WEGWIJS IN UW AUTO
DASHBOARD
De aanwezigheid en de plaats van de bedieningselementen, de instrumenten en de lampjes kunnen variëren afhankelijk van de verschillende
versies.
1. Luchtroosters voor ontwaseming van de zijruiten 2. Verstelbare luchtstroomroosters 3. Bedieningshendel buitenverlichting 4. Instrumentenpaneel
5. Bedieningshendel ruitenwissers voor/achter en tripcomputer 6. Autoradio (voor bepaalde uitvoeringen/markten) 7. Verstelbare luchtroosters
8. Waarschuwingsknipperlichten, knop portiervergrendeling/-ontgrendeling 9. Frontairbag passagierszijde 10. Dashboardkastje
11. Bedieningsorganen voor verwarming/ventilatie/klimaatregeling 12. Versnellingspook 13. "Alfa DNA"-systeem 14. Contactslot 15. Knie-airbag
bestuurderszijde (voor bepaalde versies/markten) 16. Frontairbag bestuurderszijde 17. Cruise control-hendel (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
18. Toegangsklepje zekeringenkast 19. Paneel met diverse bedieningsknoppen.
fig. 1A0J0330
3
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Cruise control (groen)
(voor bepaalde versies/markten)
Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt gedraaid, gaat dit
lampje branden. Het moet doven kort nadat de Cruise Control functie
is uitgeschakeld.
Het lampje gaat branden wanneer de draaiknop van de cruise control
in de stand ON wordt gedraaid (zie de paragraaf “Cruise Control”
in dit hoofdstuk).
De display toont een speciale melding.
bezig met regeneratie DPF
(roetfilter) (alleen
dieselmotoren met DPF) (geel)
Door de contactsleutel in de stand MAR te draaien, gaat het lampje op
het instrumentenpaneel branden. Enkele seconden na het starten van
de motor moet dit lampje doven.
Het lampje gaat continu branden om de bestuurder te waarschuwen
dat het DPF systeem bezig is met het verwijderen van de opgehoopte
vervuilende deeltjes (roet) middels regeneratie.
Het lampje zal niet bij elk DPF-regeneratieproces branden, maar
alleen als de rijomstandigheden van die aard zijn dat de bestuurder
hiervan op de hoogte zou moeten zijn. De auto moet tot aan het einde
van het regeneratieproces in beweging blijven opdat het lampje
dooft.
Een regeneratieproces duurt gemiddeld 15 minuten. De optimale
omstandigheden om het proces te voltooien worden bereikt door te
rijden aan 60 km/h en met een toerental van meer dan 2000 tpm.Als dit lampje gaat branden, wijst dit niet op een storing in het
voertuig en dus hoeft het niet naar een werkplaats worden gebracht.
Bij sommige versies verschijnt ook een melding op de display wanneer
het lampje brandt.
Pas de rijsnelheid aan de verkeerscondities en
weersomstandigheden aan en neem de
wegenverkeerswetgeving in acht. De motor afzetten
terwijl het DPF lampje brandt is toegestaan, maar het meermaals
onderbreken van het regeneratieproces kan leiden tot voortijdig
kwaliteitsverlies van de motorolie. Daarom wordt aanbevolen
altijd te wachten tot het lampje is gedoofd alvorens de motor af
te zetten, zoals hierboven is beschreven. Het wordt sterk
afgeraden de DPF-generatie bij stilstaand voertuig te voltooien.
Snelheidslimiet overschreden
(rood)
(voor bepaalde versies/markten)
Dit lampje (voor bepaalde versies/markten) gaat branden zodra de
voertuigsnelheid boven 120 km/h komt.
Zodra de voertuigsnelheid boven in de Set-up Menu ingestelde limiet
komt (bv. 120 km/h), wordt bij sommige versies een melding en
een symbool op de display weergegeven en weerklinkt een
geluidssignaal.
13
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
CRUISE-CONTROL
(voor bepaalde versies/markten)
ALGEMENE INFORMATIE
Dit is een elektronisch geregeld hulpsysteem, waarmee de auto (bij een
snelheid boven 30 km/h) op lange, rechte en droge wegen met
weinig veranderingen qua rijomstandigheden (bijv. snelwegen), met
een constante, vooraf ingestelde snelheid blijft rijden zonder het
gaspedaal te hoeven bedienen.
Het gebruik van de cruise-control wordt dus niet aanbevolen op
buitenwegen met druk verkeer. Gebruik het systeem niet in de stad.
INSCHAKELEN VAN HET SYSTEEM
Zet de draaischakelaar A fig. 38 in de stand ON.
Het systeem kan niet worden ingeschakeld als het voertuig in de 1
e
versnelling of in de achteruit staat. Het is raadzaam om het systeem in
te schakelen vanaf de 5eversnelling of hoger.Op afdalingen kan de snelheid bij ingeschakelde cruise-control iets
hoger liggen dan de opgeslagen snelheid.
Wanneer het systeem ingeschakeld is, knippert het
controlelampje
en er verschijnt een melding op de display (voor bepaalde versies/
markten).
DE SNELHEID VAN DE AUTO OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
❒zet de draaischakelaar A fig. 38 op ON en trap het gaspedaal in
om de gewenste snelheid te bereiken.
