Page 409 of 431

4Controle tijdens het rijden
Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter
worden bij het aanzetten van het contact zowel
het motorolieniveau als de onderhoudsindicator
weergegeven.
Motorolieniveaumeter *
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Te weinig olie
Als het motorolieniveau te laag is gaat " OIL
"
knipperen of wordt een melding weergegeven
in combinatie met het branden van het
verklikkerlampje Ser vice en een geluidssignaal.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Raadpleeg de rubriek "Niveaus controleren".
Storing van de
motorolieniveaumeter
Als er een storing is van de
motorolieniveaumeter gaat " OIL
- -" knipperen of
wordt een melding weergegeven.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als de motorolieniveaumeter niet werkt, wordt
het motoroliepeil niet meer gecontroleerd.
Zolang het systeem niet werkt, moet u het
motoroliepeil controleren met de peilstok in de
motorruimte.
Raadpleeg de rubriek "Niveaus controleren".
*
Volgens uitvoering.
Page 410 of 431

5Controle tijdens het rijden
Dit systeem geeft aan hoeveel kilometer u
nog ver wijderd bent van de eerstvolgende
onderhoudscontrole volgens het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste
nulstelling van de onderhoudsindicator op basis
van de afgelegde afstand en de verstreken tijd
sinds de laatste onderhoudscontrole.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor
kan, afhankelijk van het land van bestemming,
ook de ver vuiling van de motorolie invloed
hebben op de berekende afstand tot de
volgende onderhoudscontrole.
Onderhoudsindicator
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet,
gaat gedurende enkele seconden
de onderhoudssleutel branden. De
kilometerteller of een signalering midden
op het instrumentenpaneel geeft de
resterende kilometers tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole aan.
Voor beeld:
de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voor beeld:
de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
Enkele seconden na het aanzetten van
het contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de sleutel branden
om aan te geven dat er binnenkort
onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden.
Enkele seconden na het aanzetten van het
contact verdwijnt de sleutel
; de teller geeft
weer de kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen
onderhoudsinformatie in het midden van het display.
Page 411 of 431

6Controle tijdens het rijden
Enkele seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer in
werking en blijft de sleutel branden
. De sleutel kan ook gaan branden als
het inter val in tijd sinds de laatste
onderhoudscontrole, zoals vermeld
in het onderhoudsschema van de
fabrikant, is overschreden.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-
dieselmotor kan de sleutel ook eerder
gaan branden, in verband met de
mate van vervuiling van de motorolie.
Deze ver vuiling is afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden van de auto.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele
seconden de sleutel knipperen
om aan te geven dat
de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk
uitgevoerd moeten worden.
Voor beeld:
u hebt de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor
gaat deze waarschuwing, zodra het contact
is aangezet, vergezeld van het permanent
branden van het verklikkerlampje "Ser vice".
Page 412 of 431

7Controle tijdens het rijden
Onderhoudsindicator resetten
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Als u zelf de onderhoudsbeurt aan uw auto
hebt uitgevoerd:
)
zet het contact af,
)
druk op de resetknop van de dagteller
".../000"
en houd deze ingedrukt,
)
zet het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
)
laat de knop los als het display "=0"
aangeeft en de sleutel verdwijnt. Resetten is niet mogelijk als de
onderhoudsinformatie wordt opgevraagd.
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto
en wacht minimaal 5 minuten. Het op
0 zetten van de onderhoudsindicator
zal anders niet worden opgeslagen.
Opnieuw weergeven van
de onderhoudsinformatie
(instrumentenpaneel type 2)
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
)
Druk kort op de knop voor de nulstelling
van de dagteller ".../000".
De onderhoudsinformatie wordt enkele
seconden weergegeven op de middelste
display van het instrumentenpaneel type 2.
Page 413 of 431

