Page 73 of 280
DASHBOARDKASTVERLICHTING
Wanneer het dashboardkastje fig. 43 wordt geopend, gaat de
verlichting automatisch branden. Wanneer het dashboardkastje wordt
gesloten, gaat de verlichting automatisch uit.
De stand van de sleutel in het contactslot beïnvloedt de werking van de
verlichting niet.
BEDIENINGSELEMENTEN
ALARMKNIPPERLICHTEN
Werking
Druk op de knop A fig. 44 om de lichten in- en uit te schakelen.
Controlelampjes
enop het paneel branden als de lichten aan
zijn.
Het gebruik van de alarmknipperlichten wordt
geregeld door de wegenverkeerswetgeving van het
land waar u rijdt: neem de wettelijke voorschriften
in acht.
fig. 42A0J0270
fig. 43A0J0177fig. 44A0J0028
69
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 74 of 280

Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan de alarmknipperlichten
automatisch branden, evenals de controlelampjes
enop het
instrumentenpaneel.
De lichten gaan automatisch uit wanneer het noodremmen ophoudt.
MISTLAMPEN VOOR
(voor bepaalde versies/markten)
Werking
Druk op de knop
fig. 45 om de lichten in- en uit te schakelen.
Bij brandende lichten, gaat het controlelampje
op het
instrumentenpaneel branden.
MISTACHTERLICHT
Werking
Druk op de knop
fig. 45 om de lichten in- of uit te schakelen.Het mistachterlicht gaat alleen branden als het dimlicht is
ingeschakeld. Bij brandend licht, gaat het controlelampje
op het
instrumentenpaneel branden.
CENTRALE PORTIERVERGRENDELING
Werking
Druk op knop A fig. 46 om alle portieren tegelijk te sluiten.
De vergrendeling vindt onafhankelijk van de stand van de
contactsleutel plaats.
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
Werking
Deze grijpt bij een botsing in en veroorzaakt het volgende:
❒onderbreking van de brandstoftoevoer met afzetten van de motor als
gevolg;
fig. 45A0J0303fig. 46A0J0030
70
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 75 of 280

❒automatische ontgrendeling van de portieren;
❒inschakeling van de interieurverlichting.
Wanneer het systeem wordt ingeschakeld, verschijnt er een melding op
de display.
Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder de auto of in de buurt van de tank.
Draai na een botsing de contactsleutel naar STOP om te voorkomen
dat de accu leegloopt.
Ga als volgt te werk om de correcte werking van de auto te herstellen:
❒draai de contactsleutel naar de stand MAR;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts in;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
❒schakel de richtingaanwijzer links in;
❒schakel de richtingaanwijzer links uit;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts in;
❒schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
❒schakel de richtingaanwijzer links in;
❒schakel de richtingaanwijzer links uit;
❒draai de contactsleutel naar de stand STOP;
❒draai de contactsleutel naar de stand MAR.
Als na een botsing een brandstoflucht wordt geroken
of brandstoflekkage wordt geconstateerd, dan mag
het systeem niet opnieuw ingeschakeld worden om
brand te voorkomen.
INTERIEURUITRUSTING
OPBERGVAK
Trek aan handgreep A fig. 47 om het dashboardkastje te openen. Als
het kastje geopend wordt, gaat er een lampje branden.
In het dasboardkastje zit een documentenvak.
Rijd nooit met open dashboardkastje: bij een ongeval
kan de passagier hierdoor verwond raken.
ARMSTEUN VOOR
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bevindt zich tussen de voorstoelen. Druk hem omlaag om hem in
de standaard gebruiksstand te brengen.
fig. 47A0J0060
71
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 76 of 280

