Page 25 of 333
23
IN EEN OOGOPSLAG
U kunt de parkeerhulp met knop B
in-
en uitschakelen. Als de parkeerhulp
is uitgeschakeld, brandt het controle-
lampje in knop B
.
Parkeerhulp met grafische
weergave en geluidssignalen
Parkeerplaatsassistent
U kunt de functie “Parkeerplaatsassistent”
selecteren door op de schakelaar A
te
drukken als de richtingaanwijzer aan
de kant van de parkeerplaats is inge-
schakeld, de wagensnelheid lager dan
20 km/h is en de auto zich op ongeveer
1,5 m van de parkeerplaats bevindt.
Een continu brandend controlelampje
geeft aan dat de functie ingeschakeld is.
155
157
Dit systeem is bedoeld voor het rijden
op auto- en autosnelwegen en werkt al-
leen bij snelheden hoger dan 80 km/h.
Wanneer u op de toets C
drukt, wordt
deze functie geactiveerd en gaat het
lampje in de toets branden.
Lane Departure Warning
System
Deze functie waarschuwt niet wanneer
u uw richtingaanwijzer gebruikt en ge-
durende de eerste 20 seconden na uit-
schakelen van de richtingaanwijzer.
154
Page 26 of 333

24
ECO-RIJDEN
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een hand-
geschakelde versnellingsbak, rijd dan
rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel
bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling. Volg de aanwijzin-
gen van de schakelindicator (indien
aanwezig) die op het instrumentenpa-
neel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een automati-
sche versnellingsbak of een EGS-versnel-
lingsbak, laat de selectiehendel dan in de
stand Drive "D"
of Auto "A"
(afhankelijk
van het type versnellingsbak) staan en
trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u,
rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebrui-
ken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de
CO
2-uitstoot af en wordt de geluids-
overlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, ge-
bruik dan vanaf een snelheid van on-
geveer 40 km/h de snelheidsregelaar
(indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de
elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de tempera-
tuur in de auto hoog is opgelopen, open
dan alle ruiten en de ventilatieroosters al-
vorens de airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de
ruiten, maar laat de ventilatieroosters ge-
opend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur
die de temperatuurstijging kunnen beper-
ken (blinderingspaneel van het panora-
madak, zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (behalve
bij auto's met een automatische aircondi-
tioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer no-
dig zijn als deze niet automatisch worden
aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel
mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlam-
pen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het
starten niet stationair warmdraaien,
maar rijd zo snel mogelijk weg: uw
auto warmt sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler,
MP3-speler, spelcomputer, enz.) op
de auto aan om het elektriciteitsver-
bruik, en dus het brandstofverbruik, te
beperken.
Koppel externe apparatuur los als u
de auto verlaat.
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot van
uw auto verminderen.
Page 27 of 333

25
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over
de auto: plaats de zwaarste voorwer-
pen in de bagageruimte, zo dicht mo-
gelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweer-
stand (dakdragers, imperiaal, fi etsen-
drager, aanhanger, enz.) van uw auto.
Gebruik liever een dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdragers
en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk
de winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning
(bij koude banden), houd u daarbij aan de
bandenspanning die staat vermeld op de
sticker op de portiersponning aan bestuur-
derszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd niet
is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het
reservewiel en van de wielen van de aan-
hanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden
(olie verversen, oliefi lter en luchtfi lter
vervangen, enz.) en houd u daarbij aan
het door de fabrikant voorgeschreven
interval.
Laat bij het tanken het vulpistool
niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank
stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken
dat pas na 3000 km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.
Page 28 of 333
I
26
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE OF AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
Het instrumentenpaneel bevat de meters en de controle- en waarschuwingslampjes.
A.
Brandstofmeter
B.
Meter:
●
Koelvloeistoftemperatuur
●
Informatie snelheidsregelaar/-
begrenzer
C.
Snelheidsmeter
D.
Toerenteller
E.
Meter:
●
Motorolietemperatuur
●
Stand selectiehendel en weer-
gave ingeschakelde versnel-
ling (Automatische versnellings-
bak)
F.
Bediening:
●
Dimmer dashboardverlichting
●
Resetten dagteller en onder-
houdsintervalindicator
G.
Display van het instrumentenpa-
neel waarop wordt weergegeven:
●
Afhankelijk van de met de
linker rolknop van het stuur-
wiel geselecteerde pagina:
- Digitale weergave van de
snelheid
- Boordcomputer
- Herhaling van de navigatie-
informatie
- Waarschuwingsmeldingen
- Controle van het motorolie-
peil
- Onderhoudsintervalindicator
●
Continu:
- Dagteller
- Kilometerteller
Page 29 of 333

I
27
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Menu "Taalinstelling"
Via dit menu kunt u de taal van het
display en de spraaksynthese kie-
zen.
Menu "Keuze eenheden"
Met dit menu kunt u het metrieke
of Angelsaksische meetstelsel in-
stellen. Met het hoofdmenu kunnen be-
paalde functies van de auto en het
display van het instrumentenpaneel
geprogrammeerd worden:
Hoofdmenu
Het display van het instrumenten-
paneel A
bevindt zich in het midden
van het instrumentenpaneel.
- Als de auto
stilstaat, kan het
hoofdmenu van het display van
het instrumentenpaneel worden
weergegeven door kort op de lin-
ker rolknop B
van het stuurwiel
te drukken.
- Wanneer tijdens het rijden om
het weergeven van het hoofd-
menu wordt verzocht, wordt de
melding " Actie niet mogelijk
tijdens het rijden
" op het dis-
play van het instrumentenpaneel
weergegeven.
Menu "Parameters auto"
Via dit menu hebt u toegang tot het
programmeren van de functies die
te maken hebben met:
- de verlichting van uw auto.
- het comfort van uw auto.
Page 30 of 333