8Rijden
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens
het wachten.
Werking
Overgang naar de STOP-stand
van de motor
Is uw auto uitgerust met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak en u parkeert
uw auto, dan is - ten behoeve van uw
eigen comfort - de STOP-stand de eerste
seconden na het inschakelen van de
achteruit niet beschikbaar.
Als de STOP-stand geactiveerd is,
blijven alle andere componenten zoals
de remmen en de stuurbekrachtiging
normaal functioneren.
Tank nooit als de motor in de STOP-
stand staat; zet in dat geval altijd het
contact af en neem de sleutel uit het
contactslot. Het controlelampje "ECO"
op het
instrumentenpaneel gaat branden en
de motor komt automatisch in een
standby-stand:
- bij een handgeschakelde versnellingsbak,
bij snelheden beneden 20 km/h of, bij
uitvoeringen met de PureTech 130 -motor of
een BlueHDi-dieselmotor, bij stilstaande auto,
wanneer u de versnellingsbak in zijn vrij zet en
de koppeling loslaat,
- bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak,
bij snelheden beneden
8 km/h, wanneer u op het rempedaal trapt of
wanneer u de selectiehendel in stand N
zet.
Als uw auto is uitgerust met een teller,
wordt de duur van de momenten dat de
motor in de STOP-stand geschakeld
wordt, opgeteld en weergegeven. Elke
keer als u het contact opnieuw aanzet,
wordt deze teller op 0 gezet.
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- de auto op een steile helling staat
(beklimming of afdaling),
- het bestuurderportier geopend is,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
- de auto sinds de laatste start met de sleutel
niet sneller dan 10 km/h heeft gereden,
- de elektrisch bediende handrem wordt /is
aangetrokken,
- de klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
- de ruitontwaseming is ingeschakeld,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dat niet toelaten.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
In dat geval knippert het lampje
"ECO"
enkele seconden en gaat
ver volgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Page 414 of 431

9Rijden
Overgang naar de START-stand
van de motor
Het controlelampje "ECO"
gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak
, wanneer u het
koppelingspedaal helemaal
intrapt,
- bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak
:
●
met de selectiehendel in stand A
of M
,
wanneer u het rempedaal loslaat.
●
of met de selectiehendel in stand N
en
het rempedaal losgelaten, wanneer u de
selectiehendel in stand A
of M
zet,
●
of wanneer u de achteruitversnelling
inschakelt.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer gestart.
Als u bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt, maar daarbij het
koppelingspedaal niet helemaal intrapt, gaat
er een lampje branden of verschijnt er een
bericht met het verzoek het koppelingspedaal
helemaal in te trappen, omdat anders de
motor niet gestart kan worden.
U kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"
in
te drukken.
Het controlelampje in de schakelaar
gaat branden en er wordt een melding
weergegeven.
Uitschakelen
In dat geval knippert het lampje
"ECO"
enkele seconden en gaat
ver volgens uit.
Dit is volkomen normaal.
De START-stand wordt ten behoeve van
de veiligheid en het comfort automatisch
geactiveerd als:
- het bestuurderportier wordt geopend,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder los
wordt gemaakt,
- de snelheid van de auto hoger is dan
25 km/h bij een handgeschakelde
versnellingsbak (3 km/h bij de PureTech
130-motor en de BlueHDi-dieselmotoren)
en hoger dan 11 km/h bij een elektronisch
gestuurde versnellingsbak,
- de elektrisch bediende handrem wordt
aangetrokken,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dit niet toelaten.
Page 415 of 431

10Rijden
Het systeem wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld zodra u het
contact weer aanzet.
Opnieuw inschakelen
Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem. Bij een storing in het systeem gaat het
controlelampje in de schakelaar "ECO OFF"
eerst knipperen en brandt ver volgens permanent.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storingen
Onderhoud
Schakel het Stop & Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt verrichten, om letsel
door het automatisch activeren van de
START-stand te voorkomen.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden aan
dit type accu uitsluitend uitvoeren door
een officiële CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats. Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF"
.
Het systeem is dan opnieuw actief; het
controlelampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding weergegeven.
Als er in de STOP-stand een storing
zou optreden, kan het zijn dat de
motor niet meer wil aanslaan of direct
afslaat. Alle controlelampjes op het
instrumentenpaneel gaan branden.
Afhankelijk van de uitvoering kan er ook
een waarschuwingsmelding worden
weergegeven waarin u wordt gevraagd
de selectiehendel in de stand N
te
zetten en het rempedaal in te trappen.
Zet in dat geval het contact af en start
de auto met behulp van de sleutel.
Page 416 of 431
11Onderhoud
Brandstoftank leeg (Diesel)
Bij auto's met HDi-motor is het in het geval van een lege brandstoftank noodzakelijk om het brandstofsysteem te ontluchten: raadpleeg de afbeelding van de desbetreffende motorruimte.
Als de tank van uw auto is voorzien van een tankbeveiliging, raadpleeg dan de rubriek "Tankbeveiliging (Diesel)".
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw startpoging en herhaal de procedure.
BlueHDi-motoren
) Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel. ) Zet het contact aan (zonder de motor te starten). ) Wacht ongeveer 6 seconden en zet het contact af. ) Herhaal de handelingen 10 keer. ) Bedien de startmotor om de motor te starten.