruitsproeier/
koplampsproeier vloeistofreservoir
(**)
2,2 (4,5) 1,9 (4,0) 2,8 (4,6) 2,5 (4,1)Mengsel van water en TUTELA
PROFESSIONAL SC 35
(*) Onder zeer strenge klimaatcondities is een mengsel van 60%UPen 40% gedemineraliseerd water aanbevolen.
(**) Het getal tussen haakjes heeft betrekking op versies met koplampsproeiers
224
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
8