Page 57 of 179

Stoelen, veiligheidssystemen55
U=Geschikt voor universele veiligheidssystemen in deze gewichts- en leeftijdscategorie bij gebruik van een driepunts‐
veiligheidsgordel.UF=Geschikt voor universele voorwaarts gerichte veiligheidssystemen in deze gewichts- en leeftijdscategorie bij gebruik van een driepuntsveiligheidsgordel.<=Geschikt voor ISOFIX-kinderveiligheidssysteem met bevestigingsbeugels en verankeringspunten, voor zover aan‐
wezig. Bij montage van ISOFIX-kinderzitjes kunnen alleen de voor uw auto goedgekeurde systemen worden ge‐ bruikt. Zie "Toegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een ISOFIX-kinderveiligheidssysteem".X=Stoelpositie niet geschikt voor kinderen in deze gewichts- en leeftijdscategorie.
ISOFIX-maatklasse en zitgelegenheid
A - ISO/F3=Voorwaarts gericht kinderveiligheidssysteem voor kinderen met max. lengte in de gewichtsklasse 9 tot
18 kg.B - ISO/F2=Voorwaarts gericht kinderveiligheidssysteem voor kleinere kinderen in de gewichtsklasse 9 tot 18 kg.B1 - ISO/F2X=Voorwaarts gericht kinderveiligheidssysteem voor kleinere kinderen in de gewichtsklasse 9 tot 18 kg.C - ISO/R3=Achterwaarts gericht kinderveiligheidssysteem voor kinderen met max. lengte in de gewichtsklasse tot 18 kg.D - ISO/R2=Achterwaarts gericht kinderveiligheidssysteem voor kleinere kinderen in de gewichtsklasse tot 18 kg.E - ISO/R1=Achterwaarts gericht kinderveiligheidssysteem voor jonge kinderen in de gewichtsklasse tot 13 kg.
Page 58 of 179

56Stoelen, veiligheidssystemen
Toegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een ISOFIX-kinderveiligheidssysteemGewichtsklasseMaatklasseBevestigingVoorstoelenBank op 2e zitrijBank op 3e
zitrijBestuurderszijde
buitenste zitplaats
Midden
Passagierszijde
buitenste zitplaatsGroep 0: tot 10 kgEISO/R1XILILXXGroep 0+: tot 13 kgEISO/R1XILILXXDISO/R2XILILXXCISO/R3XILIL 5)XXGroep I: 9 tot 18 kgDISO/R2XILILXXCISO/R3XILIL 5)XXBISO/F2XIL, IUFIL, IUFXXB1ISO/F2XXIL, IUFIL, IUFXXAISO/F3XIL, IUFIL, IUFXXIL=Geschikt voor bepaalde ISOFIX veiligheidssystemen uit de categorieën 'specifieke auto', 'beperkt' of
'semi-universeel'. Het ISOFIX veiligheidssysteem moet goedgekeurd zijn voor het specifieke autotype.IUF=Geschikt voor voorwaarts gerichte ISOFIX kinderveiligheidssystemen uit de universele categorie, goedgekeurd
voor deze gewichtsklasse.X=Geen ISOFIX kinderveiligheidssysteem goedgekeurd voor deze gewichtsklasse.5) Een ISOFIX-kinderveiligheidssysteem in deze maatklasse kan alleen in auto's met een enkele voorpassagiersstoel
worden gemonteerd.
Page 59 of 179
Stoelen, veiligheidssystemen57ISOFIX-
kinderveiligheidssystemen
Bevestig de voor de auto goedge‐
keurde ISOFIX-kinderveiligheidssys‐
temen aan de ISOFIX bevestigings‐
beugels.
Bij gebruik van ISOFIX-
bevestigingsbeugels mogen alge‐
meen voor ISOFIX goedgekeurde
kinderzitjes worden gebruikt.
Toegestane montageplaatsen voor
ISOFIX -kinderveiligheidssystemen worden in de tabellen gemarkeerd
met <, IL en IUF.
Top-Tether-
bevestigingsogen
Op de achterkant van de stoel bevin‐ den zich Top-Tether-bevestigings‐
ogen.
Aanvullend op de ISOFIX-bevesti‐
ging zet u de Top-Tether-band vast
aan de Top-Tether-bevestigings‐
ogen. Daarbij moet de bijbehorende
gordel tussen de glijstangen van de
hoofdsteun lopen.
ISOFIX kinderveiligheidssystemen uit de universele categorie worden in
de tabel aangeduid met IUF.
Page 60 of 179
58OpbergenOpbergenOpbergruimten............................. 58
Bagageruimte .............................. 59
Dakdragersysteem ....................... 61
Beladingsinformatie .....................61Opbergruimten
Opbergvakken9 Waarschuwing
Berg geen zware of scherpe ob‐
jecten in de opbergruimten op. An‐ ders kan de klep van de opberg‐
ruimte open gaan en kunnen de
inzittenden bij krachtig remmen,
plotseling afslaan of een ongeval
letsel door rondslingerende voor‐
werpen oplopen.
Opbergvakken
instrumentenpaneel Het instrumentenpaneel is uitgevoerd
met opbergruimten, -zakken en
-bakken.
Aan de bovenzijde van het instrumen‐ tenpaneel bevindt zich een munt- en/of telefoonhouder.
Handschoenenkastje
Het handschoenenkastje heeft een
zonnebrilhouder.
Het handschoenenkastje tijdens het
rijden gesloten houden.
Page 61 of 179
Opbergen59Bekerhouders
Aan beide uiteinden van het instru‐
mentenpaneel zitten bekerhouders.
Om de bekerhouders te gebruiken de
asbak verwijderen.
Opbergen voorin Op het schutbord van de cabine zitten
twee kledinghaken.
De voorportiervakken bevatten fles‐
senhouders.
Opbergruimte plafond
Niet meer dan 30 kg aan spullen in dit
opbergvak bewaren.
Bagageruimte
Afdekking laadruimte Leg niets op de hoedenplank.
Demonteren
Afdekking optillen en uit de zijgelei‐
ders losmaken.
Page 62 of 179

