Rijden en bediening99Uitlaatgassen9Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij in‐
ademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de pas‐
sagiersruimte dringen, de ruiten openen. Oorzaak van de storing
door een werkplaats laten verhel‐
pen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte bin‐
nen kunnen dringen.
Roetfilter
Het dieselpartikelfilter verwijdert
schadelijke roetdeeltjes uit de uitlaat‐ gassen. Het systeem heeft een zelf‐
reinigende functie die tijdens het rij‐ den automatisch wordt geactiveerd,
zonder dat hier een bericht over ver‐
schijnt. Het filter wordt geregenereerd door achtergebleven roetdeeltjes pe‐
riodiek bij een hoge temperatuur te
verbranden. Dit proces verloopt auto‐
matisch en enige geur- en rookont‐
wikkeling hierbij is normaal.
Wanneer het filter moet worden ge‐
reinigd, maar de automatische reini‐
ging niet werkt, gaan controlelampjes
A en Z op de instrumentengroep
branden. Onmiddellijk de hulp van
een werkplaats inroepen.
Katalysator De katalysator vermindert de hoe‐
veelheid schadelijke stoffen in de uit‐
laatgassen.Voorzichtig
Het gebruik van andere brandstof‐ kwaliteiten dan die genoemd op
pagina 3 113, 3 160 kan aanlei‐
ding geven tot schade aan de ka‐
talysator en elektronische onder‐
delen.
Onverbrande benzine kan leiden
tot oververhitting van en schade
aan de katalysator. Daarom de
startmotor niet onnodig lang laten
draaien, de tank niet leegrijden en
de motor niet door duwen of sle‐
pen proberen te starten.
Bij overslag, een onregelmatige mo‐
torloop, beperkingen van het motor‐
vermogen of andere ongewone sto‐
ringen, de oorzaak van de storing
meteen door een werkplaats laten
verhelpen. In noodgevallen kan er
korte tijd met matige snelheid en laag
motortoerental verder worden gere‐
den.
Wanneer controlelamp Z gaat knip‐
peren, worden de toelaatbare emis‐ sienormen mogelijk overschreden.
Uw voet van het gaspedaal halen tot‐
dat Z ophoudt met knipperen en
continu brandt. Onmiddellijk contact
opnemen met een werkplaats.
Storingsindicatielamp 3 74
175
Portieren....................................... 25
Profieldiepte ............................... 136
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 171
Regelmatig gebruik airconditioning .......................... 95
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 170
Remassistentie .......................... 106
Rem- en koppelingsvloeistof ......153
Remmen ............................ 104, 125
Remsysteem ................................ 74
Remvloeistof .............................. 125
Reservewiel ............................... 143
Richtingaanwijzers ................. 73, 84
Richtingaanwijzers vooraan ......129
Roetfilter ...................................... 99
Ruiten ........................................... 31
Rijgedrag en aanhangertips ......116
Rijverlichting ................................ 12
S Schuifdeur ................................... 25
Service ................................. 95, 151
Service-display ............................ 70
Service-indicatie .......................... 74
Service-informatie ...................... 151
Sjorogen ...................................... 60Sleepoog.................................... 146
Sleutels ........................................ 19
Sleutels, sloten ............................. 19
Sneeuwkettingen .......................138
Snelheidsmeter ............................ 68
Spiegels .................................. 29, 31
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................125
Startbeveiliging ............................ 29
Starten en bediening ....................97
Starthulp gebruiken ...................144
Stoelpositie .................................. 35
Stoelverstelling ........................7, 36
Stoelverwarming ........................... 37
Stoppen ....................................... 74
Storing ....................................... 104
Storingsindicatielamp ..................74
Stroomonderbreking ..................104
Sturen ........................................... 96
Stuurbedieningsknoppen .............63
Stuurbekrachtigingsvloeistof .....124
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 63
Symbolen ....................................... 4
T
Tachograaf ................................... 81
Tanken ....................................... 114
Technische gegevens ................160
Te laag brandstofpeil ...................76Toerenteller ................................. 69
Top-Tether-bevestigingsogen ......57
Traction Control .........................106
Trekhaak .................................... 117
Trekken............................... 116, 146
Trekken van een aanhanger ......116
Trekstang.................................... 116
Tripcomputer ............................... 79
Triple-Info-Display .......................77
Typeplaatje ................................ 156
U
Uitlaatgassen ................................ 99
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 137
Vaste uitstroomkanalen ...............94
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................41
Veiligheidsnet .............................. 60
Velgen en banden .....................135
Ventilatie ....................................... 87
Ventilatieopeningen ......................94
Verbanddoos ............................... 61
Vergrendelingssysteem ...............27
Verlichting ..................................... 82
Verlichting instrumentenpaneel . 132
Versnellingsbak ........................... 16