Page 113 of 280

Sluiten
Breng de dop (compleet met sleutel) na het tanken aan en draai hem
rechtsom tot de aanslag. Draai vervolgens de sleutel rechtsom en
verwijder hem, sluit dan het klepje.
De hermetische afsluiting kan een lichte toename van de druk in de
tank veroorzaken. Een eventueel ontluchtingsgeluid wanneer de dop
wordt losgedraaid is dus volkomen normaal.
Breng geen open vuur of brandende sigaretten in de
buurt van de vulopening van de tank: brandgevaar.
Kom niet te dicht met het gezicht bij de vulopening, om
geen schadelijke dampen in te ademen.
MILIEUBESCHERMING
Benzinemotoren hebben de volgende emissiereductiesystemen:
katalysator, lambda sensoren en brandstofverdampingsregelsysteem
Dieselmotoren hebben de volgende emissiereductiesystemen:
oxidatiekatalysator, katalysator, uitlaatgasrecirculatie (EGR) en
dieselroetfilter (DPF).
DIESELROETFILTER (DPF)
(Dieselroetfilter)
(voor bepaalde versies/markten)
Het dieselroetfilter is een mechanisch filter in het uitlaatsysteem dat
roetdeeltjes in de uitlaatgassen van dieselmotoren opvangt.
Het dieselroetfilter is nodig om praktisch alle roetdeeltjes op te vangen
overeenkomstig de huidige en toekomstige regelgeving en normen.
Tijdens normale rijomstandigheden registreert de elektronische
regeleenheid een reeks gegevens (bijv. reistijd, type route,
temperaturen, etc.) en berekent vervolgens hoeveel roetdeeltjes door
het filter zijn opgevangen.
Aangezien dit filter roetdeeltjes opvangt, moet het regelmatig
geregenereerd (gereinigd) worden om de roetdeeltjes te kunnen
verbranden.
De regeneratie wordt automatisch geregeld door de elektronische
motorregeleenheid afhankelijk van de toestand van het roetfilter en de
gebruiksomstandigheden van het voertuig.
Tijdens de regeneratie kan er een beperkte toename van de stationaire
motorsnelheid optreden, kan de ventilator geactiveerd worden, kunnen
de rookgassen iets toenemen en kunnen er hoge uitlaattemperaturen
optreden.
109
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 114 of 280
Dit is normaal en heeft geen negatieve invloed op de normale
rijeigenschappen van het voertuig of op het milieu. Raadpleeg, als het
betreffende bericht wordt weergegeven, de paragraaf "Lampjes en
berichten".
Onder normale gebruiksomstandigheden worden de
katalysator en het dieselroetfilter (DPF) zeer warm.
Parkeer het voertuig dus niet boven licht ontvlambaar
materiaal (gras, droge bladeren, dennennaalden enz.):
brandgevaar.
110
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 115 of 280

VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel moet omgelegd worden terwijl men goed rechtop,
met de rug tegen de rugleuning zit. Pak, om de gordel om te leggen,
de gesp A fig. 89 en steek deze in de sluiting B, totdat de klik van
het vergrendelen wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel blijft blokkeren, laat hem dan een
stukje teruglopen en trek hem vervolgens langzaam uit.
Druk, om de gordel los te maken, op de knop C. Begeleid de gordel
tijdens het teruglopen met de hand, zodat hij niet draait.
Druk tijdens het rijden nooit op de knop C fig. 89.
De achterbank is voorzien van driepuntsveiligheidsgordels met
rolautomaat. Leg de achterste veiligheidsgordels om zoals
getoond in fig. 90.
Onthoud dat passagiers op de achterbank die geen
gordel dragen bij een ongeval blootgesteld worden
aan een groot risico en bovendien een gevaar
opleveren voor de inzittenden voorin.
BELANGRIJK De rugleuning is correct vergrendeld als de rode streep B
fig. 91 op de hendel voor het neerklappen van de rugleuning A
onzichtbaar is. Deze rode streep geeft aan dat de rugleuning niet is
vergrendeld.
fig. 89A0J0101fig. 90A0J0102
111
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 116 of 280

BELANGRIJK Als de achterbankleuning na het neerklappen weer in de
normale stand wordt geplaatst, controleer dan of de veiligheidsgordels
zodanig geplaatst zijn dat ze klaar voor gebruik zijn.
Controleer of de rugleuning aan beide zijden goed is
vergrendeld (rode strepen B fig. 91 onzichtbaar) om te
voorkomen dat de rugleuning bij bruusk remmen naar
voren kan klappen en zo de inzittenden kan verwonden.
S.B.R. SYSTEEM
(Seat Belt Reminder)
Dit systeem bestaat uit een geluidssignaal dat, samen met het branden
van de lampjes
op het frame van de achteruitkijkspiegel (zie fig.
92), de passagiers voor en achter waarschuwt dat hun
veiligheidsgordel niet is omgelegd.
Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om het
SBR-systeem permanent te laten uitschakelen.
Het SBR-systeem kan te allen tijde via het Setup menu opnieuw worden
ingeschakeld (zie "Menuopties" in de paragraaf “Kennismaking met
de auto”).
De waarschuwingslampjes kunnen rood of groen zijn en ze werken als
volgt:
❒1 = linker voorstoel (toestand bestuurder voor versies met stuur
links);
❒2 = links op de achterbank (passagier);
❒3 = middelste zitplaats achterbank (passagier);
fig. 91A0J0182fig. 92A0J0308
112
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 117 of 280