60OpbergenBevestigingsrails
en-haken
Verankeringsrails in de laadruimte
bieden verstelbare verankeringspun‐ ten om lading aan vast te zetten.
■ Middelste pen van het veranke‐ ringspunt losmaken door deze naar
buiten te trekken, tegen de veer‐
spanning in,
■ verankeringspunt in de gewenste positie schuiven, recht boven een
passend vergrendelingsgat,
■ middelste pen van het veranke‐ ringspunt losmaken en ervoor zor‐gen dat de pen in positie zit en dat
het verankeringspunt goed ver‐
grendeld word,
■ lading kan vervolgens in positie vastgezet worden met behulp van
sjorbanden die aan het veranke‐
ringspunt bevestigd zijn.
De maximale belasting van elk ver‐
ankeringspunt bedraagt 75 kg. Om te voorkomen dat dit maximum wordt
overschreden geen sjorbanden met een ratelmechanisme gebruiken.
SjorogenDe sjorogen zijn bedoeld voor het
vastzetten van artikelen tegen weg‐
schuiven, bijv. met sjorbanden of een laadvloernet.
De sjorogen mogen onder een hoek
van 30° niet met meer dan 5000 N
worden belast.
Veiligheidsnet
Het veiligheidsnet kan achter de voor‐
stoelen of achter de achterste zitrij
worden gemonteerd.
Het is niet toegestaan om personen achter het veiligheidsnet te vervoe‐
ren.
Monteren (achter voorstoelen of achterste zitrij)
Afdekkingen omhoogtillen om bij de montageopeningen te kunnen, de
stang van het veiligheidsnet in de
montageopeningen steken en ver‐
grendelen. De banden vastmaken
aan de sjorringen achter de voorste
zitplaatsen of aan de ringen op het
achterbankframe; daarna de banden
aanspannen.
Page 63 of 179

Opbergen61
Demonteren
Lengteregeling band omhoogkante‐
len en de band loshaken.
Gevarendriehoek
De gevarendriehoek kan worden op‐
geborgen in de ruimte onder de voor‐
stoelen.
Verbanddoos
De verbanddoos kan worden opge‐
borgen in de ruimte onder de voor‐
stoelen.
Dakdragersysteem
Dakdrager Om veiligheidsredenen en ter vermij‐
ding van dakschade wordt geadvi‐
seerd de voor uw auto goedgekeurde
dakdrager te gebruiken.
Let op
De voorste bevestigingspunten voor
de dakdrager boven op de cabine
zijn uitsluitend bedoeld voor het
monteren van een dakimperiaal en
mogen niet worden gebruikt om dak‐
dragers aan te bevestigen.
Gebruiksaanwijzing van de dakdra‐
ger in acht nemen en dakdrager ver‐
wijderen wanneer het niet wordt ge‐
bruikt.
Verdere informatie 3 61.Beladingsinformatie
■ Zware voorwerpen zo ver mogelijk vooraan en gelijkmatig verdeeld in
de laadruimte plaatsen. Bij stapel‐
bare voorwerpen de zwaarste voor‐ werpen onderaan leggen.
■ Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten.
■ Losse voorwerpen in de laadruimte
vastzetten om glijden tegen te
gaan.
■ Geen voorwerpen op de afdekking laadruimte of op het instrumenten‐
paneel leggen.
■ De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakelhendel
en de bewegingsvrijheid van de be‐
stuurder niet belemmeren. Geen
losse voorwerpen in het interieur
leggen.
■ Niet met een geopende achterklep rijden. Bovendien is de kenteken‐plaat alleen goed zichtbaar en ver‐
licht met gesloten deuren.
■ Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal
Page 64 of 179

62Opbergen
toelaatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 156) en het
EU-leeggewicht van de auto.
Noteer de gegevens van uw auto in de gewichtstabel voorin deze hand‐
leiding om het EU-leeggewicht te
berekenen.
Het EU-leeggewicht omvat ook het
gewicht van de bestuurder (68 kg),
de bagage (7 kg) en alle vloeistof‐
fen (tank voor 90 % gevuld).
Extra uitrusting en accessoires ver‐
hogen het leeggewicht.
■ Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de auto en
verslechtert het rijgedrag door het
hogere zwaartepunt. Lading gelijk‐
matig verdelen en goed met span‐
banden vastzetten. Bandenspan‐
ning en rijsnelheid aan de bela‐
dingstoestand aanpassen. Span‐
banden regelmatig controleren en
bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
De maximaal toegestane dakbelas‐ ting (inclusief het gewicht van de
dakimperiaal) is 280 kg voor uitvoe‐ringen met een standaarddak en
210 kg voor uitvoeringen met een
hoog dak (geldt niet voor uitvoerin‐
gen met een zogeheten platform‐
cabine). De dakbelasting is de som van het gewicht van de dakdrageren de lading.
De maximaal toegestane dakbelas‐
ting op de goedgekeurde dakimpe‐
riaal is 210 kg voor uitvoeringen
met een standaarddak en 140 kg
voor uitvoeringen met een hoog
dak (geldt niet voor uitvoeringen
met een zogeheten platformca‐
bine). De dakbelasting is de som
van het gewicht van de dakdrager
en de lading.