Page 68 of 179

66Instrumenten en bedieningsorganenBuitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
Bij buitentemperaturen tot 3 °C knip‐
pert °C op het informatiedisplay om
voor gladheid te waarschuwen. Dit
knipperen houdt aan totdat de tem‐
peratuur meer dan 3 °C wordt.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
Afhankelijk van het specifieke model
kan de actuele tijd verschijnen op het
informatiedisplay en/of bestuurders‐
informatiecentrum.
Informatiedisplay:
De uren en minuten kunnen worden
aangepast met de betreffende knop‐
pen naast het display of de bedie‐
ningsorganen van het infotainment‐
systeem.
Raadpleeg voor meer informatie de
handleiding van het infotainmentsys‐
teem.
Bestuurdersinformatiecentrum:
De klokfunctie weergeven door de
knop aan het uiteinde van de wisser‐
hendel meerdere malen in te druk‐
ken. Wanneer de tijd knippert (na ca.
2 seconden), de knop ingedrukt hou‐
den:
■ Uren knipperen,
■ Knop meerdere malen indrukken om uren te wijzigen,
■ Knop ingedrukt houden om uren in te stellen,
■ Minuten knipperen,
■ Knop meerdere malen indrukken om minuten te wijzigen,
■ Knop ingedrukt houden om minu‐ ten in te stellen.
Page 81 of 179

Instrumenten en bedieningsorganen79
Bij het parkeren van de auto en/of het openen van het
bestuurdersportier: ■ Als de sleutel nog in het contact zit.
■ Bij ingeschakelde rijverlichting.
■ Als de auto een geautomatiseerde versnellingsbak heeft, de neutrale
stand niet is geselecteerd of het
rempedaal niet wordt bediend.
Motoroliepeil
Als het minimum motoroliepeil wordt
bereikt, verschijnt gedurende
30 seconden na inschakeling van het
contact het bericht OIL op het be‐
stuurdersinformatiecentrum. Oliepeil
controleren 3 121.
Het bericht voor het oliepeil wordt al‐
leen gereset als het contact langer
dan 2 minuten uitgeschakeld is ge‐
weest.
Voor een nauwkeuriger weergave
van het oliepeil moet u de toets aan
het uiteinde van de ruitenwisserhen‐
del binnen 30 seconden na inschake‐ ling van het contact indrukken. Peil‐
sensor motorolie 3 70.Tripcomputer
De boordcomputer geeft informatie over rijgegevens die voortdurend ge‐
registreerd en elektronisch verwerkt
worden.
Afhankelijk van het specifieke model
zijn de volgende functies te selecte‐
ren door de knop op het uiteinde van
de wisserhendel meerdere malen in
te drukken.
■ Brandstofverbruik
■ Gemiddeld verbruik
■ Momentaan verbruik
Page 87 of 179

Verlichting85
De mistlampen vóór werken alleenwanneer het contact en de koplam‐
pen zijn ingeschakeld.
Mistachterlicht
Binnenste ring naar >r draaien.
Het mistachterlicht brandt in combi‐ natie met de mistlampen vóór en
werkt alleen wanneer het contact en
de koplampen zijn ingeschakeld.
Achteruitrijlichten
De achteruitrijlichten gaan branden
wanneer het contact is ingeschakeld
en de auto in de achteruitversnelling
staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampafdekkin‐
gen kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens ver‐ dwijnt na korte tijd vanzelf, om dit te
versnellen de verlichting inschakelen.Binnenverlichting
Afhankelijk van het specifieke model
kan de binnenverlichting met een
schakelaar of een kantelbare lens
worden bediend. Er zijn 3 standen,
te weten:
■ Aan
■ Instapverlichting
■ Uit
Met de schakelaar of lens in de mid‐
delste stand doet de lamp dienst als
instapverlichting en brandt de lamp bij het openen van de voordeuren.
Wanneer de voordeuren worden ge‐
sloten, dooft de instapverlichting na
ca. 20 seconden . De verlichting dooft
direct als het contact wordt ingescha‐
keld.
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting kan zo‐
danig worden ingesteld dat deze gaat branden bij het openen van de zij- of
achterdeuren, of juist continu is inge‐
schakeld.