35
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto
verlaat.
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de
auto: plaats de zwaarste voor werpen in
de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever
een dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het
imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning
(bij koude banden), houd u daarbij aan
de bandenspanning die staat vermeld
op de sticker op de portiersponning aan
bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van
het reservewiel en van de wielen van de
aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
ver versen, oliefilter en luchtfilter ver vangen,
enz.) en houd u daarbij aan het door de
fabrikant voorgeschreven inter val.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer
dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat
brandstof uit de tank stroomt.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit
als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als
u rijdt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3000 km het gemiddelde brandstofverbruik
zich stabiliseert.
Vent ilat ie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur, die overigens wordt
gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in
het interieur wordt gerecirculeerd.
Luchtgeleiding
De lucht kan afhankelijk van de instellingen van
de bestuurder via verschillende circuits worden
toegevoerd:
- rechtstreekse toevoer naar het interieur
(toevoer van buitenlucht),
- toevoer via het ver warmingscircuit,
- toevoer via het circuit van de
airconditioning.
Bedieningspaneel
Het systeem wordt bediend via het
bedieningspaneel A
van de middenconsole.
Luchtverdeling
1.
Uitstroomopeningen voor het
ontdooien of ontwasemen van de voorruit.
2.
Uitstroomopeningen voor het
ontdooien of ontwasemen van de zijruiten.
3.
Afsluitbare en verstelbare
zijventilatieroosters.
4.
Afsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.
5.
Uitstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
6.
Uitstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
7.
Uitstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
79Comfort
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor de
ozonlaag. Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
)
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.
)
Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.
)
Controleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen
periodiek ver vangen.
Wij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een
schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
)
Laat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.
)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.
Stop & Start-systeem
De ver warming en de airconditioning werken uitsluitend bij draaiende motor. Als u het
thermische comfort in de auto op het door u gewenste niveau wilt houden, kunt u tijdelijk de
functie Stop & Start uitschakelen (zie de desbetreffende rubriek).
Controles
Luchtfilter en interieurfilter
Oliefilter
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het garantie- en onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto
voor het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de filters periodiek ver vangen
volgens de in het garantie- en
onderhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daar toe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen
.
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Raadpleeg het garantie- en
onderhoudsboekje voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
Deze sticker, die hoort bij het Stop &
Start-systeem, geeft aan dat er een
speciale 12V-loodaccu is gebruikt die
alleen losgekoppeld en/of ver vangen
mag worden door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
12V- accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupolen en -klemmen schoon zijn,
vooral bij warm weer en in de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels losneemt
de rubriek "12V-accu" voor meer informatie
over de te nemen voorzorgsmaatregelen.
245Onderhoud
Roetfilter (diesel)
De eerste keren dat bij een nieuwe auto
het roetfilter geregenereerd wordt, kunt
u een brandlucht ruiken. Dit is volstrekt
normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargenomen
worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor
het milieu.
Handgeschakelde versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Raadpleeg het garantie- en
onderhoudsboekje voor het interval
van de niveaucontrole.
Afhankelijk van de displayuitvoering, wordt het
verstopt raken van het roetfilter als volgt weergegeven:
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Raadpleeg het garantie- en
onderhoudsboekje voor het interval
van de niveaucontrole.
- tijdelijk branden van het
ser vicelampje ter wijl er een
geluidssignaal klinkt en er een
bericht verschijnt dat het roetfilter
verstopt dreigt te raken.
- permanent branden van het
roetfilterlampje ter wijl er een
geluidssignaal klinkt en er een
bericht verschijnt dat het roetfilter
verstopt dreigt te raken
of
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de
omstandigheden het toelaten, met een snelheid
van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje
uitgaat.
Als het lampje blijft branden, raadpleeg dan het
hoofdstuk over het additiefniveau.
Automatische transmissie
De automatische transmissie is
onderhoudsvrij (olie ver versen niet
noodzakelijk).
Raadpleeg het garantie- en
onderhoudsboekje voor het interval
van de niveaucontrole.
P
N MO
L
Oliefilter ......................................................... 244
Oliefilter (ver vangen) .................................... 244
Olieniveau ............................................... 54, 241
Oliepeilstok ............................................. 54, 241
Onderhoudscontroles ..................................... 34
Onderhoudsinter valindicator .................... 55, 57
Onderhoudsinter valindicator resetten ............ 56
Ontdooien.................................................. 87, 95
Opberglade ................................................... 153
Opbergnet ..................................................... 155
Opbergvak..............................................147, 158
Opbergvakken ....... 144, 145, 147, 149, 150, 155
Opbergvakken portieren ............................... 144
Opschakelindicator ....................................... 215
Parkeerhulp achter ....................................... 232
Parkeerhulp vóór ........................................... 233
Parkeerlichten ....................... 124, 127, 264, 268
Parkeerplaatsassistent ................................. 230
Passagiersairbag uitschakelen .................... 188
Persoonlijke instellingen ................................. 60
Plafonniers ............................................ 129, 138
Portieren ....................................................... 112
Portieren ontgrendelen ................................. 100
Portieren openen .......................................... 112
Portieren sluiten .................................... 102, 112 Kinderen ......................................... 169, 171-173
Kinderen (veiligheid) ..................................... 175
Kinderen (veiligheidsvoorzieningen) ........... 162,
163, 167, 169, 171-173, 188
Kinderzitjes .................... 162, 163, 167-169, 174
Kinderzitjes (conventioneel) ......................... 168
Klembeveiliging ............................................. 115
Kleurcode lak ................................................ 297
Kleurendisplay ................................................ 68
Kleurendisplay met
kaartweergave DT ........................ 40, 307, 347
Klokje (instellen) ........................................ 64, 68
Koelvloeistofniveau ....................................... 242
Kofferdeksel sluiten .............................. 102, 114
Koffer vergrendelen ...................................... 114
Koplampsproeiers ......................................... 135
Koplampverstelling ....................................... 130
Krik ................................................................ 255Massagefunctie ............................................... 91
Matten ........................................................... 152
Mat ver wijderen ............................................ 152
Menustructuren display ................ 347, 381, 382
Middenconsole .............................................. 147
Milieu ....................................................... 34, 106
Milieubewust rijden ......................................... 34
Mistachterlicht ............................... 126, 268, 270
Mistlampen vóór .................... 126, 132, 264, 267
Monochroom display ............................... 64, 381
Motoren .................................................292, 294
Motorenoverzicht ..................................292, 294
Motorkap ....................................................... 237
Motorkap, openen ......................................... 237
Motorkapsteun .............................................. 237
Motorolieniveau, controle ............................... 54
Motorolieniveaumeter ....................... 54, 57, 241
Motorruimte ........................................... 239, 240
MP3 (CD) ..............................................366, 367
Multifunctioneel display (met
autoradio) ........................................64, 68, 360
Multimediaspelers ......................................... 339
Lampen (ver vangen) .............................263, 268
Lampen ver vangen ............................... 263, 268
Lane Departure Warning System (LDWS) ... 221
Lange voor werpen ver voeren ...................... 154
Lekke band .................................................... 250
Lichtschakelaar ..................................... 124, 127
Lokaliseren van de auto ................................ 103
Luchtfilter ...................................................... 244
Luchtfilter (ver vangen) .................................. 244Navigatiesysteem.................... 68, 309, 310, 317
Niveaus controleren ............................... 241-243
Niveaus en controles ............................ 239 -243
Noodbediening achterklep ............................ 114
Noodbediening portieren .............................. 113
Noodprocedure starten ................................. 277