❒4 = rechts op de achterbank (passagier);
❒5 = rechter voorstoel (toestand passagier voor versies met stuur
links).
OPMERKING: bij versies uitgerust met sportvoorstoelen, wordt het
indicatielampje veiligheidsgordel passagier omgelegd (lampje 1 voor
versies met rechts stuur en lampje 5 voor versies met links stuur) nooit
weergegeven.
VOORSTOELEN (waarschuwingslampje
nr. 1 = bestuurder en nr. 5 =
passagier)
Bestuurder
Als de bestuurder de enige inzittende is en de veiligheidsgordel is niet
omgelegd, dan wordt bij het overschrijden van 20 km/h of wanneer
langer dan 5 seconden met een snelheid van 10 à 20 km/h wordt
gereden een akoestische signaalcyclus voor de voorstoelen gestart (6
seconden durend geluidssignaal gevolgd door een extra biepsignaal
van 90 seconden). Het lampje knippert.
De lampjes blijven continu branden aan het einde van de cyclus tot de
motor is afgezet. Het geluidssignaal houdt meteen op wanneer de
bestuurder zijn gordel omlegt en het lampje wordt groen.
De waarschuwingscyclus (akoestisch en visueel) wordt herhaald zoals
voorheen beschreven en het rode lampje gaat knipperen als de
veiligheidsgordel tijdens het rijden wordt losgemaakt.Passagier
Een gelijkaardig mechanisme is van toepassing voor de passagier
voorin, met het verschil dat het lampje groen wordt en dat het
geluidssignaal wordt afgebroken wanneer de passagier uit de auto
stapt.
Als op beide voorstoelen de veiligheidsgordel tijdens het rijden worden
losgemaakt, heeft het geluidssignaal betrekking op de laatste
handeling en werken beide lampjes onafhankelijk voor elke stoel.
ACHTERBANK
(lampjes nr. 2, nr. 3 en nr. 4)
De waarschuwingscyclus treedt voor de achterbank alleen in werking
als een veiligheidsgordel wordt losgemaakt (rood knipperend lampje).
In deze omstandigheid gaat het (rode) lampje dat aangeeft dat de
veiligheidsgordel is losgemaakt rood 30 seconden knipperen. Er wordt
ook een geluidssignaal voortgebracht.
Voor elke veiligheidsgordel die wordt losgemaakt wordt een apart
visueel signaal (rood knipperend lampje) ingeschakeld. Het lampje
wordt groen als de betreffende veiligheidsgordel terug wordt
omgelegd.
Ongeveer 30 seconden na het laatste signaal gaan de lampjes (rood
of groen) voor de achterbank uit, ongeacht of de gordel is omgelegd
of niet.
BELANGRIJK
Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid en de
veiligheidsgordels (voor- en achterin) al zijn omgelegd, blijven alle
lampjes gedoofd.
Alle lampjes gaan branden wanneer minstens een veiligheidsgordel
wordt omgelegd of losgemaakt.
113
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 118 of 280

GORDELSPANNERS
De veiligheidsgordels voor zijn voorzien van gordelspanners die bij
een heftige frontale botsing de gordel enige centimeters aantrekt. Op
die manier worden de inzittenden veel beter op hun plaats gehouden
en wordt de voorwaartse beweging ingeperkt.
Wanneer de gordelspanners hebben gewerkt; rolt de gordel niet meer
op.
De auto is ook uitgerust met een tweede gordelspanner (nabij de
dorpellijst). Wanneer die wordt ingeschakeld, wordt de metalen kabel
verkort.
Tijdens de werking van de gordelspanner kan er een wat rook
ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brandgevaar.
BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door de
gordelspanners moet de veiligheidsgordel zo worden omgelegd dat hij
goed op borst en bekken aansluit.
De gordelspanner behoeft geen onderhoud of smering: elke
verandering van de oorspronkelijke conditie zal de werking ervan
benadelen. Als de gordelspanner door uitzonderlijke natuurlijke
gebeurtenissen (bijv. overstromingen, vloedgolven enz.) met water
en/of modder in contact is geweest, neem dan contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk om hem te laten vervangen.
De gordelspanner is voor éénmalig gebruik bestemd.
Na activering dient men zich te wenden tot het
Erkende Alfa Romeo Servicenetwerk om de
gordelspanner te laten vervangen.
Werkzaamheden die leiden tot stoten, trillingen of
plaatselijke verhitting in de zone rondom de
gordelspanners (meer dan 100°C gedurende ten hoogste 6
uur) kunnen de gordelspanners beschadigen of in werking doen
treden. Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk voor
eventuele werkzaamheden aan deze componenten.
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming van de inzittenden bij een ongeval,
zijn de oprolautomaten van de gordels voor voorzien van een
krachtbegrenzer die bij een frontale aanrijding de piekbelasting op de
borst en schouders beperken.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN VOOR
HET GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Neem alle plaatselijke wettelijke voorschriften met betrekking tot het
gebruik van veiligheidsgordels in acht en zorg ervoor dat ook de
overige inzittenden dit doen. Leg de veiligheidsgordel altijd om
alvorens weg te rijden.
Ook zwangere vrouwen moeten de veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren kind wordt het risico op
verwondingen bij een ongeval fors ingeperkt als de gordel wordt
gedragen.
Natuurlijk moeten zwangere vrouwen wel het onderste deel van de
gordel lager omleggen, zodat de gordel over het bekken en onder de
buik komt fig. 93.
114
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 119 of 280

