2014 CITROEN C5 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 153 of 333

CITROEN C5 2014  Instructieboekjes (in Dutch) IX
151 
RIJDEN
  De snelheidsbegrenzer, die geen 
invloed heeft op het remsysteem 
van de auto, is bij een steile afda-
ling of een te snelle acceleratie niet 
altijd in staat de ingestelde snel-
heid

Page 154 of 333

CITROEN C5 2014  Instructieboekjes (in Dutch) IX
152 
RIJDEN
SNELHEIDSREGELAAR 
  Dit systeem stelt u in staat om con-
stant met een door u ingestelde 
snelheid te rijden zonder het gaspe-
daal aan te raken. 
  Dit systeem kan handmatig wor-
den

Page 155 of 333

CITROEN C5 2014  Instructieboekjes (in Dutch) IX
!
153 
RIJDEN
   
Gebruik de snelheidsregelaar 
alleen als de verkeersomstan-
digheden het rijden met een 
constante snelheid toelaten. 
  Gebruik het systeem niet als 
het druk is, op slechte wege

Page 156 of 333

CITROEN C5 2014  Instructieboekjes (in Dutch) IX
154 
RIJDEN
LANE DEPARTURE 
WARNING SYSTEM (LDWS) 
  Dit systeem registreert wanneer de 
bestuurder onvrijwillig een rijstrook-
markering (doorgetrokken of onder-
broken streep) overschrijdt. 
  Op

Page 157 of 333

CITROEN C5 2014  Instructieboekjes (in Dutch) IX
155 
RIJDEN
PARKEERPLAATSASSISTENT 
  Dit systeem meet de afmetingen 
van een parkeerplek tussen twee 
autos of obstakels en geeft informa-
tie over: 
   
 
-   de mogelijkheid om in een leeg 
vak

Page 158 of 333

CITROEN C5 2014  Instructieboekjes (in Dutch) IX
156 
RIJDEN
   
Werking 
 
U hebt een beschikbare parkeerplek 
ontdekt: 
   
 
�) 
  Druk op de schakelaar  A 
 om de 
functie te selecteren. 
   
�) 
  Schakel de richtingaanwijzer aan 
de zijde v

Page 159 of 333

CITROEN C5 2014  Instructieboekjes (in Dutch) IX
157 
RIJDEN
  De parkeerhulp is een hulpmid-
del voor de bestuurder die deson-
danks waakzaam moet blijven en 
verantwoordelijk is.  PARKEERHULP VOOREN/OF ACHTER METGRAFISCHE WEERGAVE EN GELUIDSSIG

Page 160 of 333

CITROEN C5 2014  Instructieboekjes (in Dutch) IX
158 
RIJDEN
   
Activeren 
   
Zorg ervoor dat de sensoren in de 
winter of bij slecht weer niet bedekt 
zijn met modder, ijs of sneeuw. Als 
de sensoren vuil zijn, wordt dit bij 
het inschakelen v