Druk op knop A fig. 48 om het bovenste deel van de armleuning op te
tillen en toegang te krijgen tot het opbergvak wat hierin zit. Druk op
hendel B om de armleuning naar beneden te duwen ten opzichte van
zijn standaardpositie.
STOPCONTACTEN
Deze zitten op de tunnelconsole A fig. 49 en aan de linkerkant van de
bagageruimte B fig. 49 (voor bepaalde versies/markten). Ze werken
alleen met de contactsleutel in de stand MAR.
Bij aanvrage van een rokersversie, is het stopcontact op de
tunnelconsole vervangen door een sigarettenaansteker (zie volgende
paragraaf).
BELANGRIJK Sluit geen apparaten met een hoger vermogen dan 180
W op het stopcontact aan. Beschadig het stopcontact niet door
ongeschikte stekkers te gebruiken.
AANSTEKER
(voor bepaalde versies/markten)
De aansteker bevindt zich op de middelste tunnel. Druk op de knop A
fig. 50 om de aansteker in te schakelen.
Na enkele seconden keert de knop automatisch terug naar de
beginstand en is de aansteker gebruiksklaar.
fig. 48A0J0194fig. 49A0J0068
72
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 77 of 280

BELANGRIJK Controleer na gebruik altijd of de aansteker is
uitgeschakeld.
BELANGRIJK Sluit geen apparaten met een hoger vermogen dan 180
W op het stopcontact aan. Beschadig het stopcontact niet door
ongeschikte stekkers te gebruiken.
De aansteker wordt zeer heet. Wees voorzichtig en
zorg dat hij niet wordt gebruikt door kinderen:
brandgevaar en/of gevaar voor brandwonden.
ASBAK
De asbak is een verwijderbare kunststof houder met deksel onder
veerdruk, die in de beker-/blikjeshouders op de tunnelconsole
geplaatst kan worden fig. 51
Gebruik de asbak niet als prullenbak: de inhoud kan
door sigarettenpeuken in brand raken.
ZONNEKLEPPEN
Deze bevinden zich aan beide kanten van de achteruitkijkspiegel. Ze
kunnen naar voren en opzij worden gedraaid.
Op de achterkant van de zonnekleppen bevindt zich een spiegeltje met
verlichting. Met dit licht kan het spiegeltje ook bij slechte zicht- en
lichtomstandigheden worden gebruikt.
fig. 50A0J0304
fig. 51A0J0070
fig. 52A0J0071
73
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 78 of 280

Til het deksel A fig. 52 op om toegang te krijgen tot de spiegel.
BELANGRIJK Aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde
is een etiket aangebracht dat eraan herinnert dat de airbag verplicht
uitgeschakeld moet worden als een kinderzitje tegen de rijrichting
in op de voorstoel wordt gemonteerd. Houd u altijd aan de
aanwijzingen op de zonneklep (zie de paragraaf “Frontairbags” in
hoofdstuk "Veiligheid").
BRANDBLUSSER
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bevindt zich aan de rechterkant van de bagageruimte fig. 53.
ELEKTRISCH SCHUIFDAK
(voor bepaalde versies/markten)
Het grote glazen zonnedak bestaat uit een beweegbaar glazen paneel
en een zonnescherm.
Dankzij het glazen paneel kan, wanneer het gesloten is, licht van
buiten naar binnen komen en geeft het zicht naar buiten vanuit het
interieur.
BEDIENING
Het schuifdak kan alleen bediend worden wanneer de contactsleutel in
de stand MAR staat. Het schuifdak kan worden geopend/gesloten
met de knoppen A en B fig. 54 naast het plafondlampje voor.
Schuifdak openen
Als op knop A fig. 54 wordt gedrukt, kan het glazen paneel op twee
manieren geopend worden.
Automatisch
fig. 53A0J0190fig. 54A0J0329
74
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Op de achterkant van de zonnekleppen bevindt zich een spiegeltje met
verlichting (voor bepaalde versies/markten). Met dit licht kan het
spiegeltje ook bij slechte zichet- en lichtomstandigheden worden gebruikt.
Page 79 of 280

