199Rijden
Wanneer de auto stilstaat met draaiende motor,
dient u de auto beslist tegen wegrollen te
beveiligen door de handrem handmatig
aan te
trekken. Tr e k
daarvoor aan de hendel A
.
Handrem aantrekken,
bij draaiende motor
De noodremfunctie mag uitsluitend in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
Controleer voordat u de auto verlaat
of het controlelampje van de handrem
op het instrumentenpaneel constant
brandt.
De aangetrokken toestand van de handrem
wordt aangegeven door:
- het branden van het
controlelampje handrem en het
controlelampje P
op de hendel A
,
- de melding "Handrem
aangetrokken".
Wanneer u het bestuurdersportier opent
om uit te stappen ter wijl de handrem niet is
aangetrokken, klinkt er een geluidssignaal
en verschijnt er een melding op het
display (behalve als bij een automatische
versnellingsbak de selectiehendel in de
stand P
staat).
Bijzondere omstandigheden
In bepaalde situaties (starten van de motor...)
bepaalt de handrem zelf zijn aantrekkracht. Dit
is normaal.
Wilt u de auto enkele centimeters verplaatsen
zonder de motor te starten, trap dan met
aangezet contact het rempedaal in en zet
de handrem vrij door eerst aan de hendel A
te trekken
en deze ver volgens los te laten
.
De vrijgezette toestand van de handrem
wordt aangegeven door het doven van het
controlelampje op de hendel A
in combinatie
met de melding "Handrem vrijgezet".
Wanneer de handrem is aangetrokken
en u
deze vanwege een defect of accupech niet kunt
vrijzetten, kunt u gebruik maken van de functie
voor de noodontgrendeling van de handrem.
Noodremfunctie
Bij een defect aan de dynamische
stabiliteitscontrole, aangegeven door
het branden van dit controlelampje,
kan de stabiliteit bij het remmen niet
worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft door
afwisselend aan de hendel A
te trekken en
deze weer los te laten. Wanneer het rempedaal niet werkt of bij
uitzonderlijke situaties (onwel worden van
de bestuurder, rijles geven (indien wettelijk
toegestaan) enz.), kan de auto worden gestopt
door aan de hendel A
te trekken en deze vast
te houden.
De dynamische stabiliteitscontrole zorgt
er voor dat de auto stabiel blijft wanneer de
noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem
van de noodremfunctie verschijnt het bericht
"Handrem defect".