❒beweeg de hendel ten minste één seconde omhoog (+) en laat deze
vervolgens los: de snelheid wordt opgeslagen en het gaspedaal kan
losgelaten worden.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de snelheid gewoon
verhoogd worden door het gaspedaal in te trappen: als het gaspedaal
vervolgens wordt losgelaten, keert de auto terug naar de eerder
opgeslagen snelheid.
DE OPGESLAGEN SNELHEID
OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door bijvoorbeeld het intrappen van
het rem- of koppelingspedaal, kan de opgeslagen snelheid als volgt
worden opgeroepen:
❒geef geleidelijk gas totdat een snelheid in de buurt van de
opgeslagen snelheid wordt bereikt;
❒schakel de versnelling in die ingeschakeld was op het moment dat
de snelheid werd opgeslagen;
❒druk op de RES-knop (B fig. 38).
fig. 38A0J0065
65
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DE OPGESLAGEN SNELHEID
VERHOGEN
Trap het gaspedaal in en sla de nieuwe snelheid op of beweeg de
hendel omhoog (+).
Elke beweging van de hendel komt overeen met een verhoging van de
snelheid van ongeveer 1 km/h; als de hendel omhoog wordt
gehouden, dan neemt de snelheid traploos toe.
DE OPGESLAGEN SNELHEID VERLAGEN
Schakel het systeem uit en sla de nieuwe snelheid op of beweeg de
hendel omlaag (–) tot de nieuwe snelheid is bereikt. De nieuwe
snelheid wordt automatisch opgeslagen.
Elke beweging van de hendel komt overeen met een kleine verlaging
van de snelheid van ongeveer 1 km/h; als de hendel omlaag wordt
gehouden, dan neemt de snelheid traploos af.
UITSCHAKELEN VAN HET SYSTEEM
Het systeem uitschakelen:
- zet de draaischakelaar A fig. 38 op OFF;
of
- zet de motor af;
of
- druk het rem-, koppelings- of gaspedaal in; in het laatste geval wordt
het systeem eigenlijk niet uitgeschakeld, maar wordt voorrang aan
het acceleratieverzoek gegeven. Het systeem blijft actief, zonder de
noodzaak om de RES-knop te bedienen om na het accelereren naar de
vorige toestand terug te keren.Automatische uitschakeling
Het systeem schakelt in de volgende gevallen automatisch uit:
❒als het ABS- of het ESC-systeem ingrijpt;
❒bij een autosnelheid onder de ingestelde limiet;
❒in geval van een systeemstoring.
Als met actieve cruise-control wordt gereden, mag de
versnellingspook nooit in de vrijstand worden gezet.
Draai bij een storing of defect van het systeem de
draaischakelaar A fig. 38 naar OFF en neem contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
66
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ALFABETISCH REGISTER
Aanhangers trekken ........................... 139
– Montage van de trekhaak ................ 139
Aansteker ............................................ 72
ABS .................................................... 89
– Inschakeling van het systeem ............ 89
– Mechanical Brake Assist................... 89
Accu ................................................... 189
– advies voor verlengen levensduur ..... 189
– vervangen ...................................... 189
Accu (opladen) .................................... 171
Achterruitsproeier
– vloeistofniveau achterruitsproeier ...... 188
Achterruitsproeier/-wisser..................... 64
Achterruitwisser
– wisserbladen................................... 192
– wisserblad vervangen ...................... 193
Achteruitkijkspiegels ............................. 47
– Binnenspiegel.................................. 47
– Buitenspiegels ................................. 47
Afmetingen .......................................... 219
Afsluiter van de brandstoftoevoer .......... 70
Alarmknipperlichten ............................. 69
"Alfa DNA"-systeem ........................... 92– Inschakeling/uitschakeling
“All Weather” modus ....................... 94
– Inschakeling/uitschakeling
“Dynamic” modus ........................... 93
– “Natural” Modus ............................. 93
– Rijmodussen.................................... 92
Alfa romeo code systeem .................... 34
Armsteun voor ..................................... 71
Asbak ................................................. 73
ASR systeem (AntiSlip Regulation) ......... 90
Automatische dual-zone
klimaatregeling .................................. 53
Bagageruimte .................................... 81
– Achterklep openen in geval van
nood .............................................. 82
– Bagageruimte openen...................... 81
– Bagageruimte sluiten ....................... 82
– Bagageruimte uitbreiden .................. 82
– Initialisatie bagageruimte ................. 82
Bagageruimteverlichting
– lamp vervangen .............................. 160
Banden
– bandenspanning ............................. 217
– de bandenmaat lezen ...................... 212
– Fix&Go Automatic (kit) .................... 149
– standaard banden ........................... 215– winterbanden.................................. 215
Banden - onderhoud............................. 191
Bedieningselementen ............................ 69
Bedieningsknoppen .............................. 22
Bougies (type) ...................................... 203
Brake Assist ......................................... 91
Brandblusser ........................................ 74
Brandstofbesparing .............................. 137
Brandstofmeter ..................................... 6
Brandstoftoevoer .................................. 209
Brandstofverbruik ................................. 230
Buitenverlichting ................................... 59
– Linker hendel .................................. 59
Carrosserie
– bescherming tegen atmosferische
invloeden........................................ 195
– garantie ......................................... 195
– onderhoud ...................................... 195
CBC (Cornering Brake Control)
systeem ............................................. 91
Centrale portiervergrendeling................ 70
CO2-emissie ........................................ 232
Code-card ........................................... 35
Contactslot........................................... 42
– Stuurslot ......................................... 42
Cruise-control ...................................... 65
269
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER