Page 57 of 431

55Controle tijdens het rijden
Deze signalering wordt enkele seconden
na aanzetten van het contact weergegeven.
De onderhoudsinter valindicator geeft aan
hoeveel kilometer u nog ver wijderd bent van de
eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste
nulstelling van de onderhoudsinter valindicator
op basis van twee parameters:
- het aantal afgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudscontrole.
Onderhoudsintervalindicator
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet,
gaat gedurende enkele seconden
de onderhoudssleutel branden. De
kilometerteller of een signalering midden
op het instrumentenpaneel geeft de
resterende kilometers tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole aan.
Voor beeld:
de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voor beeld:
de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
Enkele seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer in werking
en blijft de sleutel branden
om aan te geven
dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd moeten worden.
Enkele seconden na het aanzetten van het
contact verdwijnt de sleutel
; de teller geeft
weer de kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen
onderhoudsinformatie in het midden van het display.
Page 58 of 431

Enkele seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer in
werking en blijft de sleutel branden
.
De factor tijd kan worden meegewogen
bij de nog af te leggen kilometers,
afhankelijk van de rijgewoonten van de
bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden
als het inter val van twee jaar is
overschreden.
Onderhoudsintervalindicator
resetten
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsintervalindicator weer op nul gezet
worden.
Ga daarvoor als volgt te werk:
)
zet het contact af,
)
druk op de resetknop van de dagteller
".../000"
en houd deze ingedrukt,
)
zet het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
)
laat de knop los als het display "=0"
aangeeft en de sleutel verdwijnt. Resetten is niet mogelijk als de
onderhoudsinformatie wordt
opgevraagd.
Als u na deze handeling de accu
wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal
5 minuten. Het op 0 zetten van de
onderhoudsinter valindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
)
Druk kort op de knop voor de nulstelling
van de dagteller ".../000".
De onderhoudsinformatie wordt,
afhankelijk van de uitvoering, enkele
seconden weergegeven op de regel van
de kilometertotaalteller of op de middelste
display van het instrumentenpaneel type 2.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende
enkele seconden de sleutel knipperen
om aan
te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voor beeld:
u hebt de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display
een paar seconden het volgende aan:
Page 59 of 431
57Controle tijdens het rijden
Handmatige test via het centrale display van het instrumentenpaneel type 2
Met deze functie kunt u de staat van de auto controleren (status van in te stellen functies - geactiveerd/gedeactiveerd) en een logboek van storingen
opvragen.
)
Druk bij een draaiende motor kort op de
knop ".../000"
van het instrumentenpaneel
om de test te starten. De volgende gegevens verschijnen achter
elkaar op het display in het midden van het
instrumentenpaneel:
- motorolieniveaumeter (zie de betreffende
paragraaf),
- onderhoudsintervalindicator (zie de
betreffende paragraaf),
- bandenspanningscontrole (indien
aanwezig; zie het hoofdstuk " Veiligheid"),
- actuele controlelampjes en
waarschuwingen, voor zover aanwezig (zie
de paragraaf over het controlelampje of
uitrusting in kwestie),
- staat van in te stellen functies (zie
hoofdstuk "Multifonctionele displays"). Deze informatie verschijnt ook elke
keer wanneer u het contact aanzet
(automatische test).
Page 60 of 431
De kilometerteller en dagteller worden
gedurende 30 seconden weergegeven bij het
afzetten van het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergrendelen en
ontgrendelen van de auto.
Kilometerteller/dagteller
Kilometerteller
Dagteller
De dagteller geeft afgelegde afstand weer
sinds de laatste keer dat de bestuurder de teller
op 0 heeft gezet.
)
Druk bij aangezet contact op deze knop
en houd deze ingedrukt tot de dagteller op
0 staat.
De kilometerteller geeft de totale
kilometerstand van de auto aan.
Page 61 of 431