Als knop A ingedrukt gehouden wordt, wordt het glazen paneel vanuit
volledig gesloten stand opgetild en naar de spoilerstand verplaatst.
Als de knop weer wordt ingedrukt, schuift het paneel naar achteren tot
het volledig geopend is.
Na het eerste openingscommando, kan het glazen paneel in
tussenstanden worden gestopt door nogmaals op de knop te drukken.
Handmatig
Als er kort op knop A gedrukt wordt, beweegt het glazen paneel van
de volledig gesloten stand naar de stand waarop de knop wordt
losgelaten. In dit geval wordt het paneel geopend door op de knop te
drukken.
Dankzij deze functie kan het voorste paneel in tussenstanden gezet
worden in vergelijking met de standen die verkregen worden met
automatische opening.
Open het schuifdak niet als er sneeuw of ijs op is: risico op
beschadiging.
Het zonnedak moet gesloten blijven als er een imperiaal
met dwarsbalken wordet gemonteerd.
Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot als de
auto wordt verlaten om te voorkomen dat
onverwachtse bediening van het schuifdak gevaar
oplevert voor de achtergebleven passagiers. Oneigenlijk gebruik
van het schuifdak kan gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens
het bedienen altijd of de passagiers niet kunnen worden
verwond door het bewegende schuifdak of door voorwerpen die
door het mechanisme worden meegesleept of geraakt.
Het schuifdak sluiten
Als op knop B fig. 54 wordt gedrukt, kan het glazen paneel op twee
manieren gesloten worden.
Automatisch
Houd knop B, met het dak volledig geopend, ingedrukt: het voorste
glazen paneel wordt in de spoilerstand gezet.
Als de knop weer wordt ingedrukt, schuift het paneel naar voren tot
het volledig gesloten is.
Na het eerste openingscommando, kan het glazen paneel in
tussenstanden worden gestopt door nogmaals op de knop te drukken.
Handmatig
Als er kort op knop B gedrukt wordt, beweegt het glazen paneel van
de volledig geopende stand naar de stand waarop de knop wordt
losgelaten. In dit geval wordt het paneel gesloten door op de knop te
drukken.
Dankzij deze functie kan het voorste paneel in tussenstanden gezet
worden in vergelijking met de standen die verkregen worden met
automatische sluiting.
75
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 80 of 280

ZONNESCHERM
De lichtsterkte in het interieur kan aangepast worden door het gebruik
van een zonnescherm.
Scherm openen:druk op knop A fig. 55 om het scherm los te
maken en pak hendel B vast om het naar achteren te schuiven.
Scherm sluiten:pak hendel B fig. 55 vast en schuif het scherm naar
voren, controleer of het goed op zijn plaats vastklikt.
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN DAK
SLUITEN (knelbeveiliging)
De knelbeveiliging, die in overeenstemming is met de Richtlijn
2000/4/EG, is actief tijdens de horizontale en verticale sluitingsfase
van het paneel wanneer er een obstakel wordt geconstateerd (bijv.
vinger, hand):
❒tijdens de horizontale sluitbewegingis de beveiliging actief
gedurende het gehele parcours en, als er voor het glazen paneel
een obstakel wordt geconstateerd, wordt de beweging omgekeerd;❒tijdens de verticale sluitbewegingis de beveiliging actief als
er achter het glazen paneel een obstakel wordt geconstateerd, de
beweging wordt omgekeerd tot de spoilerstand is bereikt.
De mogelijkheid van beknelling vanuit het interieur aan de zijkanten
van het paneel wordt voorkomen door de toepassing van
beschermingen aan de zijkant die toegang tot risicozones voorkomen.
BELANGRIJK De knelbeveiliging wordt uitgeschakeld door knop B
continu ingedrukt te houden.
INITIALISATIEPROCEDURE
Als de accu werd losgekoppeld of als een zekering is doorgebrand,
dan moet de werking van het schuifdak opnieuw worden
geïnitialiseerd.
Ga als volgt te werk:
❒houd knop B fig. 54 ingedrukt tot het schuifdak helemaal gesloten is.
Laat de knop los;
❒druk op B en houdt deze minstens 10 seconden ingedrukt en/of tot
het ruitpaneel vooruit vastklikt. Laat de knop vervolgens los;
❒druk binnen 5 seconden na de vorige bediening opnieuw op knop B
en houd deze ingedrukt: het voorste ruitpaneel zal een volledige
cyclus openen en sluiten uitvoeren. Laat de knop pas na afloop van
deze cyclus los.
fig. 55A0J0157
76
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER