Page 329 of 333

IX
!
RIJDEN
13
Parkeerrem vrijzetten
Om bij aangezet contact of draaien-
de motor de parkeerrem vrij te zet-
ten, trapt u het rempedaal in, drukt
u de hendel A
in en laat
u deze ver-
volgens weer los
.
De vrijgezette toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door:
- het doven van het contro-
lelampje P
op de hendel A
,
- de melding "parkeerrem vrijge-
zet" op het display van het in-
strumentenpaneel.
Als u de hendel A
indrukt zonder het
rempedaal in te trappen, wordt de
parkeerrem niet vrijgezet en de mel-
ding "Rempedaal intrappen" wordt
op het instrumentenpaneel weerge-
geven.
Geef, wanneer de auto stil-
staat met draaiende motor,
niet onnodig gas, omdat u
dan het risico loopt dat de
parkeerrem wordt vrijgezet.
Extra stevig aantrekken
U kunt, indien nodig, de parkeer-
rem extra stevig aantrekken
. Dit
gebeurt door de de hendel A lan-
ger te bedienen
, tot de melding
"Parkeerrem extra stevig aangetrok-
ken" op het display verschijnt en er
een geluidsignaal klinkt.
Het extra stevig aantrekken van
de parkeerrem is noodzakelijk
onder de volgende omstandighe-
den:
- wanneer een caravan of aan-
hanger aan de auto is gekoppeld
en de automatische bediening is
geactiveerd terwijl u de parkeer-
rem handmatig bedient,
- wanneer de hellingcondities ver-
moedelijk zullen variëren terwijl
de auto stilstaat (bijvoorbeeld
wanneer de auto vervoerd wordt
op een boot of trailer, of bij sle-
pen).
- In geval van een aangekoppelde
aanhanger, wanneer de auto be-
laden is of op een steile helling
staat, dient u bij het parkeren
een voorwiel tegen de stoeprand
te draaien en een versnelling in
te schakelen.
- Na het extra stevig aantrekken
van de parkeerrem duurt het lan-
ger voordat de parkeerrem weer
is vrijgezet.
Bijzondere omstandigheden
In bepaalde situaties (starten van de
motor...) bepaalt de parkeerrem zelf
zijn aantrekkracht. Dit is normaal.
Wilt u de auto enkele centimeters
verplaatsen zonder de motor te star-
ten, trap dan met aangezet contact
het rempedaal in en zet de parkeer-
rem vrij door eerst de hendel A in
te drukken
en deze vervolgens los
te laten
.
De vrijgezette toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door het
doven van het controlelampje P
op
de hendel en het controlelampje op
het instrumentenpaneel in combi-
natie met de melding "parkeerrem
vrijgezet" op het display van het in-
strumentenpaneel.
Om de goede werking van het sys-
teem en daarmee uw veiligheid te
garanderen, is het aantal keren dat
u de parkeerrem achter elkaar kunt
aantrekken en vrijzetten beperkt tot
acht keer.
Bij overmatig gebruik wordt u ge-
waarschuwd door de melding
“Storing parkeerrem” en gaat een
waarschuwingslampje knipperen.
- het doven van dit con-
trolelampje op het instru-
mentenpaneel,
Page 330 of 333

IX
!
!
14
RIJDEN
Dynamische noodrem
Bij een storing van het hoofdrem-
systeem of bij uitzonderlijke situaties
(onwel worden van de bestuurder,
geven van rijles in de eigen auto
(indien toegestaan)...), kan de auto
worden gestopt door aan de hendel
A
te trekken en deze vast te houden.
De dynamische stabiliteitsregeling
(ESP) zorgt ervoor dat de auto sta-
biel blijft wanneer de dynamische
noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het
systeem van de dynamische nood-
rem verschijnt een van de volgende
meldingen op het display van het in-
strumentenpaneel:
- "Storing parkeerrem".
- "Storing bediening parkeerrem". Bij een defect aan het ESP,
aangegeven door het bran-
den van dit controlelampje,
kan de stabiliteit bij het rem-
men niet worden gegarandeerd. In
dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft
door afwisselend aan de hendel A
te trekken en deze weer los te laten.
De dynamische noodrem
mag alleen in uitzonderlijke
gevallen worden gebruikt.
Als de auto niet kan worden
stilgezet, raadpleeg dan het
CITROËN-netwerk of een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.
Page 331 of 333

IX
!
RIJDEN
15
Raadpleeg als een van deze gevallen zich voordoet zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.
TOESTAND
GEVOLGEN
1
Defect van de elektrische parkeerrem en
weergave van de melding " Storing parkeer-
rem
" en branden van de volgende waarschu-
wingslampjes: Als het waarschuwingslampje van de elektrische parkeerrem in
combinatie met het Servicelampje gaat branden, moet de auto op
een veilige manier worden geparkeerd (vlakke ondergrond, ver-
snelling ingeschakeld).
2
Weergave van de meldingen " Storing par-
keerrem
" en " Storing hill holder
" en het
branden van de volgende waarschuwings-
lampjes:
- De automatische bediening is uitgeschakeld.
- De hill holder is niet beschikbaar.
- De elektrische parkeerrem kan alleen handmatig worden be-
diend.
3
Weergave van de meldingen " Storing par-
keerrem
" en " Storing hill holder
" en het
branden van het volgende waarschuwings-
lampje:
- De functie voor het handmatig vrijzetten van de parkeerrem is
uitgeschakeld.
- De hill holder is niet beschikbaar.
- De functies voor het automatisch bedienen en het handmatig
aantrekken blijven beschikbaar.
Storingen
Page 332 of 333

IX
16
RIJDEN
TOESTAND
GEVOLGEN
4
Weergave van de meldingen "Storing par-
keerrem"
en "Storing hill holder"
en het
branden van de volgende waarschuwings-
lampjes:
en/of knipperen
- De automatische bediening is uitgeschakeld.
- De hill holder is niet beschikbaar.
Om de elektrische parkeerrem te bedienen:
)
Beveilig de auto tegen wegrollen en zet het contact uit.
)
Trek minimaal 5 seconden aan de hendel of totdat de parkeer-
rem wordt bediend.
)
Zet het contact aan en controleer of de controlelampjes van de
elektrische parkeerrem gaan branden.
- Het bedienen duurt langer dan normaal.
- Als het controlelampje (!) knippert of als de controlelampjes niet
gaan branden met het contact aan, werkt deze methode niet.
Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.
Om de elektrische parkeerrem vrij te zetten:
)
Zet het contact aan.
)
Houd de hendel gedurende circa 3 seconden ingedrukt.
5
Weergave van de melding " Storing bediening par-
keerrem - automatische stand geactiveerd"
en
branden van de volgende waarschuwingslampjes:
en/of knipperen
- Alleen de functies van het automatisch bedienen bij het afzet-
ten van de motor en het automatisch vrijzetten bij het wegrijden
zijn beschikbaar.
- Het handmatig bedienen/vrijzetten van de elektrische parkeer-
rem is niet mogelijk en de dynamische noodremfunctie is niet
beschikbaar.
6
Weergave van de melding " Storing parkeer-
rem
" en het branden van het volgende waar-
schuwingslampje:
knipperen
- Als de parkeerrem wordt bediend, kan niet worden gegaran-
deerd dat deze wordt aangetrokken.
- De functie parkeerrem is op dit moment niet beschikbaar.
Als dit het geval is:
)
Wacht ongeveer 3 minuten.
)
Probeer, als na 3 minuten het controlelampje nog knippert, de
parkeerrem te resetten door ofwel hendel A
in te drukken en los
te laten terwijl u het rempedaal intrapt, ofwel door langdurig aan
hendel A
te trekken.
7
Storing accu
- Als het laadstroomlampje gaat branden moet u de auto direct
stoppen (rekening houdend met het overige verkeer) en tegen
wegrollen beveiligen.
- Bedien de elektrische parkeerrem alvorens de motor af te zetten.
Page 333 of 333

X
ONDERHOUD
17
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij
aangezet contact worden
gecontroleerd via de motor-
olieniveaumeter op het in-
strumentenpaneel (volgens
uitvoering) of met de olie-
peilstok.
De controle van het motorolieniveau
is alleen betrouwbaar als de auto op
een horizontale ondergrond staat en
de motor ten minste 30 minuten niet
heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet
bijvullen. CITROËN adviseert u om
elke 5000 km het olieniveau te con-
troleren en, indien nodig, olie bij te
vullen.
Controle met de oliepeilstok
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor"
of "Dieselmotor" om te zien waar de
oliepeilstok zich bevindt in de motor-
ruimte van uw auto.
)
Trek aan het gekleurde uiteinde
om de oliepeilstok volledig uit de
schacht te trekken.
)
Veeg de peilstok af met een
schone, niet pluizende doek.
)
Steek de oliepeilstok weer volle-
dig in de schacht en trek hem er
weer uit om het oliepeil te con-
troleren: het oliepeil is correct als
het tussen de merktekens A
en
B
ligt.
A
= MAXI
B
= MINI
Als u ziet dat het oliepeil
boven het merkteken A
of onder het merkteken B
ligt, start de motor dan
niet
.
- Als het oliepeil boven
het merkteken MAXI
ligt (kans op motor-
schade), neem dan
contact op met het
CITROËN-netwerk
of met een gekwalifi -
ceerde werkplaats.
- Als het oliepeil lager
is dan het merkteken
MINI
, vul dan altijd
motorolie bij.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of
ververst of de motorolie die u wilt
gebruiken overeenkomt met de door
de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor"
of "Dieselmotor" om te zien waar de
olievuldop zich bevindt in de motor-
ruimte van uw auto.
)
Draai de dop van de vulopening.
)
Giet de olie voorzichtig in de
opening om morsen op motoron-
derdelen te voorkomen (dit kan
brand veroorzaken).
)
Wacht enkele minuten en con-
troleer vervolgens nogmaals het
oliepeil met de peilstok.
)
Vul indien nodig nog olie bij.
)
Draai nadat u het oliepeil nog-
maals hebt gecontroleerd de
dop zorgvuldig op de vulopening
en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaume-
ter op het dashboard bij het aanzet-
ten van het contact na 30 minuten
de juiste waarde aangeven.
Olie verversen
Raadpleeg het garantie- en onder-
houdsboekje voor het verversingsin-
terval voor uw auto.
Maak om een verminderde be-
trouwbaarheid van de motor en de
emissieregeling te voorkomen nooit
gebruik van additieven in de motor-
olie.