59Controle tijdens het rijden
Lichtsterkteregeling
U kunt de lichtsterkte van de
dashboardverlichting handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving. De
lichtsterkteregeling werkt alleen als de
verlichting van de auto is ingeschakeld, in de
nachtstand.
Actief
)
Druk op de knop A
om de lichtsterkte te
veranderen.
)
Laat de knop los als de verlichting de
zwakste stand heeft bereikt en druk de
knop opnieuw in om de verlichting weer
feller te maken.
of
)
Laat de knop los als de verlichting de
sterkste stand heeft bereikt en druk de
knop opnieuw in om de verlichting weer
zwakker te maken.
)
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Het controlelampje en het
lichtsterkteniveau worden tijdens
het instellen in het midden
op het instrumentenpaneel
aangegeven; er zijn 16 verschillende
lichtsterkteniveaus beschikbaar. U kunt de lichtsterkte ook regelen door het
knopje B
links op het stuur te verdraaien:
)
omhoog; de verlichting wordt zwakker,
)
omlaag; de verlichting wordt feller.
Uitgeschakeld
De lichtsterkteregeling werkt niet als de
verlichting van deichtsterkteregeling De
lichtsterkteregeling werkt niet als de verlichting
van de auto uitgeschakeld is of in de dagstand
staat (dagrijverlichting ingeschakeld).
Page 62 of 431

Met dit systeem kan de verlichting van bepaalde
displays worden uitgeschakeld voor een rustiger
beeld tijdens nachtelijke ritten.
Op het instrumentenpaneel blijft de rijsnelheid,
de weergave van de gekozen versnelling van
de elektronisch gestuurde versnellingsbak of
automatische versnellingsbak en de informatie
van de snelheidsregelaar/-begrenzer (indien
ingeschakeld) verlicht; dat geldt ook voor de
waarschuwing "minimumbrandstofniveau",
indien van toepassing.
De black-panelfunctie wordt uitgeschakeld als er
een waarschuwingsmelding wordt doorgegeven
en bij het wijzigen van functies of instellingen.
Black-panelfunctie (donker scherm)
Inschakelen
)
Druk, als de verlichting brandt, op deze
knop om de black-panelfunctie in te
schakelen.
)
Druk nogmaals op de knop om de
dashboardverlichting weer volledig in te
schakelen.
U kunt op het instrumentenpaneel de kleur van
de meters (toets A
) afzonderlijk van de displays
(toets B
) instellen.
U kunt kiezen uit 5 verschillende kleurstellingen
tussen wit en blauw.
)
Druk de desbetreffende toets een paar
keer achter elkaar in tot de gewenste kleur
is bereikt.
Kleuren van
instrumentenpaneel instellen
Page 63 of 431

61Controle tijdens het rijden
Geluiden instellen
Via dit menu kunt u de weergave van geluiden
instellen. Er zijn 4 verschillende settings die
zijn ingedeeld naar aard en omstandigheden
(waarschuwingen, bevestigingen, weigeringen,
richtingaanwijzers, vergeten verlichting, "sleutel
in slot" enz.).
Bij een instrumentenpaneel met
kleurinstelling - type 2
)
Druk op het draaiknopje om naar het
hoofdmenu te gaan.
)
Selecteer "Geluidkeuze" en bevestig uw
keuze.
)
Selecteer de door u gewenste setting en
bevestig uw keuze.
)
Sla de wijzigingen op met "OK".
Voer deze handelingen omwille van
de veiligheid alleen uit als de auto
helemaal stilstaat. Deze handelingen zijn omwille van de
veiligheid alleen mogelijk als de auto
helemaal stilstaat.
Bij een instrumentenpaneel met
kleurinstelling - type 1
)
Druk op de toets "MENU"
om naar het
hoofdmenu te gaan.
)
Selecteer het menu "Persoonlijke
instellingen - Configuratie" en bevestig uw
keuze.
)
Selecteer "Geluidkeuze" en bevestig uw
keuze.
)
Selecteer de door u gewenste setting en
bevestig uw keuze.
)
Sla de wijzigingen op met "OK".
Page 64 of 431
002
Multifunctionele displays