Zorg dat de gordelband nooit gedraaid is. Het bovenste
gordelgedeelte moet over de schouder en schuin over de borst liggen.
Het onderste gordelgedeelte moet over het bekken fig. 94 en dus
niet over de buik van de inzittende liggen. Steek nooit voorwerpen
(wasknijpers, klemmen enz.) tussen de gordel en het lichaam van de
inzittende.Voor optimale bescherming moet de rugleuning
rechtop gezet worden, moet men goed tegen de
rugleuning aanzitten en moet de gordel goed
aansluiten op de borst en het bekken. Draag altijd
veiligheidsgordels, zowel voor- als achterin! Rijden zonder
veiligheidsgordels doet bij een ongeval het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan zelfs de dood tot gevolg
hebben.
Elke gordel kan slechts een enkele persoon beschermen. Vervoer nooit
kinderen op de schoot van inzittenden met één veiligheidsgordel
voor beiden fig. 95. Steek geen enkel voorwerp tussen de gordel en
het lichaam van een inzittende.
Het is ten strengste verboden onderdelen van de
veiligheidsgordel of gordelspanner te demonteren of
aan te passen. Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd en erkend
personeel. Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk.
fig. 93A0J0401
fig. 94A0J0095fig. 95A0J0096
115
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 120 of 280

Nadat een gordel aan een zware belasting is
blootgesteld (bijvoorbeeld bij een ongeval), moet de
gordel compleet met de verankeringen,
bevestigingsschroeven en de gordelspanner worden vervangen.
Ook als er geen zichtbare schade is, kan de gordel toch verzwakt
zijn.
ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
❒Zorg er altijd voor dat de gordel goed uitgetrokken en niet gedraaid
is; controleer ook of de oprolautomaat niet haperend werkt;
❒vervang de gordels na een ongeval, ook al lijken ze niet
beschadigd. Vervang de gordels ook steeds als de gordelspanners
werden geactiveerd;
❒gebruik water en neutrale zeep om de gordels met de hand te
wassen. Spoel de gordels en laat ze in de schaduw drogen. Gebruik
nooit agressieve, blekende of kleurende middelen of andere
producten die het weefsel van de gordel kunnen aantasten;
❒zorg ervoor dat er geen vocht in de oprolautomaat komt: de goede
werking ervan is alleen gegarandeerd als hij droog blijft;
❒vervang de gordels als ze sporen van slijtage of beschadiging
vertonen.
VEILIG KINDEREN VERVOEREN
Om een optimale bescherming bij een ongeval te kunnen garanderen,
moeten alle inzittenden neerzitten en gebruik maken van
goedgekeurde beveiligingssystemen, ook pasgeborenen en kinderen!
Dit is een wettelijke verplichting in alle EU-landen, conform de
Europese richtlijn 2003/20/EG.
Vergeleken met volwassen is het hoofd van kleine kinderen in
verhouding met de rest van het lichaam groter en zwaarder, maar de
spieren en de botstructuur van kinderen zijn nog niet volledig
ontwikkeld. Daarom zijn correcte veiligheidssystemen, naast
veiligheidsgordels voor volwassenen, noodzakelijk om het gevaar van
letsel in geval van een aanrijding, remmen of plotselinge manoeuvre,
zo veel mogelijk te beperken.
Kinderen moeten veilig en comfortabel op hun zitplaats blijven. Voor
zover de eigenschappen van de gebruikte kinderzitjes dit toelaten,
is het raadzaam om kinderzitjes zo lang mogelijk tegen de rijrichting
in te monteren (tot het kind minstens 3–4 jaar oud is), omdat die plaats
bij een ongeval de meeste bescherming biedt.
Om het meest geschikte kinderzitje te kiezen, moet rekening worden
gehouden met het gewicht van het kind; er zijn verschillende types
kinderzitjes en men dient steeds het type te kiezen dat het meest
geschikt is voor het kind.
Kinderen langer dan 1,50 m worden voor wat betreft
beveiligingssystemen gelijkgesteld met volwassenen en moeten de
standaard veiligheidsgordels dragen.
116
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER